In de Soedanese regio Darfur zijn woensdag minstens 57 burgers gedood bij gevechten tussen het regeringsleger en de paramilitaire groep Rapid Support Forces (RSF). Dat meldt persbureau AFP donderdag op basis van medische hulpverleners ter plaatse. De doden vielen bij gevechten om de stad Al-Fashir, provinciehoofdstad van de regio Noord-Darfur. Al-Fashir is de enige stad in de regio Darfur die nog in handen is van het regeringsleger.
Afgelopen weekend vond in dezelfde regio ook dodelijk geweld plaats. Bij aanvallen van RSF op Al-Fashir en twee vluchtelingenkampen vielen volgens de Verenigde Naties meer dan vierhonderd doden. Volgens de VN raakten 400.000 mensen opnieuw ontheemd door de aanvallen op de kampen.
De burgeroorlog in Soedan begon twee jaar geleden. De paramilitaire groep RSF onder leiding van Mohamed Hamdan Dagalo verzet zich tegen het regeringsleger onder leiding van Abdel Fattah al-Burhan. In twee jaar burgeroorlog kwamen volgens de VN tienduizenden mensen om het leven en raakten meer dan twaalf miljoen mensen ontheemd.
Etnische zuivering
Aanvallen van RSF in de regio Darfur, in het westen van Soedan, zijn door mensenrechterorganisatie Human Rights Watch omschreven als etnische zuivering. Het geweld richt zich regelmatig op de Masalit, een etnische minderheidsgroepering in Soedan en buurland Tsjaad. Ook is er in Soedan sprake van toenemende hongersnood. De situatie in het land geldt als een van de grootste humanitaire crises ter wereld.
Dinsdag, exact twee jaar na het begin van de burgeroorlog, maakte RSF bekend een alternatieve regering te willen vormen. In de nieuw te vormen regering wil RSF-leider Dagalo vijftien leden plaats laten nemen, een namens elke regio van het land. In feite heeft RSF alleen militaire controle over het westen en het zuiden van het land. Recent verloor RSF terrein ten opzichte van het regeringsleger, de paramilitaire groep werd onder meer verdreven uit de centraal gelegen hoofdstad Khartoem.
Lees ook
De oorlog in Soedan heeft desastreuze effecten: deze maand zijn conflicten en chaos overgeslagen op buurlanden
Cannabis associëren veel mensen meteen met marihuana, ook wel bekend als wiet: de populaire softdrug die recreatieve gebruikers in coffeeshops kopen. Maar de oudste toepassing van de plant Cannabis sativa is medicinaal, in het oude China. Rond 500 voor Christus brachten de Scythen de plant naar Europa. Vooral de bloemtoppen bevatten stoffen met een pijnstillende en rustgevende werking.
Tegenwoordig gebruiken zo’n 130.000 Nederlanders cannabis voor medicinale doeleinden, vooral tegen chronische pijn, spasmen bij multiple sclerose, misselijkheid bij chemotherapie, migraine, epilepsie en slaapstoornissen. Ze inhaleren de actieve stoffen via een verdamper of gebruiken een extract in de vorm van thee, olie of zalf. Eén op de twintig gebruikers verkrijgt de cannabis op doktersrecept, de rest koopt het in de coffeeshop of kweekt het – illegaal – zelf.
„Nederland loopt wereldwijd voorop als het gaat om het legaliseren en reguleren van medicinaal cannabisgebruik”, vertelt Mexx Holweg (1996), onderzoeker bij de vakgroep tuinbouw en productfysiologie van Wageningen UR. Op 11 juli promoveerde hij op een proefschrift over de groeiomstandigheden van medicinale cannabis. „Medicinale cannabis is legaal sinds 2003, via een strak gereguleerd overheidsprogramma. De productie moet voldoen aan strenge eisen voor de teelt en de verwerking. Maar het probleem is dat de samenstelling kan variëren. Binnen de plant, maar ook binnen en tussen de verschillende teelten in een jaar.”
Waarom slikken mensen niet gewoon een pilletje met die actieve stoffen?
