De Finse politie heeft de op Eerste Kerstdag in beslag genomen olietanker Eagle S zondag vrijgegeven, schrijven Finse media. Het schip voer op de feestdag langs Finland en Estland toen stroomkabels tussen de twee landen beschadigd bleken. Finland sleepte de tanker vervolgens naar een Finse haven, maar ziet geen reden om die daar nog langer aan de ketting te houden. Het schip wordt onder begeleiding van een patrouillevaartuig uit de territoriale wateren van het Noord-Europese land geëscorteerd. Drie bemanningsleden moeten in Finland blijven.
De Finse alarmbellen gingen direct rinkelen toen de Eagle S, die onder de vlag van de Cook-eilanden vaart en waarvan de eigenaar niet bekend is, langs de beschadigde kabels gevaren bleek te hebben. De olietanker behoort tot de zogeheten schaduwvloot; een groep schepen die Rusland helpt om westerse handelssancties te omzeilen maar ook wordt ingezet voor sabotage en spionage. Het schip voerde eind 2023 al verdachte activiteiten uit voor de kust van Nederland, bleek uit onderzoek van NRC.
Lees ook
Nederlandse zeekabel doelwit van Russisch spionageschip dat eerder sabotage pleegde in de Oostzee
De Finse regering zei al snel ervan uit te gaan dat Rusland verantwoordelijk is voor de beschadigingen. Uit een zondag gepubliceerde verklaring van de Finse politie blijkt dat drie bemanningsleden Finland niet mogen verlaten, omdat tegen hen een strafrechtelijk onderzoek loopt. Voor vijf anderen is het reisverbod opgeheven, hoewel er nog wel verdenkingen tegen hen zijn. Andere bemanningsleden mochten Finland eerder al verlaten.
Lees ook
Zeekabels zijn een aantrekkelijk doelwit en inspectie van verdachte schepen is vrijwel onmogelijk
Bovenin: snoeppapiertjes uit 2022. Daaronder: veertien mondkapjes uit de Covid-tijd. Middenin: junkfoodverpakkingen van rond de eeuwwisseling. En helemaal onderop: een Mars-wikkel met het logo van de World Cup voetbal van 1994. Dat waren slechts een paar van de 635 niet-natuurlijke materialen in één enkel meerkoetennest in het centrum van Amsterdam. In totaal 32 plasticsnippers in dit nest waren dateerbaar dankzij hun houdbaarheidsdatum en documenteerden daarmee zo’n dertig jaar Amsterdamse geschiedenis, schreven biologen van Naturalis Biodiversity Center eind februari in het tijdschrift Ecology.
Bioloog Auke-Florian Hiemstra, promovendus bij Naturalis en de Universiteit Leiden, had het nest verzameld in het kader van zijn onderzoek: hij schrijft een proefschrift over hoe dieren bouwen met door mensen gemaakte materialen. Dit nest verzamelde hij in de gracht van het Amsterdamse Rokin. Het was gebouwd op een afgedankte steigerpaal die net boven het water uitsteekt. En blijkbaar was het nest al ruim dertig jaar in gebruik.
Broedseizoen
„Ik zag dat er iets van plastic uit stak”, vertelt Hiemstra aan de telefoon, „dus ik dacht: dat nest moet ik hebben. Maar ik had geen idee dat er zóveel afval in zou zitten. En dat het zó oud zou zijn.”
Meerkoeten worden zelden ouder dan een jaar of tien, dus blijkbaar hebben opeenvolgende paartjes het nest telkens hergebruikt. Is het dan niet zielig dat hij het heeft weggehaald? „We wisten niet dat het nest zo oud was!”, vertelt Hiemstra. „Van nature bouwen meerkoeten elk jaar een nieuw nest, van zacht plantenmateriaal. Aan het eind van het broedseizoen valt het nest uit elkaar en vergaat het. Dus dat is hier meteen het interessante: dankzij dat plastic kunnen meerkoeten dit nest steeds opnieuw gebruiken.”
Het Rokin-nest op zijn paal.De paal, zonder nest.
