De Brakwatergrondel (Pomatoschistus microps) en de Gewone steurgarnaal (Palaemon elegans) die zich flexibel aanpassen aan nieuwe omstandigheden zullen niet zo gauw verdwijnen uit de Oosterschelde. Ook over de Weduweroos (Sagartia undata), een algemeen voorkomende anemoon in de Oosterschelde, en de Fluwelen zwemkrab (Necora puber) hoeven biologen zich niet meteen zorgen te maken. Maar diverse andere soorten in het gebied hebben te maken met een flinke achteruitgang, bleek onlangs uit een rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
De Deltawerken van Nederland vormen een kunstmatig rif waarop een rijk dierenleven is ontstaan. De Oosterschelde vormt daarbinnen een uniek natuurgebied dat dankzij de open stormvloedkering een zoutwaterdelta is gebleven. De basaltblokken die de voet van de dijken versterken bieden een rotsachtige ondergrond met talloze spleten en gaten, daar bevindt zich de grootste biodiversiteit van het onderwaterleven.
Op volgorde : deBrakwatergrondel (Pomatoschistus microps), het Kortsnuitzeepaardje (Hippocampus hippocampus), deOosterscheldekreeft (Homarus gammarus) en deWeduweroos (Sagartia undata).
Foto’s Robert Riewald
Het maakt de Oosterschelde een plek waar zeker voor Nederlandse begrippen uitzonderlijk veel te zien is onder water. Volgens opgave van de Stichting Anemoon worden er jaarlijks wel een half miljoen duiken gemaakt. Duikers met biologische kennis inventariseren al decennialang welke soorten waar precies voorkomen.
Het CBS maakte een trendanalyse van de jarenlange waarnemingen aan 37 kenmerkende soorten vissen en bodemdieren in de Oosterschelde om verschuivingen in de soortsamenstelling in kaart te brengen. De conclusie was dat de populaties van deze soorten sinds 1994 met 28 procent zijn achteruitgegaan. Maar het beeld is gemengd: vijftien soorten namen in die periode af, acht andere soorten namen juist toe. Het gaat om vaste bewoners van de Oosterschelde waarvan de toestand bij elkaar een sterke indicatie geeft van de toestand van het ecosysteem.
Fluwelen zwemkrab (Necora puber) Foto Robert Riewald
Het is lastig de oorzaak van de verschuivingen precies te duiden. Het komt neer op een optelsom van klimaatverandering, veranderingen in waterkwaliteit en dijkverzwaringen met staalslakken uit de hoogovens. Ook de komst van vele tientallen soorten exoten brengt de oorspronkelijke fauna verder in het gedrang.
De Oosterschelde kent dus verliezers en winnaars. Kwetsbaar is Oosterscheldekreeft (Homarus gammarus), waarvan Wageningen University aantoonde dat die een unieke populatie vormt die genetisch te onderscheiden is van populaties van de Europese zeekreeft elders in de Noordzee. Het Kortsnuitzeepaardje (Hippocampus hippocampus) daarentegen is een soort die zich juist steeds meer thuis voelt in de Zeeuwse wateren, geholpen door een warmer klimaat.
Lees ook
De zeenaaktslak, de wilde mossel, de broodspons – veel soorten in de Oosterschelde zijn er slecht aan toe
Nog nooit eerder nam de toezichthouder zo’n vergaande maatregel, een berisping die de reputatie van CZ (vier miljoen klanten) flink wat schade toe kan brengen. De timing is daarbij interessant: niet in het overstapseizoen, december, maar twee maanden later. Een groot concurrentienadeel blijft CZ zo bespaard.
De NZa stelde vorig jaar in maart al dat twee zorgverzekeraars niet aan hun zorgplicht voldeden. Ze werden toen nog niet bij naam genoemd, dat zou pas gebeuren als er na een half jaar onvoldoende verbeterd zou zijn. Verzekeraar Menzis, de andere verzekeraar, slaagde voor deze test. CZ zakte.
Zorgplicht gaat over wat verzekeraars verplicht zijn te doen om zo goed mogelijke zorg te regelen voor hun klanten, die op hun beurt, eveneens verplicht, een maandelijkse premie betalen. Belangrijk onderdeel van de zorgplicht is dat verzekeraars zorg toegankelijk maken. Het mag niet zo zijn dat mensen er te ver voor moeten reizen, of dat ze er te lang op moeten wachten.
