Europa is een „levend lab”, zegt Léonie de Jonge, hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Tübingen (Duitsland). Ze is gespecialiseerd in radicaal- en extreem-rechts. Na een jaar van grote verkiezingsoverwinningen is nu het jaar begonnen dat radicaal-rechts iets te bewijzen heeft. „De macht die ze wonnen, moeten ze zien te verzilveren. De grote vraag is of ze kunnen regeren en hun machtspositie kunnen behouden, of zelfs kunnen uitbouwen.”
Het jaar 2023 was het succesvolste jaar in decennia voor radicaal-rechts in Europa en de Verenigde Staten. Ze wonnen flink bij verkiezingen, en kregen in Finland en Nederland regeringsmacht. Dat deze radicale politieke stroming het tij mee heeft, heeft meerdere oorzaken, zegt De Jonge. „Partijen uit verschillende landen hielden lange tijd afstand van elkaar, uit angst dat ze elkaar zouden besmetten met hun extremistische imago. Nu profiteren ze juist van elkaar.” Het succes van een radicaal-rechtse partij in het ene land zorgt voor normalisering van het gedachtegoed in het andere.
De Jonge: „De economische en politieke omstandigheden zijn bovendien perfect: er heerst economische onzekerheid, migratie is een kernthema voor kiezers. Media hebben hun geluid een platform gegeven. En gevestigde partijen hebben radicaal-rechts toegelaten tot de electorale arena, door hun thema’s over te nemen, met hen te onderhandelen of met hen e mee te regeren. Het succes van radicaal-rechts in Europa is dus geen natuurverschijnsel, het veld is driftig voor ze omgeploegd.”
Stoorzender
Radicaal-rechtse partijen als de PVV zitten in een nieuwe positie, zegt De Jonge. „Ze waren gewend vanuit de flank te opereren, als stoorzender. Nu ze echt machtsposities innemen, blijven ze zich als oppositie gedragen. Dat geldt ook voor de PVV.”
De vraag is dan ook: kunnen radicaal-rechtse partijen trouw blijven aan hun disruptieve stijl en tegelijk bestuurlijke verantwoordelijkheid nemen? En wat gebeurt er als dat niet lukt en ze incapabel blijken? Die vraag speelt in de Verenigde Staten, waar Donald Trump aan het einde van de maand opnieuw beëdigd wordt als president; in Oostenrijk, waar de FPÖ na een mislukte formatie van de andere partijen alsnog de kans krijgt een regering te vormen, en in het Italië van Giorgia Meloni. En ook in Nederland.
In de oppositie lopen al weddenschappen over een val van het kabinet
Het eerste half jaar dat het kabinet-Schoof (PVV, VVD, NSC en BBB) regeerde, werd getekend door chaos en crisis. In de coalitie én in de oppositie wordt rekening gehouden met een snelle val van het kabinet. De onderlinge verhoudingen zijn verzuurd, met name tussen de vier partijleiders in de Tweede Kamer. Oude conflicten zijn niet opgelost, en nieuwe komen eraan, bijvoorbeeld over nieuwe bezuinigingen in de Voorjaarsnota. Of over de rechtszaak die Greenpeace heeft aangespannen tegen de Nederlandse staat. De uitspraak is op 22 januari en zou betekenen, als Greenpeace gelijk krijgt, dat het kabinet grote stikstofmaatregelen moet gaan nemen. Dat zal niet alleen veel geld kosten, maar kan ook leiden tot een gedwongen sanering van de agrarische sector – vrijwel zeker een recept voor een nieuwe politieke crisis.
De PVV is ‘superstabiel’
In de oppositie worden al gretig weddenschappen afgesloten over een val van het kabinet, en wordt uitgekeken naar nieuwe verkiezingen. Maar de kans dat de politieke wereld van vóór 22 november 2023 zich herstelt, is klein. „We zien nu al dat de PVV-kiezer het de eigen partij niet of nauwelijks kwalijk neemt dat er nog zo weinig van de grond komt”, zegt Peter Kanne van onderzoeksbureau Ipsos I&O.
Kanne: „De PVV is superstabiel sinds de verkiezingen van 2023. Als je kiezers vraagt naar wat er niet goed gaat, dan krijgt Geert Wilders daar niet de schuld van. Kiezers zeggen dingen als: ‘hij probeert het tenminste. Hij neemt het op voor onze belangen, hij weet wat er leeft’.”