Foto Auke-Florian Hiemstra
Hiemstra klinkt bijna opgewekt als hij erover vertelt. „Ik vind het eigenlijk wel creatief: die meerkoet ziet een mondkapje drijven en denkt: hee, daar wil ik wel een ei op leggen.” Wordt hij er dan niet treurig van? „Ik snap je gevoel wel”, reageert hij, „maar ik probeer altijd zo veel mogelijk vanuit het perspectief van het dier te redeneren. In dit geval bood dat plastic meerwaarde: als de koeten geen nieuw nest hoeven te bouwen, houden ze meer tijd over voor andere dingen, bijvoorbeeld voedsel zoeken.”
Opeenstapeling
Het plastic geeft de meerkoeten een evolutionair voordeel, wil hij maar zeggen. Sterker nog, zonder die kunstmatige materialen zouden er helemaal niet zoveel watervogels in de grachten kunnen broeden, benadrukt hij: er groeien nauwelijks planten in de gracht. „We hebben het telkens over het vergroenen van steden, maar het gaat nooit over de grachten. Nergens groeit riet, overal zijn harde loodrechte oevers.”
Zo redenerend bekijkt Hiemstra ook het begrip ‘duurzaamheid’ vanuit een ander perspectief. „Voor die meerkoet is ons afval een waardevol materiaal. En hij gaat er duurzamer mee om dan wij: het materiaal gaat dus minstens 30 jaar mee, terwijl wij het na één keer gebruik weggooien.”
En dit nest vertelt dus niet alleen een ecologisch verhaal, maar ook het verhaal van de mens in de stad Amsterdam. „Goed beschouwd is dit een archeologische stratigrafie”, zegt Hiemstra. „Een opeenstapeling van artefacten die samen die gekke mens documenteren en de spullen die hij rondstrooit. Wel bijzonder dat de natuur daar in dit geval een archief van bijhoudt, van het Antropoceen: de tijdsperiode waarin de mens zijn stempel op de aarde drukt.”
Tegelijkertijd ziet Hiemstra wel degelijk de keerzijde. „Iedereen wéét dat plastic niet vergaat. Maar als je dit nest ziet, dan realiseer je je: holy shit, wat wij nu allemaal weggooien, dat gaat nog zó lang ergens zijn.”
Alle levende massa op aarde
Hij haalt de statistieken erbij: van al het plastic dat ooit is gemaakt, is 79 procent nog steeds aanwezig. Al het gemaakte plastic bij elkaar weegt evenveel als alle dieren op aarde samen. En álle gemaakte materialen, naast plastics bijvoorbeeld ook beton, asfalt en staal, wegen samen meer dan álle levende massa op aarde.
„Als je dat weet, dan dringt de betekenis van dat ‘Antropoceen’ echt tot je door”, zegt Hiemstra. „Dus ja, dan is dit dus hoe een Amsterdams vogelnest eruitziet. Als dat ons niet bevalt, dan zullen we daar toch met zijn allen iets aan moeten doen.”
Willem Keizer (42) is filosoof en jurist, gespecialiseerd in internationaal recht, en hij werkt als verpleegkundige in de acute psychiatrie. „Het afvalputje van de maatschappij”, zegt hij. „En van de geneeskunde.” Maar dit is wat hij wil. Eindelijk voelt hij zich goed bij wat hij doet, ook omdat hij een boek heeft geschreven. Dat wilde hij al heel lang en nu is het gelukt. Het heet Waanzin en Sneeuw en het gaat over zijn werk. Een avond achter gesloten deuren is de ondertitel. De gesloten deuren waarachter patiënten hun wanen en psychoses uitleven en verpleegkundigen hen proberen te kalmeren, al dan niet met dwang.
Zijn vader is Bert Keizer (77) en ja, dat doet er hier toe. Bert Keizer is ook filosoof en hij was verpleeghuisarts, een nederig specialisme. Hij werd beroemd door zijn boeken over zijn werk. Het refrein is Hein, uit 1994, was zijn eerste. Geen dokter die zo vrolijk over de dood doet als hij. En zo laconiek. „In de navolgende bladzijden gaan we niet in verbijsterde ontzetting boven het graf hangen”, schreef hij in Reis om de dood uit 2019. „Al is dat wel de positie waarin wij ons bevinden.” Om de lezer vervolgens te laten griezelen en grijnzen over de enige zekerheid die we hebben in het bestaan: vroeg of laat gaan we eraan. En daarna? Niets. De taalfilosoof en logicus Ludwig Wittgenstein is Bert Keizers inspirator. Je kunt structuur aanbrengen in de feiten tot je een ons weegt en hopen dat je er betekenis in vindt. Maar er ís geen betekenis.
