Column | Sneuvelbereidheid

Op de terugweg van Madurodam naar huis passeerden we het fort van de Amerikanen aan het John Adams Park in Den Haag. Er was een tijd dat ik al die hekken en camera’s een teken van kracht vond. Het is inmiddels duidelijk dat de vrienden van toen geen vrienden meer zijn. Eerder kennissen, en dan nog van het soort dat je in vakantietijd niet op je huis laat passen.

Tegelijkertijd probeer ik me te verhouden tot de eigen regering. Het is lief en aandoenlijk dat Dick Schoof met onduidelijk mandaat mee mocht praten met Mark Rutte en de grote Europese landen. Nederland draait zich richting een bijdrage aan een Europese troepenmacht die eventueel misschien wel als buffer wil fungeren. Zo hebben we ons in het verleden wel in meer hachelijke avonturen gestort. Wat we er altijd vergeten bij te vertellen is dat het bij ons vooral draait om het sussen van eigen geweten. En dat onze bijdrage vooral symbolisch zal zijn. Een paar hospikken, iets maritiems in de Oostzee, wellicht de logistiek verzorgen, een Patriot-raket stationeren en vooruit we leveren ook nog wat uitblinkers van de Luchtmobiele Brigade.

Het grote probleem van Defensie: er werken daar 74.000 mensen, maar de sneuvelbereidheid schurkt bij ons, en ik vrees ook bij onze Europese partners, tegen het nulpunt. Je zou het vooruitgang kunnen noemen: van massale vaderlandsliefde en opofferingsgezindheid is nog geen land echt beter geworden, maar geconfronteerd met een tegenstander die er geen been in ziet om er duizend per dag doorheen te duwen ben je kansloos. Je kunt heel stoer roepen dat we zo snel mogelijk ons leger moeten optuigen, maar met wie dan? Wie gaat akkoord met de aangepaste arbeidsvoorwaarden? We willen wel schieten maar dan wel onder de voorwaarde dat er niet gericht wordt teruggeschoten.

Het zegt natuurlijk weinig, maar ik ken niemand die bereid is zichzelf op te offeren voor het vaderland, laat staan als die grenzen duizend kilometer verderop liggen. Ze zijn er niet en ze komen er ook niet, of Defensie moet met een wel heel verrassende wervingscampagne komen.

Mijn vader werd in een andere tijd als dienstplichtig militair verscheept naar Nederlands-Indië, ze zaten als sardientjes in een blik benedendeks op een grote boot, zongen vrolijk het Wilhelmus toen de evenaar werd gepasseerd, maar eenmaal ter plekke waren de meesten jaloers op zijn weinig imposante postuur waardoor hij achter een typemachine werd gezet.

Behalve mooie herinneringen hebben we niets meer aan de Amerikanen. De vriendschap is opgezegd, maar we zwaaien nog wel naar elkaar. Misschien moeten we op onze beurt aan Oekraïne uitleggen wat voor een vriend we eigenlijk zijn. Je kunt ons altijd bellen, graag zelfs, maar we zijn er vooral voor begrafenissen en bruiloften.

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.