Drollenscans bieden inzicht in het dieet van de vroege dino’s

Gefossiliseerde keutels en braakballen bieden inzicht in de vroege evolutie van dinosauriërs. Dat schrijft een team van Zweedse, Noorse, Poolse en Hongaarse paleontologen deze week in Nature. Door de inhoud van honderden bromalieten – de versteende verteringsproducten – te bestuderen in een deeltjesversneller kregen ze inzicht in het dinodieet tijdens het late Trias, pakweg 230 tot 200 miljoen jaar geleden. Daaruit bleek dat die resten toenamen in grootte en diversiteit, wat wijst op de opkomst van grotere dino’s met nieuwe eetpatronen.

Bij dino-onderzoek staat vaak hun uitsterven centraal, 66 miljoen jaar geleden na een meteorietinslag. Maar over de eerste 30 miljoen jaar van hun bestaan is relatief weinig bekend, terwijl die periode wél heel interessant is. Vanaf pakweg 200 miljoen jaar geleden domineerden ze de ecosystemen.

Vaak wordt geopperd dat die snelle opkomst te maken heeft met de anatomie van dino’s, die beter zou zijn aangepast aan de leefomgeving dan die van andere dieren. Een alternatieve verklaring gaat ervan uit dat andere diergroepen aan het einde van het Trias uitstierven door toevallige processen (zoals vulkaanuitbarstingen) en dat de dino’s daarvan profiteerden.

Om meer duidelijkheid te krijgen besloten de huidige onderzoekers het voedselweb van de vroege dino’s te reconstrueren aan de hand van de uit Polen afkomstige bromalieten. De versteende keutels (coprolieten) en braakballen (regurgitalieten) bevatten botjes, halfverteerde vissen, planten, schelpdieren en allerlei keverschildjes. Ook waren er uitwerpselen met verbrijzelde botten van met karkas en al verslonden prooien.

Mijn shitty job noemde ik het altijd

Melanie During
paleontoloog

In een begeleidend commentaar in Nature wordt het onderzoek geroemd vanwege de originele onderzoeksmethode. Ook de onlangs gepromoveerde Nederlandse paleontoloog Melanie During, die vijf jaar geleden als onderzoeksassistent betrokken was bij het project, is enthousiast. „Mijn shitty job noemde ik het altijd, maar het scannen en segmenteren van die coprolieten was natuurlijk fantastisch. Ik heb prachtige keverdekschildjes en mottenantennes in de drollen gevonden.”


Lees ook

Een boek over de laatste dag van dinosauriërs, dat verrassend persoonlijk wordt


Aan de hand van de ouderdom, vorm en inhoud van de bromalieten hebben de onderzoekers in detail de overgang van dinovoorlopers naar echte dinosauriërs kunnen reconstrueren, aldus During. „Botten of voetafdrukken van dino’s zijn óók interessant, maar als er iets is wat beesten veel doen dan is het poepen. Daar laten ze dus veel van achter, en door je op die coprolieten te focussen krijg je een veel beter beeld van het ecosysteem.”

De vroegste dino’s waren per definitie vleeseters, zegt During. „Vlees verteren is makkelijker dan planten verteren. Smok wawelski is een goed voorbeeld, die wordt ook in dit paper genoemd. In zijn coproliet zitten z’n eigen tanden, die heeft hij gebroken door te kauwen op botten.” Pas later verschenen de planteneters ten tonele. In de uitwerpselen van de allereerste grote plantenetende dinosauriërs zaten verrassend genoeg niet alleen plantenresten maar ook houtskool. Volgens de onderzoekers kán dat gifstoffen uit de varens in hun maag geneutrliseerd hebben, als een prehistorische norit. Maar During zegt: „Vermoedelijk kregen ze dat per ongeluk binnen na bosbranden.”