Autoriteit Persoonsgegevens waarschuwt: nieuw Wetboek van Strafvordering houdt onvoldoende rekening met privacy

Het nieuwe Wetboek van Strafvordering beschermt belangrijke rechten en vrijheden rondom persoonsgegevens niet genoeg, dat schrijft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) donderdag in een persbericht.

Het kabinet wil met het nieuwe Wetboek de mogelijkheden flink uitbreiden voor politie en justitie om grote hoeveelheden persoonsgegevens te verzamelen. Op deze voorgestelde vernieuwing van het Wetboek voerde de AP een toets uit, waaruit blijkt dat het wetsvoorstel onvoldoende rekening houdt met de gevolgen van de (grootschalige) gegevensverwerkingen en met Europese privacywetgeving.

Op een aantal belangrijke punten schiet het wetsvoorstel tekort, meldt de AP: gegevens die niet relevant zijn voor een opsporingsonderzoek worden te lang bewaard en regels voor het analyseren en onderzoeken van grote databestanden ontbreken. Dit kan gevolgen hebben voor mensen die nooit verdachte zijn, maar bij het verzamelen van digitaal bewijs als ‘bijvangst’ in de politiesystemen belanden.

De autoriteit stelt naar aanleiding van deze bevindingen dat minister van Justitie en Veiligheid David Van Weel (VVD) het wetsvoorstel moet aanpassen.

Noodzakelijke vangrails

AP-voorzitter Aleid Wolfsen zegt in een toelichting: „Natuurlijk moeten politie en justitie in dit digitale tijdperk moderne bevoegdheden hebben om criminaliteit op te sporen. Maar het kabinet lijkt nu te vergeten de noodzakelijke vangrails te bouwen.”

In het AP-rapport staat dat de balans tussen efficiënte opsporing en bescherming van fundamentele rechten verloren dreigt te gaan met de invoer van het nieuwe Wetboek. De toezichthouder adviseert daarom om het nieuwe Wetboek aan te passen voordat het van kracht gaat. Als de overheid dat niet doet, bestaat volgens de AP het risico dat sommige regels zullen botsen met Europese wetten rondom privacy.

Aan het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt al jaren gewerkt. Het wetboek is verouderd en wordt daarom volledig herzien. In de regels staat hoe autoriteiten te werk mogen gaan bij de opsporing, vervolging en berechting van verdachten. Volgende week debatteert de Kamer opnieuw over het voorstel.