Premier Dick Schoof ging deze donderdag in gesprek met de vier coalitiepartijen over de financiering van een Europees herbewapeningsplan. Schoof vergaderde sinds 10.00 uur met de partijen over de zogenoemde ‘eurobonds’. Over dat onderwerp heerst tweespalt in de coalitie: drie van de vier partijen (PVV, BBB en NSC) zijn tegen. Het gesprek van donderdagochtend heeft nog geen uitsluitsel gegeven. Volgens BBB-leider Caroline van der Plas vergaderen ze „later op dag” verder met Schoof, dat zou rond 17.00 uur deze middag zijn.
Aanleiding is het Europese defensieplan, waar Schoof vorige week in Brussel al namens het Nederlandse kabinet mee akkoord ging. De Europese Commissie wil 800 miljard euro vrijmaken voor de herbewapening van het continent, waarvan 150 miljard euro een Europese lening is op de kapitaalmarkt. Een ander onderdeel van het voorstel is dat landen de Europese begrotingsnormen mogen negeren om daarmee hun eigen defensieversterking te financieren.
Hoewel Schoof al een Nederlands ‘ja’ heeft verkocht aan de andere EU-lidstaten in Brussel, ontstond deze week in de Tweede Kamer toch een meerderheid die zich tegen het plan keerde. Zo diende JA21 deze week een motie in waarin de partij het kabinet opriep tegen de financieringswijze te stemmen.
Dwarsliggen in Brussel
Naast BBB en PVV stemde tot verrassing van oppositiepartijen en de VVD ook NSC voor de motie van JA21. Partijleider Pieter Omtzigt stelde „fundamenteel tegen eurobonds en het loslaten van begrotingsnormen te zijn”. Jarenlang bepleitte de VVD een vergelijkbaar standpunt, maar de situatie in Oekraïne heeft ertoe geleid dat de liberalen van gedachte zijn veranderd.
De door drie coalitiepartijen bewerkstelligde meerderheid brengt Schoof in een spagaat: of hij moet naar Brussel om de inhoud van de motie uit te voeren, en als enige EU-lidstaat dwarsliggen terwijl hij al voor het plan heeft gestemd. Als de premier dat niet doet, strijkt hij driekwart van het huidige kabinet tegen de haren in. In de spoedbijeenkomst van donderdagochtend vonden de partijen nog geen oplossing, later op de dag vergaderen ze verder.
Lees ook
Hoe de motie van Eerdmans Dick Schoof én Pieter Omtzigt met een enorm probleem opzadelde
Liveblog oorlog in oekraïne
Belangrijkste Kremlinadviseur noemt het voorgestelde bestand ‘alleen in het voordeel van Oekraïne’
Hij bestaat nog altijd, de pagina met coronacijfers op de site van het RIVM. Wie die afgelopen week bekeek, zag: er is een flinke golf sterfgevallen. Afgelopen januari en februari stierven 3.200 méér mensen dan het RIVM op basis van de bevolkingsopbouw had verwacht. Die extra sterfgevallen waren praktisch allemaal ouderen, blijkt uit data van het instituut: onder de 65 jaar stierven ‘maar’ 110 mensen meer dan verwacht, de rest van de zogenoemde ‘oversterfte’ kwam van 65-plussers. De oorzaak: niet het coronavirus, maar griep.
Het coronavirus is niet weg. Vorige winter was er een enorme besmettingsgolf – zelfs veel meer mensen raakten besmet dan in de golven tijdens de coronajaren. Dit jaar is dat anders: er lijken nooit eerder zo weinig besmettingen te zijn geweest in de winter, de tijd waarin luchtwegvirussen sneller rondgaan. Maar er was wél een zware griepgolf. Covid-19, de ziekte die wordt veroorzaakt door het coronavirus, wordt inmiddels geregeld overvleugeld door de griep (afkomstig van het influenzavirus).
Na Covid is bij het publiek het bewustzijn gegroeid hoe ernstig griep kan zijn
Dat laatste is de media niet ontgaan, signaleert Susan van den Hof, hoofd epidemiologie infectieziekten bij het RIVM: „Over de recente griepepidemie hebben we buitensporig veel vragen kregen.” Veel meer dan in 2018, toen er ook een ernstige griepepidemie heerste. „Na Covid is bij het publiek het bewustzijn gegroeid hoe ernstig griep kan zijn”, zegt Van den Hof. Het laat volgens haar zien dat er door de coronapandemie „echt meer aandacht is voor infectieziekten”.