Nu Willem Keizer weer, die zijn boek Waanzin en Sneeuw begint met Sancho Panza, de schildknaap van Don Quichot. Die ziet de windmolens in de verte aan voor reuzen en stormt ze met geheven lans tegemoet. Vechten wil hij, de held uithangen en zo het hart van zijn geliefde Dulcinea winnen. Wat zal ze onder de indruk zijn van zijn moed. En Sancho Panza? Die roept: „Don Quichot! Stop! Die kolossale reuzen” – en hier geeft Willem Keizer het verhaal een draai – „komen in werkelijkheid voort uit hyperdopaminerge stimulatie van het limbische systeem in je prefrontale cortex. Ik haal even 10 milligram olanzapine voor je en dan kunnen we naar huis.”
Knettergek
Willem Keizer denkt, nee, weet zeker dat Don Quichot na deze uitleg zijn paard de sporen zou geven en al wegstuivend zou roepen dat Sancho Panza knettergek is en een lafaard bovendien.
Foto Merlijn Doomernik
Een beetje psychiatrisch verpleegkundige, is de boodschap, doet in dit soort gevallen heel wat anders. Die zegt: „Ik begrijp dat je reuzen ziet daar aan de horizon. Zei je dertig stuks? Met armen van twee mijl?” En: „Klinkt als een ongekend avontuur.” En: „Laten we een goed plan maken voordat je de aanval inzet, anders komt de overwinning misschien wel in gevaar.”
Thuis aan tafel in de Staatsliedenbuurt, Amsterdam-West, zegt Willem Keizer dat hij in de kliniek weleens wekenlang iedere dag tafeltenniste met een man die twee verlamde benen had. „In die waan verkeerde hij. Tweezijdig verlamd. Hij kwam in zijn rolstoel naar de tafeltennistafel. Hé, man, leuk dat je er bent, laten we spelen. Hij stond op, speelde drie sets, die hij meestal won, en daarna rolde hij terug naar zijn kamer.” Willem Keizer lunchte ook maandenlang met iemand die zeker wist dat hij geen maag meer had. En dus niet kon eten. En eigenlijk al dood was. „Zinloos om te zeggen: kom óp nou, je hébt wel een maag. Je zegt: ik vind het echt heel vervelend voor je, ik snap het helemaal. Maar eet nou toch maar een beetje.”
Precies dit, zegt hij, maakt zijn werk zo fascinerend.
Spijbelen, blowen, drinken
De moeder van Willem Keizer was ook verpleeghuisarts en bij haar én bij zijn vader, zegt hij, heeft hij altijd het plezier gezien in wat ze deden. En ja, dat gaf hem het idee dat werken iets was waar je voldoening uit moest kunnen putten, iets wat het leven zin gaf. „Bij mij heeft het lang geduurd voordat ik dat gevonden had.” Hij was „een ongelukje” en zijn ouders gingen uit elkaar toen hij twee was. Daarna werd de verdeling 60/40. „Ik woonde 40 procent van de tijd bij mijn pa.” Op de middelbare school, zegt hij, was hij een ramp. Spijbelen, blowen, drinken. Hij ging wel altijd over, maar met zesjes en een „schop onder zijn reet”. Van de rector. Niet van zijn vader. „Die was relaxt. Het is jouw leven.” En zijn moeder? „Die maakte zich wel zorgen.”
