
Elf faillissementen, en nog eens drie bedrijven die uit Nederland dreigen te vertrekken of de machines hebben stilgezet. Dat is de stand van zaken na ruim een jaar kaalslag in de recycling van afvalplastic. Al met al, zo becijfert de Vereniging Afvalbedrijven, valt ongeveer een derde van de capaciteit van de sector in Nederland weg. Terwijl gebruik van een kilo gerecycled plastic wel 1 tot 2,5 kilo aan broeikasgassen scheelt.
De zaken staan er dus beroerd voor, en de reddingsboei die staatssecretaris Chris Jansen (PVV, Milieu) toewerpt, stemt recyclers niet optimistischer. Hij wil bedrijven leningen aanbieden om niet failliet te gaan. Maar die gaan „de problemen niet oplossen”, aldus Jeroen Stein van de Vereniging Afvalbedrijven. „Waar de sector behoefte aan heeft, is een gezonde bedrijfsvoering. Niet méér schulden.”
Healix is een van die plasticrecyclers in zwaar weer. Het Maastrichtse bedrijf verwerkt afgedankte touwen en netten uit visserij en landbouw, maar sinds december staan zijn machines stil. Oprichter Marcel Alberts is „teleurgesteld” over het aanbod van Jansen. „Veel recyclers zijn al tot hun nek gefinancierd.” Een lening erbij noemt hij „geen reddingsboei, maar een molensteen”.
In december nam de Tweede Kamer een motie van Volt aan die opriep plasticrecyclers financieel te ondersteunen. Dat wil Jansen nu doen via kredieten, want hij vindt subsidiëring van de noodlijdende sector „een kostbare zaak”. Ook omdat „het onduidelijk is hoelang deze situatie nog zal aanhouden”. Daarnaast wijst hij op Europese regels die financiële ondersteuning van bedrijven door de staat bemoeilijken.
De leningen zouden voor een paar jaar moeten worden verstrekt. „Het bedrijf moet in de kern wel levensvatbaar zijn”, schrijft Jansen. Het kabinet schat hiermee vijf tot tien bedrijven te kunnen helpen.
Alberts van Healix wijst erop dat recyclingbedrijven vaak zelf al leningen hebben afgesloten; toen ze begonnen hebben ze geld van investeerders gekregen, soms zelfs van familie en vrienden. Extra leningen gaan volgens hem niet helpen. „Wij hebben vooral behoefte aan wet- en regelgeving waardoor wij kunnen concurreren met nieuw plastic. Twee, drie jaar geleden was nieuw plastic twee keer zo duur als nu en liepen de zaken nog prima.”
Rekmiddel
Ook topman Jan Lenstra van recycler Veolia denkt niet dat leningen zijn sector gaan helpen. „Het is een rekmiddel. Het probleem is dat nieuw plastic te goedkoop is. Dat lossen we niet op met leningen.”
Zijn fabriek in het Twentse Vroomshoop draait nu een „aanzienlijk lagere” productie. Ze maakt van oude boterkuipjes en ketchupflessen nieuwe grondstof, die wordt gebruikt voor producten van doppen tot stofzuigers. De fabriek draait nu quitte. Dat ze niet verlieslatend is, dankt ze vooral aan klanten die bereid zijn iets meer te betalen voor een duurzaam product.
De recyclingmarkt heeft last van lage prijzen van nieuw plastic, dat in grote hoeveelheden wordt geïmporteerd uit met name Azië. Concurreren is voor de recyclers extra lastig door hoge energieprijzen en personeelskosten. „We vrezen bovendien dat de concurrentie uit China nog heviger wordt door de [Amerikaanse] importheffingen”, zegt Stein. „Scheepsladingen plastic dat voor dat voor de Verenigde Staten is geproduceerd” dreigen daardoor „onze kant” uit te komen.”
De Vereniging Afvalbedrijven pleit voor nieuwe wet- en regelgeving. Onder de huidige economische omstandigheden heeft de sector zo’n 100 miljoen euro per jaar nodig om overeind te blijven, schat de branche.
„Het mooiste zou zijn als de vervuiler betaalt”, zegt Alberts. „Bijvoorbeeld met een CO2-heffing op nieuw plastic, of een verplichting om gerecycled plastic te gebruiken.”
Over zo’n ‘bijmengverplichting’ van gerecycled plastic bij de productie van nieuwe verpakkingen wordt al jaren gepraat. Het vorige kabinet wilde al in 2027 een landelijke bijmengverplichting invoeren, maar onduidelijk is of de PVV-staatssecretaris dat doorzet. De Europese Unie heeft plannen in 2030 een bijmengverplichting in te voeren. „Maar”, zegt Lenstra, „wie leeft er dan nog om dat gerecyclede plastic te maken?”
Chemische recycling
Een alternatief voor de gangbare mechanische plasticrecycling, chemische recycling, zit al helemaal in zwaar weer. Uit onderzoek van adviesbureau Rebel Group blijkt dat er vorig jaar nauwelijks chemische recycling plaatsvond in Nederland. Anders dan bij mechanische – versnipperen en versmelten – wordt plastic bij chemische recycling afgebroken tot op de ‘bouwstenen’, waardoor het weer een soort olie wordt. Dat heeft als voordeel dat het eindproduct heel schoon is, waardoor het bijvoorbeeld als voedselverpakking gebruikt mag worden. Bij mechanische recycling mag dat meestal niet.
Werd in 2022 nog 20 kiloton plastic chemisch gerecycled, in 2024 was dat nog maar 0,6 kiloton, aldus Rebel Group. De ‘kunststofketen’ had als doel in 2030 550 kiloton chemisch te recyclen. Dat lijkt nu onhaalbaar. Voor het onderzoek benaderde bedrijven noemen financiering een belangrijk „knelpunt”.
Blue Cycle is een van de bedrijven in chemische recycling die vorig jaar failliet zijn gegaan. Eric Witvoet, voormalig interim-directeur: „Als je moet concurreren tegen Chinees materiaal dat beneden de Europese kostprijs wordt geleverd, houdt het op een gegeven moment op. Terwijl we deze techniek en initiatieven moeten koesteren. Anders verdwijnen ze naar het buitenland.”
Lenstra van Veolia merkt daarnaast dat innovatie tot stilstand komt door de huidige marktomstandigheden. „Eigenlijk willen wij de marketingafdelingen van fabrikanten nog verder tegemoetkomen. We zouden bijvoorbeeld een heel zuivere witte kleur kunnen leveren uit gerecycled materiaal, door nog meer op kleur te gaan scheiden.”
Dat zit er voorlopig niet in. „We kunnen wel een beter product maken tegen hogere kosten, maar dat heeft weinig zin als we het niet kunnen verkopen.”