„Dat kan wel. Je hebt ook farmaceutische cannabis – in tabletvorm of als olie – met daarin de belangrijkste actieve stoffen. Een paar van die producten zijn goedgekeurd door de Europese en Amerikaanse medicijnautoriteiten, maar dat zijn er niet veel, en niet voor alle aandoeningen. Bovendien zitten er in de cannabisplant veel méér actieve stoffen. Iedere patiënt reageert daar anders op. Verschillende delen van de plant bevatten die stoffen in verschillende verhoudingen, en je kunt cannabis dan ook in allerlei varianten kopen. Je kunt de behandeling dus afstemmen op de specifieke patiënt.”
Waarover ging jouw onderzoek?
„Ik heb gekeken hoe de groeiomstandigheden van de planten zich vertalen in de hoeveelheden van de actieve stoffen, en de verhoudingen daartussen. Factoren als temperatuur, licht, water en koolstofdioxide hebben daar allemaal invloed op, en ook de timing: wannéér je water geeft, licht toedient, oogst, etcetera. Ik richtte me vooral op de fotobiologie: het effect van licht op de groei. De hoeveelheid licht, maar ook de samenstelling ervan, wat betreft de golflengten.”
Je wilt dat een medicinaal product altijd dezelfde samenstelling heeft
En het doel was dus om de aanmaak van die stoffen te optimaliseren?
„Ja, of eigenlijk: te standaardiseren. Je wilt dat een medicinaal product altijd dezelfde samenstelling heeft. En een ander doel was de teelt efficiënter te maken, vooral om energie te besparen. De teelt van cannabis vergt zo’n twee tot drie keer zo hoge lichtniveaus als die van bijvoorbeeld sla en tomaat. Als je zoveel energie erin steekt, dan wil je ook dat de plant die optimaal gebruikt.”
Wat kwam er uit je onderzoek?
„In een van de experimenten heb ik de planten meer licht gegeven. Het idee was dat dan ook de onderste bloemen meer actieve stoffen zouden gaan maken. Maar het bleek dat de planten die extra energie liever staken in meer groei van de bladeren, stengels en álle bloemmassa. De totale opbrengst neemt dan wel iets toe, doordat de planten meer bloemen maken. Maar het probleem van die ongelijke verdeling van stoffen over de bovenste en onderste bloemen is dan nog niet opgelost.”
Heeft de golflengte ook een effect op de opbrengst?
„Niet in directe zin. We zagen wel dat je met het lichtspectrum de hele architectuur van de planten kunt sturen. Je kunt bijvoorbeeld een meer open gewas kweken. Dat kan meer licht opvangen, wat de groei bevordert. En je kunt kleinere planten kweken. Daarin lijken de actieve stoffen beter verdeeld te zijn tussen de bovenste en onderste bloemen. Je hebt dan weliswaar per plant minder bloemopbrengst, maar kunt wel meer planten telen per vierkante meter.”
Kunnen telers hier al wat mee?
„Jazeker, dit zijn resultaten die je direct kunt vertalen naar de praktijk. Dat is voor mij ook de belangrijkste waarde van mijn onderzoek. Ik ga naar conferenties en praat met telers en toeleveranciers om mijn bevindingen te delen. Die zijn daar al mee aan de slag. Ze stemmen hun ledlampen nu bijvoorbeeld precies af op de spectra die uit ons onderzoek kwamen. Ze zijn er heel blij mee: er was nog nauwelijks iets over dit soort dingen bekend. Andersom zijn wij als onderzoekers heel blij met die vragen uit de praktijk.”
Ga jij nu verder met dit onderzoek?
„Ik heb overwogen om in de academische wereld te blijven, en misschien ga ik dat later alsnog doen. Maar ik ga nu eerst aan de slag bij een bedrijf dat lichtarmaturen produceert voor de teelt van groente- en sierteeltgewassen – en medicinale cannabis.”
Hoe kwam je eigenlijk in dit onderzoek terecht?
