De boerin wordt in Europa nog altijd achtergesteld bij de boer

Albertine Ekkels-van ’t Hoog (34) is boerin. Met haar man Bart en twee compagnons zit ze in de maatschap Boerderij Koldermelk in Nijeveen. Maar als er een verkoper of adviseur bij haar op het erf komt, gebeurt het regelmatig dat die naar de boer vraagt. „Je moet duidelijk aangeven dat jij ook kennis van zaken hebt”, zegt Ekkels-van ’t Hoog. Ze ziet het niet per se als discriminatie, zegt ze. „Eerder als een gemiste kans van die verkoper of adviseur om zaken te doen.”

Discriminatie en uitsluiting van vrouwen komt in de landbouw nog steeds veel voor, zegt Bettina Bock, hoogleraar inclusieve plattelandsontwikkeling aan Wageningen University & Research. Dat heeft onder meer te maken met hardnekkige stereotypering. „Vraag mensen wat ze zich inbeelden als ze aan een boer denken, en velen zien een hardwerkende man, die zwaar werk doet, met grote machines.” Hetzelfde doet zich volgens haar voor in sectoren als het leger, de brandweer, de staalindustrie, de scheepsbouw. „Het heeft denk ik te maken met een oerbeeld van kracht en gevaar. Vrouwen worden daarin als kwetsbaarder gezien.”

Het stereotiepe beeld van een ‘boer’ is nog steeds dat van een hardwerkende man die werkt met zware machines

Ook heerst nog steeds het idee dat een boerenbedrijf over moet gaan van vader op zoon. „In principe zijn er geen juridische belemmeringen voor een dochter om het bedrijf over te nemen”, zegt Bock. Maar het gebeurt volgens haar weinig, doordat de culturele en sociale norm nog steeds is dat de zoon het bedrijf overneemt. „Die verwachting wordt vaak al vroeg in de opvoeding gewekt.” Ze haalt cijfers uit Noorwegen aan. In 1974 kwam er een nieuwe wet die stelt dat het oudste kind, ongeacht gender, het boerenbedrijf erft. Maar nog steeds is slechts 11 procent van de bedrijven er nu in handen van een vrouw. „Er zijn inmiddels wel meer dochters die het boerenbedrijf overnemen dan vroeger, maar het is nog steeds een minderheid.”

Voor Internationale Vrouwendag (8 maart) heeft de universiteit een aantal rapporten samengebracht over de positie van vrouwen in de landbouw, die ook dienen als input voor mogelijke hervormingen van het Europese landbouwbeleid. 2026 is door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties uitgeroepen tot jaar van de internationale boerin.

Boerderij Koldermelk in Nijeveen.
Foto Wouter de Wilde

Grass ceiling

Hoeveel van de agrarische bedrijven in Europa worden gerund door een vrouw? „Voor de Europese lidstaten ligt het gemiddelde op 30 procent, maar voor Nederland is het 6 procent”, zegt Bock. Dat percentage is volgens haar wel vertekend, want het gaat alleen om boerinnen die bedrijfshoofd zijn. „Dat is waar de statistiek zich op dit moment toe beperkt.” Het bedrijfshoofd is degene die de meeste uren in het bedrijf werkt, en qua aandelen de grootste maat is. „Dat is vrijwel altijd de man. Maar Nederland kent veel boerenbedrijven die in maatschap worden gerund, en waar ook vrouwen in zitten. Die telden we eerder wel mee. Dan kom je op 30 procent uit, vergelijkbaar met het Europees gemiddelde.” Koplopers in Europa zijn Letland en Litouwen, waar 45 procent van de boerderijen gerund wordt door een vrouw.

Bock werkt mee in verschillende, door de EU gesubsidieerde onderzoeksprojecten rond vrouwen in de landbouw. Een ervan is Grass ceiling, een project van drie jaar voor de empowerment van plattelandsvrouwen en bevordering van innovaties geleid door vrouwen. Aan dit project neemt Albertine Ekkels-van ’t Hoog deel, samen met circa zeventig andere boerinnen uit onder meer Spanje, Italië, Zweden en Litouwen.

In Letland en Litouwen wordt 45 procent van de boerderijen gerund wordt door een vrouw, in Nederland 6 procent

Ekkels-van ’t Hoog is mede-eigenaar van het boerenbedrijf waar zij werkt, maar dat is volgens haar niet vanzelfsprekend. „Soms is dat geen gewenste situatie, bijvoorbeeld op een bedrijf dat al generaties in een familie zit.” Het gevolg is, zegt zij, dat een vrouw mogelijk geen officiële beslisbevoegdheid heeft, en geen geld opbouwt in het bedrijf. „Dat ze geen geld krijgt voor het werk dat ze doet op de boerderij, maakt een vrouw afhankelijk van de man.”

Ook de Brusselse bureaucratie kan daarbij in de weg zitten. In Brussel staat landbouw te boek als een sector met zelfstandige ondernemers, niet als een beroep of bedrijf met werknemers. Bock: „Alleen in het laatste geval moet je je houden aan de regels tegen discriminatie die het directoraat-generaal voor werkgelegenheid handhaaft.”

