Pupesmeul en heermoes zijn plantennamen uit een eeuwenoud Veluws dialect

Ridderzuring, heermoes: in algemeen Nederlands hebben bovenstaande planten al namen met een romantische bijklank. Maar de fototentoonstelling Felwa – natuur in transitie, tot en met eind oktober te zien in het Apeldoornse CODA Museum, geeft de afgebeelde vegetatie nog een extra sprookjesachtig tintje mee. Planten als pupesmeul en fluithout spelen er een hoofdrol: namen afkomstig uit een eeuwenoud Veluws dialect. Pupesmeul is bijvoorbeeld pijpenstrootje, het gras dat dol is op stikstof en daardoor in hoog tempo heideterreinen koloniseert. Fluithout is een synoniem voor lijsterbes: niet voor niets werden er vroeger fluitjes van gemaakt.

Ridderzuring en heermoes.

Foto’s Arja Hop en Peter Svenson

Felwa zelf is een oud Germaans woord voor Veluwe en is te vertalen als „vaag lichtgeel”, lichten fotografen Arja Hop en Peter Svenson op de museumwebsite toe. De kleur van de plaatselijke zandgronden, kortom. Het gebied is de inspiratiebron voor de huidige expositie: Hop groeide er op. Samen met de uit Nieuw-Zeeland afkomstige Svenson besloot ze om het gebied vanuit plantenstandpunt in beeld te brengen.

In de expositie en het gelijknamige fotoboek spelen ook kleurstoffen uit de planten zelf een centrale rol, door middel van een speciaal ontwikkelde techniek. Kleur is in de ogen van beide kunstenaars onlosmakelijk verbonden met „de leefomgeving, ecologie en de conditie van de plant”. Om die reden werd de tentoonstelling eerder deze maand ook geopend door de Groningse bioloog Casper van der Kooi, die vorig jaar de Heineken Young Scientist Award won voor zijn onderzoek naar de oorsprong en functie van kleur bij bloemen en vlinders.

Kleurstoffen uit planten: bijvoet, fluitenkruid en walnoot.

Foto’s Arja Hop en Peter Svenson

Voor de beide fotografen gaan kunst en wetenschap hand in hand. Zo beschrijven ze hoe bovengenoemde ridderzuring na het verdwijnen van kunstmest ten tonele verschijnt, samen met onder andere krulzuring en veldzuring. „Deze plantensoorten maken de bodem op een natuurlijke manier schoon”, aldus Svenson. „Na een aantal jaar keert de diversiteit terug en ontstaat een kruidenrijk landschap met veenbegroeiing en heide.”