Lees ook
Waarom Heerlen-Noord Wilders trouw blijft
In mindere mate geldt dit ook voor de VVD en BBB, hoewel het electoraat van die partijen volgens Kanne kwetsbaarder is. NSC is volledig ingestort en zou volgens peilingen zo’n drie van de twintig zetels overhouden.
Wilders speelt volgens Kanne de rol van „de klassenvertegenwoordiger die meepraat in de leerlingenraad en tegelijk propjes blijft gooien in de klas”. Oppositie tegen de eigen coalitie voert Wilders elke dag via X. De afgelopen dagen noemde hij een interview dat VVD-leider Dilan Yesilgöz aan EenVandaag gaf „ongelooflijk vals”. En hij kondigde zonder onderbouwing aan dat er geen bewindspersoon van de PVV deel zou nemen aan het World Economic Forum in Davos. De suggestie: de bewindspersonen die wél gaan, doen mee aan een wereldwijd complot.
Elke dag voert Wilders via X oppositie tegen de eigen coalitie
Het gevolg van deze dubbelrol is een grote kloof tussen hoe kiezers naar het kabinet kijken en hoe ze naar hun partijkeuze kijken. Terwijl nog geen 20 procent van de kiezers tevreden is over het kabinet, schommelt de coalitie in de peilingen van Ipsos I&O rond de 45 procent van de stemmen. Kanne: „Dus 26 procent van de kiezers wil op een coalitiepartij stemmen, terwijl ze ontevreden zijn over het kabinet. Dat is zeldzaam, normaal laten ontevreden kiezers hun partij veel sneller vallen.”
Symboolmaatregelen
Je zou het een electorale superkracht kunnen noemen: ook als regeren niet lukt, wordt een partij daar niet voor gestraft. Die superkracht hoort bij radicaal-rechtse partijen, zeggen politicologen. Hun kiezers kijken anders naar hun partij dan kiezers van middenpartijen, zei hoogleraar politiek pluralisme Sarah de Lange (Universiteit van Amsterdam) afgelopen zaterdag in de NRC-podcast Haagse Zaken. Ze zijn „vrij snel tevreden met wat je symboolmaatregelen zou kunnen noemen”, zo blijkt uit internationaal onderzoek. De Lange verwees naar de invoering van grenscontroles door minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV). „Dat gebeurt maar op een paar plekken, maar veel kiezers zien het als een signaal dat de grenzen niet langer per definitie open zijn, en vinden dat al heel belangrijk.”
Politicoloog Simon Otjes (Universiteit Leiden) zei in dezelfde podcast dat er een steeds bredere kloof gaapt tussen partijen die primair willen besturen, en partijen die vooral goed zijn in het benoemen van zorgen in de samenleving. Dat onderscheid tussen ‘responsible politics’ en ‘responsive politics’ (termen van de Ierse politicoloog Peter Mair) is al oud.
Maar, zegt Otjes: „Sommige partijen zijn steeds beter geworden in het vertolken van de wil van burgers, en steeds minder goed in besturen. Dat zie je terug in dit kabinet, dat wel de zorgen van kiezers kan benoemen, maar een beperkt vermogen heeft om echt beleid te maken. Kijk alleen al naar de stikstofcrisis.”
Tegelijkertijd: partijen en coalities die beloven wél goed te regeren hebben het ook moeilijk. „Kijk maar het Verenigd Koninkrijk, Duitsland of Frankrijk. De gevestigde partijen leveren niet meer, en wat overblijft is de symbool- en identiteitspolitiek van radicaal-rechts. Dat vind ik zorgwekkend. Zo blijft radicaal-rechts een dominante kracht.”
‘Laat Geert Wilders het maar eens proberen’, zeiden velen in Den Haag na de verkiezingszege van de PVV in 2023. Als kiezers zien dat de PVV geen stabiele regering kan leiden, lopen ze vanzelf weg. Dat idee leeft nog steeds, zeker bij coalitiegenoot VVD, die van dit kabinet ook weer geen ál te groot succes wil maken.
Maar radicaal-rechtse partijen leggen de schuld sneller bij anderen: Europa, rechters, of andere partijen. Radicaal-rechtse kiezers accepteren dat in grote mate. Onderzoeker Peter Kanne: „Het oppositievoeren vanuit de Tweede Kamer tegen de eigen coalitie is buitengewoon succesvol. Daar komt bij dat kiezers zo’n laag vertrouwen hebben in politiek, dat ze nu geen alternatief zien. Ik heb bij Wilders vaak gedacht: nu gaat hij te ver. Ik dacht het na zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak in 2014, of na de film Fitna in 2008. Maar dat was nooit zo. Het waren juist springplanken.”