Je kunt zorgverzekeraars niet op hun zorgplicht aanspreken maar ze vervolgens niet de informatie geven om aan wachtlijstbemiddeling te doen
Vooral dat laatste is de afgelopen jaren weer een groeiend probleem. „De toegang tot zorg is geen vanzelfsprekendheid meer”, aldus de zorgautoriteit. Waar wachtlijsten en -tijden in de jaren voor de coronapandemie sectorbreed relatief beheersbaar waren, lopen ze sindsdien flink op. In de geestelijke gezondheidszorg stonden in oktober vorig jaar ruim 100.000 mensen op wachtlijsten, stelt belangenbehartiger Mind. In werkelijkheid ligt dat aantal wat lager omdat een deel van de mensen op meerdere wachtlijsten staat.
Langer wachten
Vaak moeten mensen die zorg nodig hebben langer wachten dan in de zogeheten Treeknormen is vastgelegd. Zo is het in de ggz de bedoeling dat een patiënt maximaal veertien weken na de aanmelding behandeld kan worden. Vier weken na aanmelding moet het intakegesprek plaatsvinden, vervolgens moet binnen tien weken de behandeling beginnen. Vooral mensen met persoonlijkheids- en eetstoornissen wachten gemiddeld veel te lang, terwijl uit onderzoek bekend is dat problemen daardoor vaak verergeren.
Hoewel de mededeling van de NZa wel die suggestie wekt, is het niet zo dat klanten van CZ langer moeten wachten op zorg dan klanten van andere zorgverzekeraars. CZ doet niet genoeg om initiatieven die de wachttijden moeten verminderen te evalueren en bij te stellen. Een woordvoerder liet weten „behoorlijk chagrijnig” te zijn over de maatregel van de zorgautoriteit, en te snappen waar die vandaan komt.
Zorgplicht
„Verzekeraars hebben een publieke functie en moeten zich dus kunnen verantwoorden”, zegt professor Peter Groenewegen van het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (Nivel). „Als je zorgplicht hebt, moet je kunnen aantonen wat je doet om te verbeteren. Je kunt niet wegkomen met ‘we doen ons best en het valt allemaal niet mee’.”
Logisch dus dat de NZa een verzekeraar op de tekortkomingen aanspreekt. En ook goed, vindt Marco Varkevisser, hoogleraar Marktordening in de Gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit. „Een toezichthouder die blaft maar niet bijt wordt een stomp instrument. Nu wordt er een keer gebeten.”
Tegelijkertijd merkt hij op dat het niet zo is dat het CZ of andere verzekeraars te verwijten valt dat de wachttijden in de zorg zo erg zijn opgelopen. „Zelfs als CZ alles volgens het boekje doet, bestaat er geen enkele garantie dat dat ook leidt tot een betere uitkomst. Over de hele linie lopen wachtlijsten op en dat komt vooral door de personeelstekorten en de groeiende vraag naar zorg. Je kunt niet van verzekeraars verwachten dat ze voor iedereen tijdige zorg realiseren. Zij kunnen niet zomaar even een blik met personeel opentrekken.”
Wat Varkevisser verder opvalt is dat de NZa zorgaanbieders expliciet aanspreekt op hun aandeel in de lange wachttijden. In het persbericht staat dat de toezichthouder van zorgaanbieders „transparantie over hun wachttijden” verwacht en ook „een proactieve houding” om die samen met zorgverzekeraars terug te dringen.
Zorgverzekeraars klagen steeds meer over het gebrek aan middelen om iets aan de lange wachttijden te doen. Dat bemoeilijkt ook wachtlijstbemiddeling, wat inhoudt dat mensen die lang op een wachtlijst van een zorginstelling staan, worden gekoppeld aan zorginstellingen waarbij ze sneller terechtkunnen. Verzekeraars moeten die service verplicht leveren aan cliënten die daarom vragen.
Niet accuraat of actueel
Uit onderzoek van de VU, in opdracht van zorgverzekeraar VGZ, is afgelopen oktober namelijk gebleken dat de wachtlijstinformatie van ggz-instellingen in Nederland duidelijk te wensen overlaat. Data over wachttijden en wachtlijsten zijn volgens de onderzoekers „onvoldoende betrouwbaar”. Aan de ene kant is het dus onduidelijk of de lange wachttijden bij de preferente zorgaanbieder wel kloppen, aan de andere kant hebben verzekeraars vaak ook geen flauw idee waar ze hun klanten dan wel kunnen onderbrengen. Want die informatie is vaak niet accuraat of actueel.
