N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Fotojournalistiek Foto’s van slachtoffers van de aardbeving in Turkije en Syrië gaan de wereld over. Maar schokkende nieuwsbeelden kunnen later trauma’s oprakelen bij slachtoffers, of de privacy schenden. Welke afwegingen maken nieuwsredacties?
Op 9 februari, drie dagen nadat Turkije en Syrië werden getroffen door een hevige aardbeving, deed Irem Aydemir op Twitter een oproep aan nieuwsmedia: „Onthoud dat overlevenden een toekomst hebben. We zijn opgegroeid met de uitdrukking: ‘Slaap niet in je ondergoed, hang je kleren naast je handdoek tijdens het douchen.’ Het is belangrijk dat slachtoffers zich niet schamen.” De oproep van de Amerikaanse studente, geboren in Turkije, was er een uit het hart. Zelf maakte ze de zware aardbeving van 1999 nabij Izmit mee, ze kent de trauma’s die daar het gevolg van zijn. Vanuit de VS zag ze hoe de nieuwsbeelden van slachtoffers, het stof nog op hun gescheurde kleding, de wereld overgingen. Denk aan hoe zíj later terugkijken naar die nieuwsfoto’s, zei ze.
Het publiceren van nieuwsbeelden is altijd dansen op een dunne lijn van het recht op informatie enerzijds, en de privacy van slachtoffers en hun familieleden anderzijds. Verslag doen van een gebeurtenis, in al zijn gruwelijkheid, is nodig om de wereld te kunnen laten zien: voor slachtoffers is dit de realiteit. Een opgepoetste werkelijkheid zou hen juist geen recht doen, het is wat zij doorstaan. Maar natuurlijk zijn waardigheid en vooral proportie daarbij minstens zo belangrijk. Diezelfde wereld hoeft niet alles te zien. En misschien komt het beeld van een vader die de hand van zijn dochter vasthoudt – haar levenloze lichaam buiten beeld, hij om toestemming gevraagd – wel harder binnen dan een bloederige foto.
Zal het trauma van deze vader, en van al die mensen die publiekelijk onder het puin vandaan gehaald worden, opgerakeld worden wanneer zij hun eigen foto’s terugzien? Dat zou goed kunnen. Maar hadden de beelden daarom beter níét de wereld over kunnen gaan? Die vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden, toont bijvoorbeeld het verhaal van Nihdi Chaphekar, de Indiase stewardess die gehavend op een bankje werd gefotografeerd na de terreuraanslag op vliegveld Zaventem.
In 2016 vertelde ze de NOS hoe klein ze zich voelde toen ze erachter kwam dat de foto, zij bebloed in haar beha, op voorpagina’s had gestaan. Had hij niet kunnen worden gecensureerd? Maar tegen NRC zei ze datzelfde jaar ook: „Ik zag de blik in mijn ogen. Daar zat alles in. De tragedie van het moment, de hulpeloosheid, de angst, de schaamteloosheid van een terreurdaad.” Noch haar man, noch haar kinderen hadden zich ooit voor de foto geschaamd.
Kwetsbaarheid
„Mijn werk is altijd tweeledig”, zegt Eddy van Wessel, die deze week de Zilveren Camera won voor zijn fotoserie Ruïnes voor vrijheid, over de oorlog in Oekraïne. „Natuurlijk ben ik me bewust van de kwetsbaarheid van mijn onderwerp, van de mensen die ik fotografeer. Maar ik ben me óók bewust van de omstandigheden waarin de mensen die ik fotografeer leven. Mijn foto’s dragen bij aan aandacht voor die realiteit, en dus aan een oplossing of aan verandering.”
Neem zijn bekende foto van een Oekraïens stel, beiden volledig ingepakt in verband, tot de handen waarmee ze elkaar vasthouden aan toe. In het militair hospitaal waar Van Wessel de foto maakte, zag hij de verschillende lagen: de liefde van het stel voor elkaar, de schrijnende gevolgen van een oorlog. De foto komt dan eerst – anders is het moment weg. Daarna volgt een gesprek: hoe gaat het met ze, hoe voelde het toen een raket in hun huis sloeg? Van Wessel: „Op zulke momenten zijn mensen vaak ook blij dat ze hun verhaal mogen doen, dat er aandacht voor ze is.”
Toch is dat tijdens het maken van foto’s niet waar hij mee bezig is, zegt Van Wessel. De keuzes komen later. Die keuzes worden beïnvloed door verhalen, zoals bij het Oekraïense stel, maar liggen ook bij de nieuwsredacties die de foto’s publiceren. En dat is telkens weer een nieuwe afweging, zegt Danusia Schenke, art-director voor dagblad Trouw, waarvoor Van Wessel fotografeert.
Een huilende Oekraïense vrouw, gebogen over het lichaam van een man in een lijkzak, zijn gezicht herkenbaar in beeld. Schenke: „Als zo’n foto van persbureau Reuters komt, publiceren we hem niet. Nu kenden we het verhaal erachter van Eddy, en geeft zijn overtuigingskracht de doorslag. Dit was een van de mannen die halsoverkop moest vechten en geen schijn van kans had. Een belangrijk nieuwsverhaal, vonden we.”
Huilende Turkse vrouwen, gebogen over lichamen met dekens erover? Een krachtig beeld, zegt Schenke. „Behalve als er een hand onder die dekens vandaan komt, dan zijn er minder schokkende foto’s die hetzelfde vertellen.” En de levenloze hand van de dochter dan? Schenke: „Volgens de fotograaf van persbureau AFP wilde haar vader dat die foto werd gemaakt.”
Bij NRC werd lang gepraat over de man die onder het puin lag, zegt Natalia Toret, chef van de fotoredactie. Hij nog in leven, zijn vrouw naast hem niet meer. Toret: „We kozen er uiteindelijk voor die foto te plaatsen mét de context van dat gigantische ingestorte gebouw om hen heen. De conclusie was: het is nieuws dat mensen er zó bij liggen. Dat ze gered willen worden, terwijl de hulp traag op gang komt.”
Bij het plaatsen van kwetsbare foto’s is de context belangrijk, zeggen zowel Toret als Schenke. Daarover kun je discussiëren. De foto van de Indiase stewardess die Trouw plaatste, vond de redactie achteraf bijvoorbeeld toch te hijgerig. Schenke: „Het was het beeld van de dag, iedereen had het. Maar zij, zo kwetsbaar in haar beha, zonder dat ze daar toestemming voor had gegeven… Dat was eigenlijk niet fair.”