„Ik ben begonnen met een hbo-opleiding toegepaste biologie. Dat beviel me wel: ik ben praktisch ingesteld en steek graag de handen uit de mouwen. Ik heb toen de plantenkant gekozen, omdat ik al wist dat ik me wilde focussen op medicinale cannabis. Mijn moeder gebruikte al meer dan twintig jaar pijnstillers. In die tijd werd duidelijk dat de combinatie van opioïden met cannabis een gunstiger effect had dan gewoon méér opioïden gebruiken. Maar er werd nog nauwelijks gekeken naar standaardisering. Na de legalisering van medicinale cannabis kwam er steeds meer onderzoek. Ik zag die trend opkomen en wilde daar heel graag een bijdrage aan leveren.”
We moeten het natuurlijk toch even vragen: heb je zelf cannabisplanten op zolder?
„Nee, daar heb ik geen ruimte voor.” Hij lacht hartelijk. „Ik woon in een piepklein appartement. Ik had één plant op mijn balkon, maar dat vond de huisbaas toch niet zo leuk. Die cannabis had ik niet om te gebruiken, nee. Gewoon omdat ik het een mooie plant vind. Het is ook een siergewas, wist je dat? Ik heb liever cannabis dan een geranium.”
Op het Stationsplein in Utrecht staan ze met zijn vieren, politieagenten voor de schuifdeuren van het Centraal Station. In afwachting van wwer een demonstratie tegen de hongersnood en het geweld in Gaza, ligt hun focus vooral op de demonstranten. De vraag is waar de pro-Gaza „sit-in” zal beginnen. Aandacht voor wat er verder op het plein gebeurt, is er nauwelijks. Toezicht op het plein? Niet hun taak. Dat is werk voor de buitengewone opsporingsambtenaren, de boa’s van de gemeente, die er óók rondlopen. Rondfietsen, liever gezegd: op witte mountainbikes, mét helm, maar ook in een uniform dat maar moeilijk te onderscheiden is van dat van de politieagenten: fluorescerend jack, lichtblauw vest en een goed gevulde gordel met een zaklamp, handschoenen en handboeien.
Wanneer een jongen in zwart T-shirt en grijze jeans wordt aangesproken op de té luide muziek uit zijn zwarte boombox verontschuldigt hij zich met: „Sorry agent”, om gelijk te zeggen „maar wel een goed nummer, toch?”
Groeiende gordel
Toch zijn er verschillen in de uitrusting van politieagenten en die van de boa’s. Zo ontbreekt bij de meeste boa’s een vuurwapen of een wapenstok aan de gordel. De NS wil dat veranderen. Om de toenemende agressie tegen medewerkers een halt toe te roepen, loopt er een aanvraag bij de minister van Justitie en Veiligheid om 75 ervaren medewerkers van de NS-afdeling Veiligheid & Service (V&S) een wapenstok mee te geven: een korte kunststof buis met rubberen bekleding van ruwweg veertig centimeter. Zodat ook die V&S-medewerkers, speciale boa’s, in dienst van NS, beter toegerust kunnen handhaven op de stations en in de trein.
Lees ook
Eerder zag NS een wapenstok voor personeel niet zitten, waarom nu wel? ‘Niets doen is geen optie meer’
De NS hoopt dat de wapenstok daar iets aan kan doen. Maar het is de vraag of het werk voor die spoor-boa’s er echt veiliger op wordt, of juist extra agressie kan oproepen.
Terughoudend
Gemeenten hebben de afgelopen vijf jaar al ervaring opgedaan met beter bewapende boa’s: onder meer in de vorm van een pilot, onder regie van het ministerie van Justitie en Veiligheid in 2021. Sinds vorig jaar januari loopt een tweejarige proef in Amsterdam. Uit de schaarse (tussentijdse) evaluaties blijkt dat die Amsterdamse ordehandhavers de stok nauwelijks nodig hebben gehad. Bij twee derde van de incidenten werd er alleen mee gedreigd, dat was al voldoende om oplaaiend geweld onder controle te krijgen. Waarmee het succes van die wapenstok nog niet aangetoond is: want er was nog onvoldoende bekend om definitieve conclusies over het nut van die wapenstok te trekken.
Zo’n 11 procent van het geweld door de afdeling Veiligheid & Service van de NS was onrechtmatig of disproportioneel.