Die aandacht „moet niet leiden tot onnodige angst”, benadrukt Van den Hof. „Wel is het goed dat het publiek beseft dat zo weer een nieuwe pandemie kan uitbreken – volgende week, of over dertig jaar.” Het klaarstaan voor zo’n uitbraak wordt in beleidsstukken „pandemische paraatheid” genoemd. Bij die paraatheid hoort dat de overheid een goed beeld heeft van de verspreiding en ernst van infectieziekten.
Monsters
Dat beeld heeft het RIVM tijdens de coronapandemie aangescherpt en aangevuld. Vóór corona leunde het op wekelijkse meldingen van huisartsen over patiënten met luchtwegklachten. Tijdens de pandemie kwamen daar tal van bronnen bij, zoals het grootschalig meten van virusdeeltjes in rioolwater, wat daarvoor beperkt gebeurde.
Die rioolmetingen geven een landelijk beeld: uit elke zuiveringsinstallatie (ruim driehonderd in het land) worden meerdere keren per week monsters van het water genomen. Het RIVM onderzoekt hoeveel virusdeeltjes die bevatten. Het resultaat wordt uitgedrukt in honderd miljard virusdeeltjes per honderdduizend inwoners. In de week van 17 februari – om iets te noemen – was dat getal 75. Tijdens de grote besmettingsgolf in december 2023 lag deze virusdeeltjesfactor op 4.343, het dubbele van de hoogste piek tijdens de coronacrisis.
Dit beeld wordt aangevuld met de zogeheten Infectieradar. Daarvoor vullen elke week ongeveer 11.000 mensen vragenlijsten in over hun gezondheid. Bij luchtwegklachten doen de meeste deelnemers een zelftest, waarbij ze wattenstaafjes (swabs) door hun neus of keel halen. Op verzoek van het RIVM sturen elke week maximaal tweehonderd willekeurig gekozen personen hun staafje naar het laboratorium. Sinds oktober 2022 worden de uitslagen ook opgenomen in de Infectieradar. Die laten bijvoorbeeld zien dat in de tweede week van januari van dit jaar het aantal mensen met influenza A (griep) bijna drie keer zo groot was als met Covid.
Dergelijke precieze observaties zijn te danken aan de coronapandemie, vertelt Van den Hof: „Toen konden ineens dingen die eerder niet konden.” Zo vlaste het RIVM al langer op gedetailleerde gegevens over mensen die met ernstige luchtwegklachten werden opgenomen in een ziekenhuis. „Dat kregen we jarenlang niet voor elkaar bij de ziekenhuizen”, zegt Van den Hof. „Tijdens Covid lukte het, omdat iedereen de noodzaak ervan inzag.”
Het RIVM moest er vaak wel hard aan trekken om de informatie te krijgen. Toen het testen bij de GGD’s vaart had gekregen, kreeg het RIVM wel de (positieve) meldingen binnen, maar niet de bijbehorende persoonsgegevens. „Die wilden we koppelen aan andere gegevens van het CBS, bijvoorbeeld om te zien in welke groepen Covid zich het snelst verspreidde”, vertelt Van den Hof.
Om daarvoor alsnog toestemming te krijgen, moest ze 25 brieven sturen aan evenzoveel GGD’s, met allemaal een eigen jurist: „Gekkenwerk natuurlijk.” Uiteindelijk kwamen deze gegevens van de GGD’s via een andere route bij het CBS terecht.
Piramide
Kort na de extreme besmettingsgolf in de winter van 2023-2024 werden sommige datarapportages gestopt. Het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding, dat jarenlang had bijgehouden hoeveel covidpatiënten in de ziekenhuizen lagen, rapporteert sinds april 2024 geen ziekenhuiscijfers meer.
In de laatste cijfers kon je nog zien dat die besmettingsgolf van vorige winter maar een klein golfje opnames op de IC veroorzaakte. Er komt nu af en toe nog wel een coronapatiënt op de IC, maar zo weinig dat dit niet meer centraal hoeft te worden geregistreerd, stelt een woordvoerder.
Ook het RIVM krijgt geen gegevens meer uit de ziekenhuizen. Die vormen, net als rioolmetingen, vaccinatiegegevens en huisartsmeldingen, een stukje van de puzzel die het RIVM tijdens een pandemie moet zien te leggen. Zelf spreekt Van den Hof van de ‘surveillancepiramide’, die epidemiologen hanteren bij infectieziekten. Die loopt van alle mensen die de ziekteverwekker dragen – in de onderste laag van de piramide – tot de mensen die aan de ziekte overlijden, in de punt.