Na zijn eindexamen wist hij zeker dat hij voorlopig niet ging studeren en misschien wel nooit. Hij ging werken bij The Grasshopper, een coffeeshop in de Amsterdamse binnenstad. Daarna: reizen door Midden-Amerika. Na anderhalf jaar schreef hij zich in bij filosofie. En schreef zich meteen weer uit toen hij de universiteit was binnengelopen. „De boeken, de collegezalen – o, fuck, dat kan ik niet, daar heb ik helemaal geen zin in.” En toch, na een „hele hoop baantjes” waarin hij zich niet thuis voelde, begon hij op zijn 22ste aan filosofie. Want? „Ik zocht antwoorden op de grote vragen in het leven. Waarom zijn we er? Waar gaan we naartoe? Die antwoorden krijg je niet, maar daar kom je later pas achter.”
Idealisme
Nee, met zijn vader praatte hij niet gericht over Plato of Wittgenstein of filosofie in de moderne tijd. Maar hij woonde dus wel deels bij zijn vader in huis en stond bloot aan zijn vaders manier van denken en doen en praten. „Daar droop de filosofie vanaf, als je dat zo kunt zeggen. En de humor. Mijn pa is sceptisch en dwars en goed in een bepaald soort humor. Een voor een worden we weggeplukt, wat ís dit voor onderneming? Dat heeft me wel gevormd, ja.”
Rechten kwam erbij uit idealisme. „Ik had in die tijd”, zegt hij, „nog de illusie dat mensenrechten een typisch westers exportproduct was. Als de wereld nou maar één fijne grote liberale democratie zou worden, met respect voor de mensenrechten, dan kwam het allemaal wel goed. Daar wilde ik graag aan bijdragen.” Van dat idealisme is hij teruggekomen, al ging zijn masterscriptie nog wel over het begrip vrijheid in de moderne samenleving, toegespitst op vrijheid van meningsuiting en godsdienst.
En toen begon de kredietcrisis. Daar zat Willem Keizer dan, met zijn twee masters. Hele dagen tevergeefs sollicitatiebrieven schrijven. Voor zijn geld haalde hij ’s avonds in het Westelijk Havengebied vrachtwagens leeg, samen met een afgestudeerde bioloog, een fitnessinstructeur en een filmmaker die hun weg ook nog niet gevonden hadden. Zijn eerste echte baan was bij Academische Zaken van de Universiteit van Amsterdam. „Ik moest iets doen met de nationale studentenenquête en hoe faculteiten daarmee omgingen.” Hij vond het verschrikkelijk. Volgende baan: de Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden. „Hoe zeg ik het netjes? Ik haalde geen voldoening uit het opzetten van evenementen voor publieksfilosofie.” Na anderhalf jaar werd zijn contract niet verlengd.
Toeval
Zo kwam het dat Willem Keizer op zijn drieëndertigste min of meer bij toeval achter de receptie van een psychiatrische kliniek in Amsterdam-Noord belandde. Hij nam de telefoon aan en zette piepers terug in het rek. Vond hij prima. Hij zag psychiaters en patiënten en verpleegkundigen langs zijn balie lopen. Vond hij interessant. Hij zette na vijf uur ’s middags een tafeltennistafel op in de hal en speelde met iedereen die er maar zin in had. Vond hij hartstikke leuk. En eindelijk, éíndelijk had hij het gevoel dat hij ergens was aangeland waar hij wilde zijn.
En ja, waarom.
Foto Merlijn Doomernik
In Waanzin en Sneeuw laat hij zijn hoofdpersoon en alter ego dit zeggen: „Ik voel me thuis onder aan de trap en ik houd van de weg naar beneden. Sterker nog, ik houd iets meer van mensen die op weg naar beneden zijn, dan van de mensen die veilig bovenaan de trap blijven staan en misprijzend naar beneden kijken.”
Zelf zegt hij: „Ik voel me op m’n gemak bij mensen die het leven niet snappen, want ik snap het zelf ook niet.” En: „Ik pas in de psychiatrie omdat het er eerlijk en rauw is. Geen façades.”
Het was de verpleegkundige Ibo – „goeie kerel” – die hem erop attendeerde dat hij iets kon wat niet iedereen gegeven is: contact maken met patiënten die het contact met de realiteit verloren hebben. „Ibo zei: zou je niet de duale opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige willen doen? En toen ben ik naar de Hogeschool van Amsterdam gegaan.”