Een ander probleem is dat zorgverzekeraars niet mogen weten wie van hun klanten op een wachtlijst voor ggz-hulp staat. Dat is door privacywetgeving verboden. „Ik weet niet op welke wachtlijst ze staan, ik weet niet hoelang ze moeten wachten, ik weet niet waar ze op wachten”, zei Menzis-topman Wouter Bos eind vorig jaar bij omroep WNL over zijn 1,9 miljoen verzekerden. „De privacykaart wordt in Nederland iets te snel op tafel gelegd”, vindt Varkevisser. „Je kunt zorgverzekeraars niet op hun zorgplicht aanspreken maar ze vervolgens niet de informatie geven om aan wachtlijstbemiddeling te doen.”
Henk Slebos was een ondernemende man. Hij handelde in wijn, kunstmest, diepgevroren kippen, beschermende verf voor boten – en apparatuur waarmee een atoombom gemaakt kon worden. Dat materiaal verkocht hij aan zijn studievriend Abdul Qadir Khan, de Pakistaanse ‘vader van de atoombom’ die met in Nederland opgedane kennis het atoomprogramma van zijn land leidde. Slebos werd voor zijn illegale handel met Pakistan twee keer tot een celstraf veroordeeld. Hij overleed op 23 februari in verzorgingshuis Oudtburgh in Bergen, op 82-jarige leeftijd.
Slebos werd in 1943 in Elburg geboren en stapte in 1963 na een propedeuse vliegtuigbouw aan de Technische Universiteit in Delft over naar metaalkunde, waar hij Khan ontmoette. Ze werden vrienden. Aanvankelijk gingen ze na hun studie beroepsmatig ieder een eigen weg, maar ze kwamen elkaar weer tegen bij Ultra Centrifuge Nederland (UCN). Dit bedrijf maakte deel uit van Urenco, het Nederlands-Brits-Duitse samenwerkingsverband om uranium te verrijken. Zowel Slebos als Khan werkte voor Nederlandse toeleveranciers van UCN.
Lees ook
Pakistan neemt afscheid van Abdul Qadeer Khan, ‘de vader van de Pakistaanse atoombom’
Na een vakantie in Pakistan kwam Khan begin 1976 niet meer terug bij zijn werkgever – het Fysisch Dynamisch Onderzoekslaboratorium (FDO) in Amsterdam – en nam de leiding op zich van het atoomprogramma van zijn land. Frits Veerman, Khans collega bij FDO, vermoedde al enige tijd dat de Pakistaan spioneerde, maar zijn waarschuwingen aan zijn leidinggevenden en de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) waren terzijde geschoven. Klokkenluider Veerman kreeg zelfs te horen dat hij zijn mond moest houden. De BVD en de CIA zouden Khan in de smiezen hebben.
Machtsevenwicht
De gevluchte spion koesterde de banden met zijn vriend Henk. Slebos ging regelmatig bij hem op bezoek én voorzag Khan via Slebos Research BV, of een van zijn andere bedrijfjes, van de machine-onderdelen die Pakistan nodig had om uranium te kunnen verrijken en een atoombom te bouwen. Bij de Pakistanen kwam hij bekend te staan als ‘Hanks’.
Slebos’ motivatie voor zijn daden, zo vertelde hij later aan journalisten van het tv-programma Zembla, was het feit dat Pakistans buurland India ook een atoombom had. Het was beter voor het machtsevenwicht als ook de Pakistanen over dit ultieme wapen beschikten, meende hij. Wellicht speelde ook een rol dat hij er „financieel slecht voor stond”, zoals hij later tegenover justitie verklaarde.
In een opname uit 2002, waar NRC Handelsblad indertijd de hand op wist te leggen, zei Slebos over zijn handel met Khan: „Ik leverde hem (…) de hele santenkraam, het hele gebied vanaf elektronica tot de hele grove bouw, allerlei dingen waarin het niet verboden was te handelen.”
