
Wetenschappelijke kennis kan alleen ‘streng’ objectief zijn als ook de perspectieven van vrouwen en andere onderdrukte groepen worden erkend en serieus genomen. Hun standpunten zijn cruciaal voor inzicht in de wetenschappelijke en sociale werkelijkheid.
Dat was de overtuiging van de invloedrijke Amerikaanse feministische en postkoloniale filosoof Sandra G. Harding, die begin maart op 89-jarige leeftijd in de VS overleed.
Begin jaren tachtig werd Harding een belangrijke stem in het opkomende vakgebied ‘feministische epistemologie’ (kennisleer). Dat onderzoekt hoe kennis, gender, kleur en sociale context samenhangen, een geëngageerde vorm van onderzoek met zowel empirische als normatieve inzet, gericht op emancipatie.
In The Science Question in Feminism (1986) onderscheidde Harding drie benaderingen van feministische kennisleer: empirisch, ‘standpunt theoretisch’ en postmodern. De eerste wil bestaande wetenschap verbeteren door patriarchale vooroordelen te bestrijden, de tweede benadrukt het ‘standpunt’ van vrouwen en andere gemarginaliseerde groepen, de derde wijst het idee van objectieve wetenschappelijke waarheid af.
Dat zijn ook nu nog herkenbare posities in feministische filosofie en sociale wetenschap, al zijn inmiddels vele varianten en vertakkingen gegroeid. Ook in haar eigen werk combineerde Harding diverse epistemologische benaderingen.
Hegel en Marx
Rode draad bleef Hardings overtuiging dat ook wetenschappelijke kennis niet tijdloos is maar ‘sociaal gesitueerd’, het product van een sociale gemeenschap. Dat speelt al in het begin van onderzoek, de context of discovery: wie betaalt het, welke vragen worden gesteld? Harding wees het idee van objectiviteit niet af, maar ‘sterke objectiviteit’ ontstaat pas als ook kennisposities worden opgenomen uit de ‘levende ervaring’ van vrouwen, niet-witte minderheden en gekoloniseerde volken.
Zij hebben volgens Harding vaak scherper inzicht in de sociale werkelijkheid dan dominante groepen, een idee dat schatplichtig is aan het denken van Hegel over de dialectische relatie tussen ‘meester en knecht’ of (bij Marx) tussen sociale klassen. De ‘knecht’ ontwikkelt een ‘dubbel bewustzijn’ omdat hij zichzelf en zijn meester ziet als subject, terwijl die hem reduceert tot een object.
Sandra Harding werd in 1935 geboren in San Francisco, in een gezin dat gebukt ging onder de economische crisis van de jaren dertig. Tijdens haar studie aan Rutgers University voorzag ze in haar levensonderhoud als serveerster en telefoniste. Na haar huwelijk, met een filosoof die ze aan de universiteit had ontmoet en met wie ze twee dochters kreeg, gaf ze wiskundeles en werkte ze als eindredacteur van teksten.
Begin jaren zeventig hervatte ze haar studie, in1973 promoveerde ze op de kennisleer van de Amerikaanse filosoof Quine. In die jaren werd Harding gegrepen door de vrouwenbeweging. Aan de University of Delaware, waar ze in 1986 tot hoogleraar werd benoemd, zette ze een programma op voor vrouwenstudies. In de jaren negentig vertrok ze naar de University of California in Los Angeles, waar ze hoogleraar gender en educatie werd en leiding gaf aan het Centrum voor Vrouwenstudies.
Ook buiten de universiteit zette Harding zich in voor feministische en post-koloniale wetenschap. Ze zat vanaf de jaren tachtig in de redactie van het vooraanstaande feministische tijdschrift Hypatia, later in die van Signs (2000-2005), adviseerde de VN en gaf wereldwijd lezingen. In 1987 verbleef ze in Nederland als gastdocent aan de Universiteit van Amsterdam. Tot haar bekendste werk horen The Scientific Question in Feminism (1986) en Whose Science? Whose Knowledge? (1991).
Weerklank en kritiek
Haar ideeën over wetenschap en ‘standpunt-theorie’ vonden breed weerklank, maar riepen tegelijk kritiek en zelfs afkeer op. In de Amerikaanse science wars van de jaren negentig over het waardevrije karakter van wetenschap, werd ze door critici als Richard Dawkins gehekeld als een verspreider van ‘slechte wetenschap’. Als bewijsstuk diende met name haar ‘lachwekkende’ typering van Newtons mechanica als een „verkrachtingshandleiding”, op grond van gewelddadige metaforen over moeder natuur die moet worden gedwongen haar geheimen prijs te geven. In feite stelde Harding in die passage in The Science Question in Feminism de provocerende maar niet bij voorbaat onzinnige vraag waarom ‘machine’-metaforen in de 17de-eeuwse natuurwetenschap door historici worden gezien als redelijk en terzake, maar die andere niet.
In de hitte van de culture wars won spot over haar werk het vaker van inhoudelijke tegenspraak. Harding stond mede model voor de ‘Sokal hoax’ (1996), een parodie op postmoderne filosofie die uit Europa naar de VS was overgewaaid en waarin volgens fysicus Alan Sokal jargon het won van analytische helderheid.
Meer inhoudelijke critici vreesden dat ‘standpunt-epistemologie’ afglijdt naar relativisme, ondanks haar notie van ‘sterke objectiviteit’. Andere kritiek luidde dat in haar werk een verborgen universalisme zat, de aanname dat alle leden van onderdrukte groepen hetzelfde perspectief hebben, een verwijt dat ze bestreed met een beroep op verschillende soorten diversiteit, ook binnen groepen.
Hardings werk heeft uitlopers gekregen in sociologie van de wetenschap en in aandacht voor inheemse perspectieven als serieus te nemen vormen van kennis en niet als fascinerende folklore. Het raakt ook aan een recente notie als ‘epistemologische rechtvaardigheid’, ontwikkeld door filosoof Miranda Fricker. Tegelijk is kritiek op ‘standpunt-theorie’ een vast ingrediënt gebleven in intellectuele en politieke culture wars, die met het aantreden van Donald Trump als president van de Verenigde Staten een nieuwe fase zijn ingegaan.
In een interview op YouTube zei Harding er acht jaar geleden dit over: „Het is opvallend dat standpunt-theorie nog steeds extreem controversieel is. Toch weet het zich nu al veertig jaar te handhaven. Het laat zien dat er iets in zit dat de moeite waard is om over na te denken.” Dat zal zo blijven, zegt ze, want: „Telkens als een nieuwe groep het podium van de geschiedenis opstapt, zeggen ze: hé, vanuit ons perspectief zien de dingen er heel anders uit.”