Vaste baan, vaste vriendin
Nu werkt hij bij de crisisdienst in Amsterdam, het „epicentrum” van de spoedeisende psychiatrie. „De politie belt. We staan hier bij mevrouw Jansen die haar bankstel naar buiten aan het gooien is. Kennen jullie haar? De huisarts belt. Tegenover me zit een Albanees die van plan is om zich vanavond op te hangen. Hebben jullie plek? Jij wordt bij ons gebracht en ik zit naast je op de bank. Je moet onmiddellijk naar het Centraal Station? De Derde Wereldoorlog is uitgebroken? De atoombom valt zo? Mijn plezier is dan dat jij je door mij gehoord voelt en ik je toch binnen weet te houden. En dat ik je zover krijg dat je medicatie neemt die jij niet wilt. En dat we daarna nog koffie kunnen drinken zonder dat jij mij wilt wurgen.
All’s well that ends well. Sinds een jaar of acht heeft hij niet alleen een vaste baan, maar ook een vaste vriendin, met wie hij samenwoont. Over twee maanden wordt hun kind geboren, hun eerste, een meisje. Ze hebben net een wat groter huis gekocht, zodat hun dochter niet op tweehoog in de Staatsliedenbuurt hoeft op te groeien. Zou hij het weer zo doen als hij opnieuw kon beginnen? Hij zegt: „Dat brengt me bij Schopenhauer. Die gaat naar de begraafplaats, klopt op alle graven en stelt alle lijken dezelfde vraag. Zou je het nog een keer willen doen, leven? Alle lijken geven hetzelfde antwoord: alleen met de kennis die ik nu heb. Anders bleven ze liever liggen.” Dat zou Willem Keizer dus ook zeggen. Moest hij het overdoen, dan graag met de kennis van nu. Maar dan is de vraag: welke kennis zou hem redden?
De Duitse topviolist Christian Tetzlaff (1966) heeft zijn tour door de Verenigde Staten afgezegd. De politieke ontwikkelingen in de VS zijn voor hem reden het land te mijden, zegt hij in een interview metThe New York Times. De actie is een tot nu toe zeldzame culturele boycot van de Verenigde Staten.
Tetzlaff noemt als punt van zorg onder andere Trumps omarming van Rusland, de „duizelingwekkende” bezuinigingen in de federale ambtenarij, en beleidswijzigingen die het leven van transgenders moeilijk maken.
Tetzlaff zou in maart optreden met zijn Tetzlaff Quartet in New York, Georgia, Californië en Connecticut. Geplande concerten in de zomer en herfst zal hij „waarschijnlijk” ook afzeggen, zegt hij. Hij noemt het „onwaarschijnlijk” dat hij optredens in de VS plant zonder dat beleid wordt teruggedraaid. Een hypothetische uitzondering maakt hij voor benefietconcerten voor Oekraïne, of groepen die zich inzetten voor vrouwenrechten.
Toen Tetzlaff onlangs optrad in Chicago, kon hij de ontwikkelingen in het land niet van zich afschudden.
‘Ontkenning’
„Er lijkt een soort stilte of ontkenning te zijn van wat er nu gaande is. Ik voel grote boosheid… ik kan niet gewoon gaan en een tour van mooie concerten spelen”, aldus Tetzlaff tegen The Times. „Ik voel me als een kind dat een horrorfilm zit te kijken”.
In reactie op vragen van The New York Times reageerde een woordvoerder van het Witte Huis met: „America First”.
Met zijn boycot hoopt Tetzlaff een gesprek op gang te brengen. Inhoudelijk heeft hij grote problemen met de koers van het land, daarom wil hij ook financieel niet bijdragen: „Voor elk concert dat ik doe in de Verenigde Staten, draag ik 32 procent belasting af aan een land dat gedeeltelijk verschrikkelijke dingen doet met dat geld.” Om alleen in woorden te protesteren, vond Tetzlaff onvoldoende.
Het besluit valt de vioolspeler zwaar. Tetzlaff speelt sinds 1988 in de VS, studeerde er aan de University of Cincinnati, en heeft er nu zo’n twintig optredens per jaar.
De violist heeft eerder optredens in China en Rusland afgezworen, ook op grond van het beleid dat deze landen voeren.