Lidstaten WHO bereiken akkoord over pandemieverdrag, maar Trumps VS doen niet mee

„Vandaag is in Genève wereldgeschiedenis geschreven”. Met die woorden sprak de directeur van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), Tedros Adhanom Ghebreyesus, afgelopen woensdag 191 lidstaten toe. Na drie jaar van zware onderhandelingen werd overeenstemming bereikt over een verdrag dat de wereld beter moet voorbereiden op toekomstige pandemieën.

Want hoewel wetenschappers al decennia waarschuwen voor de kans op een pandemie, werd de wereld tóch overvallen door de coronacrisis. Nog terwijl het virus over de wereld raasde, tekende zich een pijnlijke conclusie af: de internationale samenwerking die eigenlijk nodig is om zo’n pandemie in te dammen, mislukte.

China weigerde bijvoorbeeld eerlijke informatie te delen over de oorsprong van het virus – en testen, mondkapjes en vaccins werden zó oneerlijk over de wereld verdeeld dat deskundigen zelfs spraken van ‘apartheid’. Waar landen in het mondiale noorden genoeg vaccins in de koeling hadden om de hele bevolking vier keer in te enten, hadden armere landen op dat moment nog geen één prik tot hun beschikking.

Met het groeiende besef dat een ‘eigen-land-eerst-mentaliteit’ niet werkt bij een mondiale gezondheidscrisis, werd het zaadje gepland voor internationale, juridisch bindende afspraken om een volgende pandemie te bestrijden – en het liefst te voorkomen.

De concept-tekst van het zogeheten Pandemieverdrag kleurde woensdagnacht helemaal groen en kan nu naar de Wereldgezondheidsvergadering worden gestuurd. In mei zal daar het verdrag officieel aangenomen en geratificeerd worden. Vanaf dat moment is het Pandemieverdrag een juridisch bindend document.

1) Wat zijn de belangrijkste punten uit het verdrag?

Het eerste punt betreft afspraken over de inspanningen die alle individuele lidstaten zullen moeten doen om een volgende pandemie te voorkomen. „Alle deskundigen verwachten dat de volgende uitbraak uit de dierenwereld zal komen”, zegt Ellen ’t Hoen. Zij is jurist en deskundige op het gebied van intellectueel-eigendomsrecht en geneesmiddelenbeleid en was bij veel van de onderhandelingen aanwezig, vanuit een adviserende rol. „In dit verdrag erkennen de lidstaten wat de wetenschap al lang zegt: we kunnen geen pandemie voorkomen als we niet nú beter omgaan met dieren en het klimaat. De lidstaten spreken de bereidheid uit om te investeren in allerlei maatregelen in die preventieve hoek”.

Het tweede belangrijke punt behandelt de vraag hoe in een volgende pandemie vaccins eerlijk over de wereld kunnen worden verdeeld. Relatief armere landen moeten straks zelf vaccins kunnen maken. Dat kan alleen als daar genoeg fabrieken voor worden gebouwd én als farmaceuten de intellectuele eigendommen, kennis en kunde van het maken van hun vaccins bereid zijn te delen. Een gevoelige kwestie, en iets dat tijdens de coronapandemie nauwelijks gebeurde.

„Met dit verdrag hebben landen afgesproken dat ze maatregelen gaan nemen om farmaceuten die technologie, kennis en kunde te laten delen met ontwikkelingslanden met productiecapaciteit”, zegt ‘t Hoen. „Doen ze dat niet vrijwillig, dan kunnen landen nu ook dwingend optreden. Dat is een grote stap voorwaarts.”

2) Wat waren de hete hangijzers tijdens de onderhandelingen?

Voor het mondiale zuiden schept het preventie-element een hoop extra verplichtingen, met alle bijbehorende financiële consequenties. „En dat in een tijd waarin rijkere landen hun ontwikkelingsgelden aan het terughalen zijn”, aldus ’t Hoen.

De discussie over de zogenaamde ‘tech-transfer’ van vaccins hield de onderhandelingen tot op de laatste dag gegijzeld, met name vanuit het zwaar verdeelde Europa. Duitsland en Zwitserland, twee landen met een grote farmaceutische industrie, hebben tot in de állerlaatste uren gestreden om zo’n overdracht van intellectueel eigendom ‘vrijwillig’ te laten blijven. De onderhandelingen leken zelfs even te klappen op dat woord.

„Uiteindelijk zijn het landen als Brazilië, China en India geweest die deze onderhandelingen gered hebben”, zegt Remco van de Pas. Hij is als externe onderzoeker Global Governance en Public Health vebonden aan Instituut Clingendael. „Deze landen slaan de brug tussen het mondiale noorden en zuiden. Ze snappen de ergernis van altijd op de tweede rang zitten en afgepoeierd worden met geld in plaats van structurele afspraken. Maar ze hebben inmiddels ook de capaciteiten om te begrijpen wat de argumenten van Europese landen zijn.”

3) Hoe bindend is het verdrag?

Als de tekst eenmaal door de wereldgezondheidsvergadering is, zullen de lidstaten het verdrag ratificeren en is het document juridisch bindend. Maar zoals met meer internationale verdagen, zoals het klimaatakkoord, zijn er geen consequenties als de afspraken niet worden nageleefd.

The proof of the pudding is in the eating”, zegt Van de Pas. „Dit verdrag is een normatief instrument, dat uitlegt hoe landen kúnnen samenwerken. Maar het is straks aan de lidstaten om de maatregelen die nodig zijn daadwerkelijk te implementeren, en daar hangt een prijskaartje aan.”

Net als met klimaatbeleid blijft volgens hem de vraag: willen we nú investeren in een bedreiging die nog niet tastbaar is – en dat betekent ook investeren in bijvoorbeeld productiecapaciteit búiten Europa – of schuiven we het opnieuw voor ons uit? En als het eenmaal tot een pandemie komt, gaan overheden dan daadwerkelijk druk zetten op hun vaccinontwikkelaars, of kiezen ze toch voor hun eigen economische belang?

4) De Verenigde Staten doen niet mee aan het verdrag, op de dag van Trumps inauguratie stapte het land uit de onderhandelingen. Wat betekent dat voor het gewicht van het document?

„We kunnen het niet mooier maken dan het is, de afwezigheid van de VS slaat een gapend gat in dit verdrag”, liet gezondheidsrecht-deskundige Lawrence Gostin van de Georgetown University optekenen in Nature. „Maar de wereld is niet ingestort door de aanval van Trump op de mondiale gezondheid. We kwamen juist samen”.

Betrokkenen zien dit verdrag dan ook vooral als een symbolische stap, een teken dat er nog behoefte is aan het bundelen van de wereldwijde krachten, in een tijd waarin het ‘ieder-voor-zich’ hoogtij lijkt te vieren. „Drie jaar is waanzinnig kort voor onderhandelingen over zo’n wezenlijk en moeilijk onderwerp”, zegt ’t Hoen, die samen met veel andere deskundigen erkent dat de afspraken in het verdrag een stuk minder ver gaan dan in de eerste versie werd beoogd. „Maar dat de 191 landen er samen uitgekomen zijn, en uit wílden komen, dat is geen klein bier. Het is een overwinning voor het multilateralisme.”