De Russen komen! Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie werd die kreet iets van vroeger tijden, toen Nederlanders piekerden of ze liever een Rus in de keuken hadden of een raket in hun achtertuin. De Rus kwam toen niet – en het is nog de vraag of Poetin straks wel komt. Toch was er een tijd, niet eens zo heel lang geleden, dat deze waarschuwing geen angstvisioen betrof, maar de daadwerkelijke nadering van Russische soldaten.
We schrijven de herfst van 1799. Ten noorden van Amsterdam werden bloedige veldslagen uitgevochten die beslisten over het lot van de Bataafse Republiek. Nederlanders en Fransen stonden tegenover Britten en Russen en na een maand strijd bleven zo’n 25.000 mannen dood of gewond achter op het slagveld.
Nederland vocht sinds 1795 aan de zijde van het revolutionaire Frankrijk. De Britten besloten daarom tot een invasie om de Nederlandse vloot onschadelijk te maken en Amsterdam te veroveren, om zo de gevluchte Oranje-stadhouder Willem V weer aan de macht te helpen. De Russische tsaar Paul I stelde 17.500 man ter beschikking om hierbij te helpen.
Zijn troepen werden getransporteerd door de Britse marine. Grenadier David Horvitz schreef over die reis (geciteerd in Latten: Invasie 1799. Onheil in Noord-Holland): „Wij Russen konden niet wennen aan de rantsoenen die onze bondgenoten ons voorschotelden; witte scheepsbeschuit, erwten, gezouten vlees en rum. Mannen van de Dnjepr gedijen bij rundvlees, rogge en wodka.”
Veldslag bij Bergen
Medio september 1799 gingen de Russen onder bevel van generaal Ivan Ivanovitsj Hermann von Fersen bij Den Helder aan land. De Britten hadden al een deel van Noord-Holland in handen en hun bondgenoten werden meteen in de strijd geworpen: bij Bergen kwam het op 19 september tot een eerste veldslag.
De opmars vanuit de duinen verliep voorspoedig en de Russen namen ’s ochtends Bergen in. De joodse Horvitz noteerde in zijn dagboek: „Zodra de roes van de overwinning in de aderen stroomt, vergeten wij onszelf. Dan ontwaakt de plunderaar in de Russische soldatenziel. Ik ben niet beter dan de anderen, maar wie ooit een pogrom heeft meegemaakt, is niet tot plunderen in staat.”
Later die dag deden de Frans-Bataafse troepen een tegenaanval, die dramatische gevolgen had voor de Russen. David Horvitz en zijn kameraden verdedigden zich bij de ruïne van een kerk. „Ik zag Ilja, onze kleine dichter, voorover vallen en Evgeni gewond raken. Bloed gutste uit een wond aan zijn borst. Mitjoesja stortte voor mijn ogen neer.”
Dit waren wilden, duivels uit de hel die voor niets terugdeinsden
De Russen sloegen op de vlucht, en 1.300 mannen werden gevangen genomen – onder wie generaal Hermann. Horvitz, die was ontkomen, concludeerde die avond: „Wie met de vijand danst, moet niet verbaasd zijn als hij op je tenen gaat staan.”
Op 2 oktober zetten de Britten en Russen een nieuwe aanval in op Bergen en Alkmaar – deze keer met succes. De Fransen en Nederlanders trokken zich terug op een linie bij Castricum, waar op 4 oktober de beslissende slag van de campagne plaatsvond. Dat was niet de bedoeling van de Britse bevelhebbers van de invasiemacht, maar lokale schermutselingen liepen door de ongedurigheid van de Russen uit de hand.
Een Franse soldaat zag de Russische kozakken op hun „kleine, schriele paardjes” op zich afkomen. Hij hoorde boven het gebulder van de kanonnen hun gegil – „afschuwwekkende keelklanken” – en stond doodsangsten uit. „Dit waren wilden, duivels uit de hel die voor niets terugdeinsden.”

Bataafse huzaren
Castricum veranderde die dag zes keer van eigenaar. Horvitz arriveerde in de loop van de dag bij het dorp. Hij zag „smeulende huizen, vensters als holle ogen, verminkte lijken op de grond”. Een van de nieuwelingen in zijn eenheid braakte zijn middagmaal uit. „Zenuwen. Nog even, dan zou hij zijn vuurdoop ontvangen.”
Een Bataafs regiment huzaren zorgde later die middag voor de beslissing in de slag: de Britten en Russen moesten zich met zware verliezen terugtrekken. De Russische kolonel Alexander Dubiansky werd gevangen genomen en naar de Frans-Bataafse opperbevelhebber Guillaume Brune geleid. Die verklaarde dat de Russen „als leeuwen hadden gevochten”, aldus Dubiansky in zijn memoires. „Zie deze met lijken bedekte heuvels. Uw soldaten vochten zich liever dood dan zich over te geven. En dat alles voor de Engelsen die, zoals uzelf hebt gezien, zich van de poten van een kat bedienden, om de kastanjes uit het vuur te halen.”
De slag bij Castricum betekende het einde van de geallieerde campagne. Op 18 oktober werd in Alkmaar de vrede getekend en op 30 november scheepten de laatste invasietroepen zich in. David Horvitz was niet rouwig om zijn vertrek. Veel van zijn kameraden die niet gesneuveld waren, overleden door malaria, veroorzaakt door de muggen die welig tierden in door de Nederlanders onder water gezet gebied. „Wij zijn met zovelen minder. Geen sterke taal meer, geen toespelingen op de overwinning, rijke buit of willige vrouwen.”
Het verhaal van deze invasie kent een bijzondere epiloog. Generaal Hermann, die was vrijgelaten na wekenlang te zijn gefêteerd in Amsterdam, betaalde die gastvrijheid terug in 1812, toen na de desastreus verlopen Russische veldtocht van Napoleon Nederlandse krijgsgevangen officieren bij hem werden ingekwartierd. Hij gaf de Nederlanders, zo herinnerde een officier zich later, „het meest welwillend onthaal”.
Toen ze in 1814 na Napoleons abdicatie naar huis mochten, gaf Hermann een afscheidsdiner, waar hij tot tranen toe geroerd zijn gasten te kennen gaf dat hij „de brave Hollandse natie steeds hoog zou vereren, en zijn vroeger onthaal in Holland genoten, altijd in dankbaar aandenken houden zou”.