De vraag of de wapenstok de veiligheid van personeel en de omgeving echt verbetert, is daardoor lastig te beantwoorden. De meeste boa’s voelen zich veiliger mét wapenstok en willen die het liefst houden. Zij zien dat hun takenpakket in de loop van de jaren enorm is uitgebreid en ook hun gezag op straat is toegenomen. Want de boa is inmiddels uitgegroeid tot een korps van semi-agenten dat uitgaansgebieden en het openbaar vervoer veilig moet houden. Een uitkomst, want sinds de politie zich vanwege capaciteitsgebrek meer is gaan richten op opsporing en minder op handhaving, vullen boa’s dat gat op.
Maar daardoor komen boa’s ook vaker in gevaarlijke situaties terecht. Hoewel hun actieradius langzaam maar zeker uitdijt – vanwege de dreiging van drugscriminaliteit in bossen mogen sommige „groene” boa’s nu al een vuurwapen dragen – groeit de roep om verdere uitbreiding van de uitrusting.
Risico op escalatie
Niet iedereen is daar voorstander van. Een deel van de NS-medewerkers, maar ook deskundigen, vrezen dat het wapen escalerend kan werken, waardoor die wapenstok juist kan veranderen in de grootste vijand van die schaduwpolitie.
Toen de Haagse afdeling van de VVD opriep om gemeentelijke boa’s met de wapenstok uit te rusten, wilde het college van B en W daar juist niets van weten: „In Den Haag worden onze boa’s getraind om op een de-escalerende wijze op te treden”, aldus het college vorige maand in het AD. „Het gebruik van een korte wapenstok past niet binnen deze benadering.”
Het Amsterdamse vervoerbedrijf, GVB, lonkt ook naar die wapenstok. Tegen NRC geeft een woordvoerder aan „met interesse naar de NS-pilot te kijken”. Maar ook in Amsterdam, waar GVB-boa’s de orde handhaven, wachten ze af of dat niet escalerend kan werken en „een wapenstok juist het tegenovergestelde effect heeft”.
„Dreigen met een stok kan mensen nog bozer maken”, vreest Jaap van Lakerveld, één van de onderzoekers van het rapport over de pilot uit 2021. „En in kleine ruimtes, zoals de trein of de metro in Amsterdam, kan een ordehandhaver niet echt een vluchtroute kiezen als de stok wordt afgepakt.”
Je moet je echt afvragen of je hiermee niet de deur te ver open zet. Straks willen andere vervoersbedrijven hun medewerkers ook uitrusten met wapenstokken.
Een opvallend detail uit zijn onderzoek, aldus Van Lakerveld: vooral minder ervaren boa’s staan achter de wapenstok. Terwijl boa’s met wat meer ervaring juist beducht zijn voor toename van geweld. Van Lakerveld vermoedt dat de „jongere boa’s onzekerder zijn” en daarom graag „een back-up optie” willen hebben. „Als ze meer ervaren zijn, vertrouwen ze op hun mond om de boel te bedaren. Dat zou juist een reden zijn om de wapenstok thuis te laten: met voldoende kennis en kunde kun je problemen pratend oplossen, pratend de-escaleren.”
Controle Alt Delete, een organisatie die buitenproportioneel politiegeweld door wetshandhavers aankaart, noemt nog een ander bezwaar. De woordvoerder van de organisatie wijst op jaarverslagen van de politie, de toezichthouder van de boa’s. In de jaren 2023 en 2024 was respectievelijk 89 en 89,5 procent van het gebruikte geweld door NS-boa’s rechtmatig. Zo’n 11 procent was dat niet, of disproportioneel. „Een flink aandeel dus, zeker in vergelijking met de percentages van de politie, waarbij het percentage ‘niet professionele’ geweldsaanwendingen al jaren onder de één procent liggen”, aldus de woordvoerder.
Buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) voeren actie op de Dam om meer aandacht te vragen voor agressie tegen handhavers. Foto Koen van Weel/ANP
Privaat bedrijf
In de discussie speelt ook het geweldsmonopolie van de staat een rol. Die is nu voorbehouden aan de politie én boa ‘s, als het om het publieke domein gaat. Jaap Timmer, politiesocioloog bij de Vrije Universiteit Amsterdam, zet vraagtekens bij uitbreiding van dat monopolie naar NS, „een private onderneming”, zoals hij dat noemt: „bij de boa’s die tot nu toe met wapenstokken zijn uitgerust, kan je in ieder geval zeggen dat het gaat om mensen die vallen onder overheidsinstanties.” De staat is dan wel honderd procent aandeelhouder van NS, maar dat maakt het bedrijf volgens Timmer nog geen overheidsinstantie. „In 2000 ging de spoorwegpolitie op in de Nationale Politie. Een belangrijke reden om de NS-medewerkers toen geen geweldsbevoegdheid te geven, was het geweldsmonopolie. Dat moest echt bij de politie blijven liggen”, zegt de socioloog.
Als het ministerie van Justitie en Veiligheid het verzoek van NS inwilligt, zou dat volgens Van Lakerveld in feite de terugkeer van de spoorwegpolitie betekenen. „Je moet je echt afvragen of je hiermee niet de deur te ver openzet. Straks willen Arriva, Connexxion of andere vervoersbedrijven die wapenstok ook. Met die gemeentelijke boa’s is de gemeentepolitie terug van weggeweest. Nu is de spoorwegpolitie met hetzelfde bezig, alleen nu in een commerciële editie.”
Lees ook
Onderzoek: ‘Taser geeft kleine kans op ernstig letsel bij verdachte’
Welke treinen ik ook miste in het leven, ik heb tenminste Morgan Freeman in het echt gezien. Hij verscheen aan mij op het Ravinia Festival, sinds 1904 een groots en meeslepend zomers openluchtmuziekfestijn in het betoverende Highland Park op een klein uur sporen ten noorden van Chicago.
Daar was hij, toegejuicht door duizenden Amerikanen, op het podium van het grote muziekpaviljoen voor Morgan Freeman’s Symphonic Blues Experience met het Chicago Symphony Orchestra, een symfonisch bluesprogramma met de acteur als gids door de geschiedenis van het genre. Die is voor hem als zwarte jongen uit de Mississippi-delta een zielsverwant verhaal van pijn, hoop en weerbaarheid, waar de nu 88-jarige acteur als executive producer met ziel en zaligheid zijn reputatie aan verbond.
Wat een schitterende daad op die leeftijd, en dat met dit orkest. Maar het past. Ravinia is de zomerresidentie van het Chicago Symphony Orchestra (CSO), dat er onder Ravinia-chef Marin Alsop en anderen in juli en augustus het grote repertoire speelt maar daarnaast consequent en serieus crossover-grenzen aftast, vooral in de richting van de pop- en filmmuziek.
Echte popmuziek is er ook, dit jaar van Earth, Wind & Fire, Lenny Kravitz, Beck, James Taylor en Al Green. Maar in het licht van de huidige grote vragen over de transformerende plaats van cultuur in de wereld is Ravinia vooral een interessante plek om te ontdekken hoe en met welk artistiek rendement een toporkest als dat van Chicago in een overgangstijdperk van mono- naar multicultuur de bakens verzet.
Disney
Afgelopen week ging het op die route all the way. Donderdag wijdde het orkest onder leiding van Edwin Outwater en met de Chinese sterpianist Lang Lang als artistiek middelpunt een heel programma aan Disney-filmmuziek van het stokoude Snow White (1937) tot recentere producties als Mulan (1995), The Lion King (2010) en Frozen (2013). En een dag later was er dus Freeman, wiens aanwezigheid iets anders uitpakte dan ik verwachtte.
Live was wel en niet het woord. Zijn bijdrage als gastheer bleek een soort bluesdocumentaire met Freemans vooraf opgenomen commentaren op een groot beeldscherm achter het orkest. Die fungeerden als verbindend narratief voor een set bluesklassiekers door een uitstekende gelegenheidsband die de orkestarrangementen van dirigent Martin Gellner op wat bigband-achtige uitroeptekens na helaas volledig overstemde.
Wel verscheen Freeman voor de show op het podium om wat kinderlijke vragen te beantwoorden over zijn lievelingsboek en zijn favoriete gerecht uit Chicago.
