Opinie | Uitspraken van de Tweede Kamer dragen bij aan de vernieuwing van de politieke cultuur

Volgens CDA-fractieleider Henri Bontenbal loopt het aantal ingediende moties in de Tweede Kamer de spuigaten uit. Werden er tot aan het midden van de jaren zestig gemiddeld een paar honderd moties per jaar ingediend (en minder dan honderd aangenomen), tegenwoordig is dat gemiddelde opgelopen tot tussen de drieënhalfduizend en vierduizend jaarlijks (in 2022 zelfs 5.011), waarvan er tussen de 35 en 40 procent van worden aangenomen.

In de laatste maanden van 2024 werden maar liefst 17 moties per dag ingediend bij de Tweede Kamer. Bontenbal heeft daarom vorig jaar een voorstel ingediend om het aantal moties te halveren door er een maximum aan te stellen.

Iedere fractie in de Tweede Kamer mag nog maar honderdvijftig moties per jaar indienen, vermeerderd met het aantal leden van dat zo’n fractie telt en per debat mag je er hooguit twee indienen. Het quotum voor Kamerleden die uit hun fractie zijn getreden (afsplitsers of groepen) is 75.

Bot instrument

Dat ziet er op het eerste gezicht allemaal daadkrachtig uit, maar welk probleem lost dit voorstel nu eigenlijk op? Daar maakt Bontenbal in de toelichting bij zijn voorstel maar weinig woorden aan vuil. Er worden er eenvoudigweg te veel ingediend. „De motie is daarmee een bot instrument geworden”, aldus Bontenbal. Het wordt volgens hem vaak alleen ingezet als signaal voor de eigen achterban.

Maar is dat ook zo? Wie zich een beetje verdiept in de ontwikkeling van het gebruik van moties in de Tweede Kamer, ziet al snel een andere werkelijkheid opdoemen achter die totalen. De Tweede Kamer is de afgelopen vijftien jaar assertiever geworden in de richting van de al maar machtiger regering (een verschijnsel dat we overal terugzien in westerse democratieën). Dat leidt tot toename van Kamervragen, amendementen, bij tijd en wijle ook van initiatiefwetsvoorstellen en – dus ook – van moties. Zowel regering als parlement hebben zich daar goed op ingericht. Er is een toezeggingenregister bij de Tweede Kamer, Kamervragen worden sneller beantwoord en de behandeling van moties verloopt sneller dan de veilingklok van Aalsmeer kan volgen: het kost nauwelijks vergadertijd. En 17 moties per dag? Dat is er nog niet eens één per vaste Kamercommissie. Al zeggen de totalen weinig, ze drukken wel uit dat Kamerleden de motie kennelijk belangrijker zijn gaan vinden.

Het beeld dat ze meestal tandeloos zijn, geen invloed hebben op het regeringsbeleid, en alleen beogen de eigen achterban te bedienen, klopt ook niet. Het zal een oppositiepartij niet snel lukken een motie aangenomen te krijgen die alleen de eigen achterban bedient, en voor de verhoudingen tussen coalitiepartijen zijn loutere profileringsmoties al helemaal geen goed idee.


Lees ook

De opkomst van de wappermoties

Caroline van der Plas (BBB) overhandigt een motie aan de griffier in de Tweede Kamer tijdens een debat in juni vorig jaar.

Uit onderzoek dat we een tijdje geleden in Leiden deden naar Tweede Kamermoties blijkt dan ook dat dat soort moties niet snel wordt aangenomen, maar dat de strategie van veel (meestal ervaren) Kamerleden er juist op is gericht om via coalitie-oppositie-kongsi’s iets gedaan te krijgen van de regering of van andere partijen. Hoe succesvol brede moties kunnen zijn, bleek bijvoorbeeld het afgelopen najaar. Via moties werden beleidsvoornemens en posten in de begrotingen van het kabinet-Schoof bijgebogen.

Ook de strijd om het restrictieve (ongrondwettelijke) informatiebeleid van de regering tijdens de Toeslagenaffaire bij te buigen, werd voor een flink deel via moties beslecht. Het zijn juist die moties die tegenwoordig zorgen voor de dualisering van de verhoudingen tussen de Kamer en de regering. Ze zijn bij uitstek een uitdrukking van de zo gewenste nieuwe bestuurscultuur.

En dan is er nog artikel 67 van de Grondwet: dat staat maximering niet toe

Het voorstel van Bontenbal staart zich blind op de totalen van ingediende moties, houdt geen rekening met de (nieuwe) functies en verschillende soorten moties. Die lukrake quota pakken ook nog eens heel oneerlijk uit voor verschillende fracties. Zo krijgt D66 (9 zetels) maar 8 moties per jaar meer toegekend dan JA21 (1 zetel).

En dan is er nog artikel 67 van de Grondwet: dat staat een dergelijke maximering niet toe. In dat artikel staat dat de Kamers, mits meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is, kunnen vergaderen en besluiten waarover ze maar willen. Door moties te maximeren, beperk je de grondwettelijke beraadslagings- en stemmingsvrijheid. Moties maken onderdeel uit van die beraadslaging. Is eenmaal het motie-maximum van een Kamerlid bereikt, dan is de Kamer dus niet meer vrij te beraadslagen over een onderwerp dat hij of zij nog aan de orde zou willen stellen.

Mank

Nu zou je met Bontenbal kunnen zeggen dat zulke beperkingen wel meer voorkomen. Zo gelden er maxima aan spreektijden (bijvoorbeeld voor het mondelinge Vragenuur), maar die vergelijking gaat mank. Ieder lid heeft de mogelijkheid tot inbreng in een debat, ook bij de beperking van de spreektijd. Spreektijdbeperking raakt niet aan de mogelijkheid onderwerpen of kwesties onderdeel te maken van de beraadslaging en de besluitvorming. Weliswaar kan een Kamerlid soms maar kort het woord voeren door die beperking, maar hij of zij kan altijd een onderwerp onderdeel van de beraadslaging maken. En het beperkt niet de mogelijkheden iets aan de Kamer ter besluitvorming voor te leggen; dat zal altijd via een schriftelijke inbreng zoals een motie, amendement of vraag moeten gebeuren.

Kortom, het zou beter zijn als de Tweede Kamer dit wat onberaden en ongrondwettelijke voorstel niet aanneemt.