Negen op de tien kinderen met de diagnose schildklierkanker worden gelukkig weer beter. Maar de behandeling, waarbij de schildklier wordt verwijderd, heeft een vervelende bijwerking: tijdens de operatie kunnen de kleine bloedvaatjes van de zogenoemde bijschildklieren beschadigd raken. Zonder bloedtoevoer gaan de bijschildklieren kapot, en dat is gevaarlijk. Promovendus Daniël van de Berg onderzocht vanuit het Emmaziekenhuis van Amsterdam UMC, samen met het UMC Groningen en het UMC Utrecht, of dat beter kan, met een infraroodcamera.
Bijschildklieren zijn kleine kliertjes in de hals, naast of achter de schildklier. De meeste mensen hebben er vier, bij volwassenen ter grootte van een rijstkorrel. De klieren produceren bijschildklierhormoon (parathormoon, PTH), dat de aanmaak van calcium aanstuurt. Gaan de bijschildklieren kapot, zoals gebeurt bij één op de zes kinderen na een schildklieroperatie, dan moeten ze levenslang medicijnen slikken om dat calciumtekort op te vangen. De kans op nierfalen, hart- en vaatziekten of een ander soort kanker op latere leeftijd is aanzienlijk hoger dan bij mensen met functionerende bijschildklieren.
„Bij kinderen is de kans op beschadigde bijschildklieren veel groter dan bij volwassenen”, zegt Van de Berg. „De kliertjes zijn nóg kleiner en zien er anders uit. Zelfs voor een ervaren chirurg is het heel moeilijk om tijdens de operatie in te schatten of de klieren nog goed doorbloed zijn.”
Als de chirurg vermoedt dat alle vier de kliertjes beschadigd zijn geraakt, kan als laatste noodgreep een ‘autotransplantatie’ worden gedaan. De bijschildklier wordt verwijderd, in kleine stukjes gehakt en fijngemalen teruggestopt in een blootliggend spiertje van de hals. De klier krijgt zo via een alternatieve route bloed en zuurstof en gaat het in zo’n 70 procent van de gevallen in de loop der maanden weer doen. „De inschatting of zo’n ingreep nodig is, kan de chirurg maar één keer nemen, als de patiënt op de operatietafel ligt. Die beslissing gebeurt nu op het blote oog en dat is erg onbetrouwbaar.”
Struinen in wetenschappelijke databanken
Kan dat niet beter, vroeg Van de Berg zich af. Al brainstormend met zijn promotoren en struinend in wetenschappelijke databanken stuitten ze op iets interessants: „Ja, het kán al beter, bij volwassenen.” Daar wordt sinds een paar jaar een innovatieve methode gebruikt om de mate van doorbloeding van de bijschildklier in te schatten: fluorescentie-angiografie. „We kunnen contrastvloeistof in de aderen van de patiënt toedienen en daarna een infraroodcamera op de bijschildklier richten”, zegt Van de Berg. „Als de bijschildklier goed doorbloed is, kleurt het gebiedje helder groen op het beeldscherm op de operatiekamer. Door een getal aan het infraroodsignaal te koppelen, hoeft de chirurg niet op het oog in te schatten of het gebiedje groen genoeg is, maar is er een objectieve maatstaaf. Bij volwassenen laat deze methode al goede resultaten zien, maar bij kinderen is het nog nooit geprobeerd, terwijl de complicatie bij hen vaker voorkomt.”
Van de Berg zette de Fluopatch-studie op, een verkennend onderzoek naar de vraag of het infraroodsignaal ook bij kinderen te vangen is, en welke instellingen de camera daarvoor nodig heeft. Stichting Kinderen Kankervrij (KIKA) wilde wel meebetalen. „De opzet klinkt eenvoudig, maar gaandeweg begon ik te begrijpen waarom dit onderzoek nog niet in kinderen gedaan was: dat heeft een hoop haken en ogen.” De piepkleine bijschildklieren van kinderen worden omkleed door bruin vet en thymusweefsel, dat ook een infraroodsignaal uitzendt, legt Van de Berg uit. „We hielden er daarom rekening mee dat het infraroodsignaal van de klieren daardoor moeilijker te vangen zou zijn bij kinderen. En kinderen zijn geen kleine volwassenen; er zit een enorm verschil tussen de anatomie, hormoonhuishouding en fysiologie van een kind van twee of van zeventien.”
Alle minderjarige patiënten die in het tijdsbestek van het onderzoek een operatie aan de schildklier moesten ondergaan, deden mee aan de studie. Dat waren er 23, door heel Nederland, en dat betekende een samenwerking tussen de drie academische centra waar kinderen met schildklierkanker en andere schildklieraandoeningen worden behandeld.
Precies op dezelfde manier
„Als je de camera een paar centimeter hoger of lager zet, krijg je gelijk een ander infraroodsignaal. Om homogene data te verzamelen moesten dus alle stappen van het protocol tijdens iedere operatie precies op dezelfde manier gevolgd worden.” Dat strikte protocol handhaven is niet makkelijk op een operatiekamer waar de chirurg onder grote druk bezig is om een kind te opereren. „Maar we hadden zó weinig patiënten dat we ons geen mislukte data konden veroorloven.”
Voor Van de Berg, die niet kan wachten om na zijn promotieonderzoek in opleiding te kunnen tot gynaecoloog, voelde promoveren bij vlagen „alsof je je door water beweegt”. Het contrast met de dagelijkse spanning in de verloskamer is groot, merkte hij toen hij vanachter zijn laptop subsidieaanvragen en onderzoeksprotocollen schreef. Het waren „dagen met weinig amplitudes”, waarin hij muizenstapjes zette die soms pas na weken of maanden een resultaat opleverden. En dan was het ook nog maar de vraag hoe de resultaten van zo’n eerste, verkennende studie zouden uitpakken.
„Maar tot onze verrassing bleek de methode zoals we die bij volwassenen doen, perfect reproduceerbaar bij kinderen. Zulke duidelijke resultaten maak je niet vaak mee in innovatief onderzoek.” Een vervolgstudie wordt nu uitgezet en moet in 2026 beginnen: een Europese cohortstudie, met een grotere patiëntengroep.