Maar zijn stem was er wel. Dat zijn blues-saga de Wikipediaclichés niet oversteeg deerde geen hond. Zoals Freeman blues uitspreekt, met de in hete avondzon gebraden klinker extra lang, dat is een wereld in een woord. Schmier naar hartelust, held, over hoe de mensen uit de Mississippi-delta in bittere tijden de pijn van zich af zongen. Hoe ze op zoek naar een beter leven naar Chicago en Detroit trokken, waar ze via de rock ’n roll het kraambed werden voor de popmuziek van rock ’n roll tot Rolling Stones.
‘The Disney Book’ van de Chinese pianist Lang Lang’s op muziekfestival Ravinia Tong Hao / Ravinia
Fentanylzombies
Amerikanen zijn zo ontzettend goed in wat je op papier verderfelijk zou moeten vinden: de swingende probleemstelling, de soepele bewijsvoering. Wel had je de muzikanten meer willen horen bloeden, of verbindingen willen horen leggen met de Amerikaanse pijn van nu – die van de daklozen, de illegalen, de Fentanylzombies in Californië waar ik me in mei kapot van ben geschrokken. In deze helse tijden waar de blues voor is gemaakt kom je er niet met een paar covers van Ray Charles en Sam Cooke. Voor zo’n confronterende aanpak is Ravinia blijkbaar niet het podium. Dit was Omroep MAX over de tegencultuur van grootvaders tijd, een sentiment geworden droefenis.
Ook Lang Lang leverde een dag eerder Heile Welt per strekkende meter. Maar wat was het ondanks de wat botte geluidsversterking goed, ook omdat dat prachtige orkest nu wél te horen was. Wat je als onwillige cultuursnob van die glans en glitter op kon steken was de in dit klassieke klankgewaad zo schokkend hoorbare idiomatische verbondenheid van Hollywood met de klassiek-romantische Europese traditie.
Je wist allang hoe Europese emigranten als Erich Wolfgang Korngold en Max Steiner in Hollywood de negentiende eeuw tot ver na sluitingstijd hadden voortgezet, maar gespeeld door een van ’s werelds grote pianisten en met de symfonische arrangementen van dirigent Edwin Oudwater herrijst deze principeloze maar knap gemaakte clichémuziek als extreem vercommercialiseerde variant op de kaskrakers in het Concertgebouw, en niet eens veel slechter.
Flair van kitsch
In de solostukken voor piano hoorde je Lang als de beste barpianist ter wereld met de betoverend doorzichtige flair van kitsch op zijn best alle weerstand in de lobby breken, in de orkestarrangementen een versuikerde Rachmaninoff. De echte Rachmaninoff bezocht in zijn Amerikaanse jaren trouwens samen met Vladimir Horowitz de Disney-studio, en zag er Mickey Mouse op het witte doek een van zijn preludes spelen. Voor de film Fantasia gebruikte Disney al in 1940 fragmenten uit Stravinsky’s Sacre du Printemps. Zo nauw waren de banden, raakten op papier incongruente culturen met elkaar verweven in een wereld die veel minder dan de Europese hechtte aan verplichte afstand tussen verheffing en amusement. Aan de Amerikanen in Highland Park is ook te zien dat ze zijn opgegroeid zonder die alles belemmerende scheiding tussen hoge en lage cultuur. Zelden zag ik zo’n divers, letterlijk en figuurlijk kleurrijk publiek van jong tot oud, in graad van gekleedheid variërend van grunge tot lieflijk overdressed.
Als om vijf uur de poort van Highland Park opengaat, overspoelt de klasseloze massa het groene gras met transportkarretjes, stoelen en tafels, picknickmanden, tafelkleedjes, wijnkoelers en kandelaars. En wat een professionals hier. Lang en de blues zijn allebei precies op tijd klaar voor de trein naar Chicago, die voor de deur een eigen halte heeft, en na het Lang Lang-concert zeker voor de helft was gevuld met Chinezen die hun volksheld kwamen horen. Vroeger kortten ze in Ravinia zelfs opera’s in om het publiek de treinaansluiting niet te laten missen. Ik zou er schande van moeten spreken. Maar ik heb Morgan Freeman in het echt gezien, ik kan tevreden sterven.