Deze piramide geeft niet alleen een bijna realtime beeld van de pandemie, maar maakt het ook mogelijk scenario’s te maken voor het verdere verloop. Tenminste, als alle lagen in het bouwwerk goed worden opgemetseld. En dat is volgens Van den Hof niet het geval, want de ziekenhuiscijfers ontbreken.
Bezuinigen
Deels heeft dat praktische oorzaken. Nederland telt bijna negentig ziekenhuizen, met verschillende ict-systemen. „De gegevens over opnames moesten veelal handmatig worden ingevoerd”, zegt Van den Hof. Dat is tijdrovend en ondoenlijk als je alle ernstige luchtweginfecties constant wilt volgen. „Daarom zou je die gegevens geautomatiseerd willen verzamelen uit elektronische patiëntendossiers”, zegt ze. „En de uitslagen uit het laboratorium heb je ook nodig, om te volgen welke ziekteverwekkers zorgen voor de opnames.”
Zulke wensen stuiten nu nog op juridische bezwaren, die de tweede verklaring vormen voor de ontbrekende gegevens. Door privacyregels is het in Nederland vaak niet toegestaan data te delen. „In vergelijking met veel andere landen is het zicht op infectieziekten hier helemaal niet zo slecht”, vindt Van den Hof. „Maar bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk en Scandinavië kunnen data met belang voor de volksgezondheid gewoon worden verzameld en doorgegeven.”
In sommige landen kunnen data met belang voor de volksgezondheid gewoon worden verzameld en doorgegeven
Nederland werkt aan wetgeving die meer mogelijkheden biedt om gegevens te delen. „Het ziet ernaar uit dat we binnenkort de ziekenhuisdata zullen krijgen”, zegt Van den Hof. „Maar niet de patiëntengegevens, die je bijvoorbeeld nodig hebt om te monitoren hoe goed vaccins werken. Daarvoor is die wetswijziging nodig.”
Een complicatie is dat het kabinet 300 miljoen euro wil bezuinigen op de pandemische paraatheid. „Het RIVM zal extra moeten bezuinigen”, zegt Van den Hof. Mogelijk wordt de Infectieradar afgeslankt. „Maar dan wel op zo’n manier dat we die snel weer kunnen opschalen, als er een nieuwe pandemie uitbreekt.”
Lees ook
Hans Brug (RIVM) is bezorgd over bezuinigingen: ‘De doelen voor preventie halen we niet’
‘Mijn ouders zijn gehuwd in 1956. Mijn moeder was de jongste van vier kinderen. Haar vader had een boerderij in de Betuwe met een grote pruimenboomgaard, wat koeien en varkens. Mijn oma had een slechte gezondheid en mijn moeder verzorgde haar. Na hun huwelijk gingen mijn ouders bij oma en opa inwonen. Mijn vader werkte in Vianen; doordeweeks had hij daar een kosthuis, in de weekenden kwam hij naar de boerderij.
Mijn ouders kregen drie kinderen, een zoon in 1957, een dochter in 1959, en in 1962 ben ik geboren, nog op de boerderij. Later dat jaar verhuisden we naar Vianen. Opa bleef op de boerderij, oma verhuisde mee en is dat jaar bij ons thuis overleden.
Mijn ouders zien er zo gelukkig uit op hun trouwfoto. Zij wisten toen nog niet hoe relatief kort hun leven zou zijn. Mijn vader werd ziek in het voorjaar van 1978. Hij had uitgezaaide longkanker en een hersentumor, en is in december thuis gestorven. Net zoals ze dat bij mijn oma deed, heeft mijn moeder hem tot het laatste moment verzorgd.
Mijn moeder was de liefste vrouw van de wereld. Na het overlijden van mijn vader viel het leven haar zwaar. Zij werd depressief. In november 1979 kwam ik op een dag laat in de middag uit school – 6-vwo, ik moest dat schooljaar eindexamen doen. Er stond een politieauto voor de deur. Toen wist ik het al: mijn moeder is er niet meer. Ze was 44 jaar en had ervoor gekozen om een einde aan haar leven te maken. Er was in die tijd niet veel professionele hulp bij depressie. Althans, mijn moeder heeft die hulp niet gekregen.
Wij, de kinderen, zijn ondanks alles goed terechtgekomen. Het eindexamen in 1980 heb ik gehaald, zelfs met goede cijfers. Onze opvoeding tot aan hun overlijden is kennelijk goed genoeg geweest om ons een stevige basis te geven om verder te gaan. Daar zal ik hen altijd dankbaar voor zijn.”