Dat was niet het hele verhaal, want hij verkocht ook materiaal dat Nederland niet mocht verlaten. In 1985 werd Slebos veroordeeld voor het zonder vergunning uitvoeren van een kathodestraal-oscilloscoop, meetapparatuur die bruikbaar is in een ultracentrifugefabriek waar hoogverrijkt uranium – het basisingrediënt voor een atoombom – gemaakt wordt. Deze illegale export leverde hem een gevangenisstraf van een jaar op, die in hoger beroep werd omgezet in zes maanden voorwaardelijk en een geldboete.
Commotie
Hiervan ging geen afschrikkende werking uit, want Slebos ging door met zijn handel met Pakistan. De nauwe banden met zijn „beste vriend” Khan onderhield hij ook. In 1988 werd het duo in Nederland samen in een auto aangetroffen. Khan was vijf jaar eerder bij verstek veroordeeld voor spionage, maar die veroordeling was wegens een vormfout in hoger beroep vernietigd. Daarom werd hij niet naar een gevangenis gebracht, maar naar Schiphol, waar hij als ongewenst vreemdeling het land moest verlaten.
Het kon Slebos allemaal niet deren: hij zette zijn activiteiten voort. In 1998 – het jaar dat Pakistan zijn eerste kernbom liet ontploffen – ontstond er commotie toen in Nederland, België en Duitsland vijf ladingen werden tegengehouden van goederen die hij naar de Pakistanen had verscheept. In datzelfde jaar werden Khan en zijn Nederlandse vriend gesignaleerd in Dubai en Mali – een belangrijke vindplaats van uranium.
Slebos’ volharden in de handel met Pakistan kwam hem in 2005 opnieuw op een gevangenisstraf te staan – een jaar, waarvan hij deze keer vier maanden moest uitzitten.
Beschuldigingen dat hij betrokken was bij het doorleveren van Pakistaanse atoomgeheimen aan Iran, Libië en Noord-Korea, wees hij van de hand. Feit is echter dat de door hem illegaal aan Pakistan verkochte technologische kennis daar terecht is gekomen.
Landbouwminister Femke Wiersma heeft de afhandeling van „tussen de tien en twintig” informatieverzoeken stilgelegd. Dat bevestigt een woordvoerder van het ministerie na vragen van NRC. „De minister maakt zich zorgen over het openbaar maken van persoonlijke en bedrijfsgevoelige informatie”, aldus de woordvoerder. Deze verzoeken gaan onder meer over het aantal dieren en de locaties van de stallen van veehouders. Op basis daarvan kan de effectiviteit van het stikstofbeleid (en eventuele daaruitvolgende uitkoopregelingen) berekend worden.
Het is wettelijk vastgelegd dat deze gegevens geopenbaard moeten worden, vertelt Annemarie Drahmann, universitair hoofddocent Staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden. „In een internationaal verdrag is afgesproken dat milieugegevens van groot maatschappelijk belang zijn. Burgers moeten daarnaast informatie over hun directe omgeving kunnen achterhalen, bijvoorbeeld of er in de buurt een zwaar vervuilende onderneming zit.” Eerdere Woo-verzoeken over dergelijke gegevens werden daarom ook ingewilligd.
Burgers moeten informatie over hun directe omgeving kunnen achterhalen, bijvoorbeeld of er in de buurt een zwaar vervuilende onderneming zit
De informatieverzoeken die de minister nu heeft stilgelegd, zijn door uiteenlopende organisaties opgevraagd op grond van de Wet open overheid (Woo). Het gaat onder meer om milieubeweging MOB, bekend van rechtszaken op het gebied van het stikstofdossier, dierenwelzijnsorganisatie Wakker Dier en journalisten, waaronder NRC.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die de gegevens namens het ministerie beheert, had voor sommige verzoeken al besloten om de gegevens openbaar te maken. De RVO is door Wiersma teruggefloten omdat de procedure waarin boeren om een reactie wordt gevraagd, niet zorgvuldig genoeg zou zijn.
Zorgen
Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, BBB) vindt dat er meer moeite gedaan moet worden om alle betrokkenen te informeren. Omdat de informatieverzoeken over duizenden boeren gaan, wordt vaak een mededeling in de Staatscourant geplaatst. Ook worden agrarische belangenorganisaties ingelicht. Boeren maken zich zorgen over het openbaar maken van adressen en zijn bang voor dierenrechtenactivisten.