Foto Wouter de Wilde

Sociaal en lokaal

Vrouwen in de landbouw beginnen hun onderneming vaak klein, zegt Bock. Ze willen eerst uitproberen wat werkt – ook om niet te veel financiële druk op het bedrijf te leggen, dat vaak (mede) in handen is van haar man, plus diens familie. „Het is moeilijk om daar met nieuwe ideeën tegen de gewone gang van zaken in te gaan.” Bovendien is op het platteland de kinderopvang, de school, het ziekenhuis niet naast de deur, praktische belemmeringen voor de boerin die naast het bedrijf ook een gezin runt.

„Maar als een vrouw dan een kleine lening van de bank wil, blijkt die vaak lastiger te krijgen dan een grote lening”, zegt Bock. Leningen zijn meestal gericht op technologische innovaties en op verhoging van de productie, die bedoeld is voor de wereldmarkt. „Hoe meer koeien, hoe meer melk, des te beter. Het moet liefst groots en meeslepend zijn.”

Wat vrouwen doen is volgens Bock vaak eerder sociaal en lokaal. Ze beginnen een camping naast het boerenbedrijf, of een winkel, of een zorgboerderij. Dat is ook innovatief, maar een bank ziet dat lang niet altijd zo. „Ze herstellen met zulke initiatieven vaak het contact met hun omgeving.”

Ekkels-van ’t Hoog vertelt hoe het er bij hen in Nijeveen uitziet. Op het melkveebedrijf houden ze zeventig koeien en zeventig stuks jongvee. Daarnaast hebben ze gezamenlijk een zelfbedieningswinkel opgezet. „Mensen kunnen daar melk, yoghurt, ijs, jam, kaas en eieren kopen”, zegt Ekkels-van ’t Hoog. Haar man houdt ook nog vijfhonderd schapen, die op aanvraag parken in Nijeveen, Meppel en Steenwijk begrazen. „Maar daar bemoei ik me niet mee.”

Zij is onlangs voor zichzelf begonnen met een eigen onderneming. Ze ontwikkelt een digitaal platform waarbij boerderijruimtes door heel Nederland geboekt kunnen worden, bijvoorbeeld voor vergaderingen of workshops. „Ik heb tot nu toe 120 bedrijven in Nederland gevonden die een boerderijruimte hebben. Er zijn er nog veel meer, alleen kan ik ze niet makkelijk vinden op het internet.” Ze hoopt gebruikers op deze manier meer in contact te brengen met „het mooie platteland”. Volgens haar zijn vrouwen in de landbouw meer gericht op verbinding met de samenleving dan mannen. „Ik ben geen trekkerpersoon.” Het geeft haar vertrouwen dat ze voor haar initiatief is genomineerd in de wedstrijd ‘Jong agrarisch talent 2025’. „Ik stap niet zo snel naar voren. Maar nu denk ik: oké, mijn idee is toch wel wat!”

Ze is ook blij met haar deelname aan het Europese project Grass ceiling. Boerinnen uit verschillende landen kunnen er goed met elkaar sparren, zegt ze. „Je kent elkaars onzekerheden. Je voelt je gesteund.”

Foto’s Wouter de Wilde

Minder schulden

Juist door de inbreng van vrouwen is de landbouw er de afgelopen decennia heel anders gaan uitzien, zegt hoogleraar Bock. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de focus te liggen op schaalvergroting en productie, dankzij ruilverkaveling en mechanisatie. „Door de concurrentiestrijd blijven er steeds minder boerenbedrijven over, dat is nog steeds gaande.” Vrouwen die met een boer trouwen, komen steeds vaker van buiten de landbouw, vanuit een eigen beroep. Ze helpen mee op het agrarische bedrijf, maar willen ook een eigen loopbaan. Zij beginnen die camping, winkel, zorgboerderij. „We zien dat deze multifunctionele bedrijven het financieel heel goed doen. Ze hebben vaak minder schulden dan het puur agrarische bedrijf.”

De intensieve, op productie gerichte landbouw stuit op steeds meer grenzen door de uitstoot van stikstof en broeikasgassen. Ook verslechtert de waterkwaliteit doordat bestrijdingsmiddelen en (kunst)mestresten via akkers terechtkomen in sloten en rivieren. Bock: „De landbouw beweegt naar dat multifunctionele. Naar duurzamer, meer natuurinclusief. Gericht op de leefbaarheid van het platteland, waarin vrouwen zo’n belangrijke rol spelen.

Toch richt het beleid richt zich nog steeds sterk op productieverhoging, technische innovaties en de wereldmarkt. Bock ziet het ook bij de huidige minister van Landbouw (Femke Wiersma, BBB) en bij de fractievoorzitter van de BBB. Beiden zijn weliswaar vrouw, maar ze staan allebei voor de traditionele landbouw. „Wat ze laten zien en horen, gaat over productie, productie, productie. Dat willen ze beschermen.” Daarnaast ziet ze een kleine, maar erg uitgesproken en invloedrijke groep boeren, met de agro-industrie achter zich. „De producenten van veevoer, van machines, de slachterijen, die zich heel slim buiten beeld weten te houden. Die verdienen niet zo goed aan het multifunctionele model, want die houdt de verwerking en verkoop veel meer in eigen hand.”

„Het zou goed, en ook gewoon fair zijn als de positie van vrouwen op agrarische bedrijven formeel beter geregeld was”, zegt Bock. Het beleid zou een meer diverse landbouw moeten steunen, die niet alleen gericht is op productie en technologische innovatie. „Dat zou goed zijn voor vrouwen, én de agrarische sector, én Nederland.”

Foto Wouter de Wilde