Deze column eindigt met een verdwaalde piemel. Dan weet je dat maar meteen. Er was weinig tot geen noodzaak om daar vandaag over te schrijven: het NH Helpt-item waaraan ik de term verdwaalde piemel’ ontleen werd dinsdag al uitgezonden. Maar het geval wil dat dat item donderdagavond laat pas op mijn pad kwam, en toen bleek het zo’n zeldzame parel dat ik het niet over mijn hart kon verkrijgen om erover te zwijgen. Ik gun het elke lezer om het weekend in te gaan met de term ‘verdwaalde piemel’. Vooral na weken als deze. „Juist nu”, zeggen ze dan.
Dat besluit bracht me wel in een heel lastig parket, want de programma’s die ik verder had gekeken sloten niet per se aan op het voornoemde thema. Sterker: ik moest bijzonder hard zoeken naar een manier om deze column toch in de richting van die verdwaalde piemel te duwen. Door een freudiaanse bril herkeek ik enkele praatprogramma’s, in de hoop toch een fallisch haakje te vinden.
Ik begon met goede moed bij actualiteitenprogramma Nieuws van de Dag (Talpa), waarvan de kijkcijfers sinds een flitsende start in januari behoorlijk zijn gedaald. Donderdag werd er een poging gedaan om onheilsthema’s (flatbewoners doodsbang na massale kraak van 60 woningen!) af te wisselen met een beetje entertainment: op de agenda stond onder meer Max Verstappen. Gunstig, want bij mannen in snelle auto’s zijn fallussymbolen zelden ver weg. Maar ik strandde vroegtijdig in een lang, technisch item over ministeries die moesten bezuinigen. Verslaggever Jeroen Holtrop was naar Den Haag gestuurd om aan ambtenaren te vragen wat ze de afgelopen week hadden gepresteerd en of ze hun functie zelf nuttig vonden. Ik overwoog iets te doen met de term ‘lullig’, maar dat bracht me net niet helemaal waar ik moest zijn.
Wedstrijdje ver pissen
Misschien dat Ongehoord Nieuws (ON!) een snellere route kon verzorgen naar die verdwaalde piemel. Daar liet presentator Tom de Nooijer bij een discussie over bijzonder onderwijs bijvoorbeeld de term ‘wedstrijdje ver pissen’ vallen toen een JA21’er en een FvD’er deden wie er het meeste wist over Thorbecke. Hier school enige potentie in, maar wederom niet genoeg. Uiteindelijk besloot ik maar aan het knutselen te slaan met de woorden van de orthodox christelijke uitgever Tom Zwitser, die vond dat Geert Wilders premier had moeten worden en ‘Deepstate Dick’ dus op de verkeerde plek zat.
Dick op de verkeerde plek… dan zou je ook kunnen zeggen: Dick is de weg kwijt. Dick is lost, in goed Engels. Nee, ik ben verre van trots op deze brug, maar je snapt hopelijk wel waar hij eindigt. Dus als je er zelf even overheen stapt heb ik je eindelijk waar ik je hebben wil en kan ik je deze zin voorleggen: Ria zoekt verdwaalde piemels. Zo, we zijn bij de kern.
De in Purmerend woonachtige Ria plaatste namelijk een online oproep op NH Helpt, onderdeel van NH Nieuws (de regio-omroep van Noord-Holland). In een bijbehorende tv-rubriek worden wekelijks Noord-Hollanders geïnterviewd die hulp of producten zoeken of aanbieden. En dit keer was dus de beurt aan de goedgehumeurde Ria, die liet zien wat ze al aan piemels verzameld had. Piemelbeeldjes, piemelmokken, piemelrietjes: haar woonkamer stond er vol mee. Die collectie wilde ze graag nog verder uitbreiden. Grootte en vorm deden er niet toe, zei Ria. „Een piemel is een piemel. Klein, dik, dun – alle soorten en maten piemels kan ik gebruiken.”
Nadat ik dit inspirerende interview vier keer had bekeken zocht ik Ria’s oproep op. Die was op de site van NH Nieuws makkelijk terug te vinden onder de kernachtige kop ‘Piemels’, en begon met de mooiste zin die ik vooralsnog in 2025 ben tegengekomen. „Ik spaar bij toeval piemels”, schreef Ria, „en heb al een hele verzameling. Wie heeft er nog een verdwaalde piemel staan om toe te voegen aan mijn collectie?”
Nu slingeren er in mijn huis geen piemels rond, maar ik hoop dat iemand dit leest en denkt: verrek, ik heb er nog eentje op zolder liggen. Stuur dat ding naar Ria, alsjeblieft. Dan ga ik zelf even twee weken bijkomen van dit fallische uitstapje. Ik meld me als ik weer naar de premier kan kijken zonder onverhoopt te denken aan een verdwaalde piemel.