Het is nog niet duidelijk hoe het ministerie de zogenoemde ‘zienswijzeprocedure’ anders wil inrichten, dat duurt zeker nog enkele weken. Tot die tijd liggen de Woo-procedures stil. Daarna moeten veehouders opnieuw om reacties worden gevraagd, wat tijdrovend is. Sommige verzoeken zijn al jaren geleden ingediend.
Jurist Stijn van Uffelen, die namens MOB Woo-procedures voert, ziet vooral een vertragingstactiek. „Het ministerie hoopt duidelijk op veel bezwaren, zodat de procedures jaren kosten om af te handelen.” Sinds het aantreden van Wiersma, in juli 2024, lopen de procedures stroever, zegt hij. „Op de verzoeken wordt helemaal niet meer gereageerd, ondanks bellen of mailen.”
Eén van de verzoeken van MOB gaat over PAS-melders, veehouders die na een uitspraak van de Raad van State in 2019 zonder vergunning zitten. Deze boeren zijn daarom in overtreding en MOB wil provincies dwingen om daarop te handhaven. „Er is al besloten om de gegevens te verstrekken, maar ik heb de informatie nog niet”, zegt Van Uffelen. „Ik krijg van de RVO ook geen antwoord op de vraag wanneer ik de gegevens wél ontvang.” RVO wil niet reageren en verwijst naar het ministerie van Landbouw.
Wakker Dier vraagt gegevens op over veehouderijen om onder meer sterftecijfers van vee te berekenen, zegt Wakker Dier-directeur Anne Hilhorst. „Dat zijn significante gegevens als je wil weten hoe er in Nederland met vee wordt omgegaan.”
Wakker Dier kreeg vier maanden geen reactie op een verzoek dat het vorig jaar indiende, ondanks herhaaldelijke vragen. Uiteindelijk bleek de Woo-procedure door het ministerie te zijn stilgelegd. De opgevraagde gegevens zullen uiteindelijk wel openbaar worden, denkt Hilhorst. „Maar de vee-industrie wint ook bij vertraging. Dan zitten we met verouderde gegevens.” Het ministerie van Landbouw noemt de suggestie dat er bewust wordt vertraagd „onzin”.
Geen relevante informatie
Volgens Drahmann van de Universiteit Leiden is het niet nodig om boeren om een zienswijze te vragen. „Die procedure is bedoeld voor overheden die onvoldoende informatie hebben om een besluit te nemen”, aldus Drahmann. „Maar er zijn bij dit soort gegevens nauwelijks gronden om openbaarmaking te weigeren. Een zienswijzeprocedure levert dus geen nieuwe relevante informatie op.” Boeren moeten wel op de hoogte worden gesteld voordat hun gegevens openbaar worden gemaakt, zodat ze de kans krijgen om naar de rechter te stappen, vindt Drahmann.
Land- en tuinbouworganisatie LTO, POV (Producentenorganisatie Varkenshouderij) en Vee&Logistiek stuurden in juni 2024 een brief aan het ministerie, waarin zij zich beklaagden over de Woo-verzoeken. Zij zijn bang voor acties van dierenrechtenorganisaties als ook adressen openbaar worden. „Werken en wonen gebeurt op hetzelfde erf. Kinderen helpen mee om dieren te voeden”, staat in de brief, die na een Woo-verzoek openbaar werd gemaakt.
Het ministerie nodigde de organisaties daarop uit voor een gesprek. Daarin zou de organisaties „de ruimte geboden” worden om hun zorgen toe te lichten, schrijft het ministerie.
De druk werd in november verder opgevoerd toen BBB-leider Caroline van der Plas in de Tweede Kamer het kabinet vroeg om de Wet open overheid aan te passen en boeren beter te beschermen. Staatssecretaris Eddie van Marum (Binnenlandse Zaken, BBB) zegde toe in gesprek te gaan met de sector.
Een woordvoerder van LTO wil niks zeggen over de inhoud van het gesprek, behalve dat het heeft plaatsgevonden. „Wij voeren geen campagne tegen de Woo, wij zijn voor een transparante overheid”, zegt de woordvoerder. „Maar informatie die herleidbaar is tot woonplekken van gezinnen moet niet openbaar worden.” De woordvoerder erkent dat het zonder de locaties van de stallen moeilijk is om de effectiviteit van uitkoopregelingen te controleren. „Dat is een dilemma.”
Lees ook
Het lukt ministeries maar niet om verzoeken van burgers sneller te behandelen