De stille strijd tussen Poetin en het Westen over een cruciale oliepijpleiding

Dear Mr Gorban, zo begint de brief die op 11 april 2022 de deur uit gaat bij oliereuzen Shell, ExxonMobil, Chevron en ENI. Dat is meteen de enige beleefde zin in de brief.

De brief is gericht aan Nikolaj Gorban, de directeur van het Caspian Pipeline Consortium, een bazige Rus die geen Engels spreekt en geen computer gebruikt. Hij bestuurt namens Rusland, Kazachstan en een groep internationale oliebedrijven een 1.500 kilometer lange pijplijn die over de steppe van Kazachstan en Rusland slingert. Elke dag persen pompstations 1,2 miljoen vaten ruwe olie door de dikstalen slagader, van drie Kazachstaanse olievelden naar de Russische havenstad Novorossisk aan de Zwarte Zee. Vanaf daar gaat de olie de wereldzeeën op, ook richting Nederland.

Maar nu niet. Een paar weken geleden is de hele pijpleiding volledig stil komen te liggen, voor het eerst in z’n twintigjarige geschiedenis. Juist nu Rusland zijn oorlog tegen Oekraïne is begonnen, stokt de oliestroom – het slechtste moment denkbaar.


Oliepijpleiding loopt door Kazachstan en Rusland

De vier westerse oliebedrijven zijn niet alleen aandeelhouder in die pijpleiding, ze hebben miljarden geïnvesteerd in de Kazachstaanse olievelden. Het is hún olie die door hún pijpleiding moet. Waarom werkt de pijpleiding niet, mister Gorban, vragen ze getergd in de brief. En ze hebben nog meer grieven. Hoe kan het dat er het afgelopen jaar voor het eerst in decennia een olieramp is geweest die hen 75 miljoen dollar kan gaan kosten? Hoezo zijn er boetes binnengekomen voor watervervuiling en ondeugdelijke noodplannen?

De aandeelhouders zijn gestrest. De Russische president Vladimir Poetin is een paar weken eerder Oekraïne binnengevallen en het Westen kondigt het ene na het andere sanctiepakket tegen Rusland af. Wat nu als niet alleen de stroom olie uit Rusland, maar ook die uit Kazachstan opdroogt? De pijpleiding is geen kleintje: van elke honderd liter olie die op aarde wordt vervoerd, loopt er één door deze pijplijn.

Ook de wereldmarkt is hypernerveus. De ochtend nadat de kraan dichtgaat, 23 maart 2022, stijgt de olieprijs in één klap met 5 procent.

Het is een rare toestand, op een verdacht moment. De oliebedrijven vermoeden dat dit powerplay van Poetin is. Legt het Westen sancties op tegen Russische olie, dan zorgt Rusland dat ook de toestroom van Kazachstaanse olie stokt – dat lijkt de boodschap.

Maar wat er echt gebeurt, weten ze niet. De communicatie van staatsbedrijf Transneft, de Russische aandeelhouder die de dagelijkse leiding over de pijpleiding heeft, is belabberd. Hun officiële verhaal over het stilleggen van de pijplijn is dat het misging bij de drijvende boeien waaraan olietankers zich vastkoppelen om olie uit de pijpleiding in hun ruim te pompen. Eerst was er schade aan boei 3. Iets met de drijvende slang waarmee de olie in het scheepsruim wordt gepompt. Oké, het spookte die nacht op de Zwarte Zee, en bij golfslag en rukwind gaat er wel eens wat kapot. Maar de volgende ochtend bleek er na een ‘inspectie’ opeens ook schade te zijn aan de drijvende slang van boei 2. En toen ging ook nog boei 1 uit bedrijf.

Ze hebben geen idee of dat klopt. De westerse oliereuzen kunnen niks anders doen dan knarsetandend toekijken. Ze hebben in de jaren ervoor alle grip op de pijpleiding verloren. Frustratie sijpelt tussen de regels van de brief door. Hun medewerkers zijn al twee jaar niet welkom in de Russische havenstad, schrijven de oliemaatschappijen, ze mogen zich niet met de dagelijkse leiding bemoeien. „We willen op de hoogte gehouden worden”. Ze willen de controle terug.

Een strijd van lange adem

Poetin voert niet alleen een oorlog in Oekraïne, waar hij bommen op Soemy gooit en troepen naar Kramatorsk stuurt. In stilte voert hij een andere strijd, buiten het zicht, in bestuurskamers en aandeelhoudersvergaderingen. Het is een strijd van de lange adem, waarin hij macht verwerft over cruciale transportroutes en belangrijke inkomstenbronnen voor de staat.

De westerse oliereuzen kunnen niks anders doen dan knarsetandend toekijken

Deze strijd draait om de CPC-pijpleiding, goed voor zo’n zevenhonderd miljoen dollar aan winst en belasting per jaar voor de Russische staatskas, en tegelijk een strategische asset voor het Westen – de reden dat de pijplijn buiten sancties wordt gehouden.

De pijpleiding is eigendom van het Caspian Pipeline Consortium (CPC), dat in handen is van de Russische en Kazachse staat en westerse oliemaatschappijen, waaronder het Brits-Nederlandse Shell. De grootste aandeelhouder is het Russische staatsbedrijf Transneft, dat een kwart van de aandelen heeft en al zeventien jaar wordt geleid door Nikolaj Tokarev. Hij is oude bekende van Poetin, ze werkten beiden in Dresden voor de Russische geheime dienst KGB. Tokarev staat op de Europese sanctielijst vanwege zijn steun aan machthebbers die de oorlog tegen Oekraïne voeren.

NRC reconstrueerde met journalistiek consortium ICIJ hoe westerse oliebedrijven de macht over deze cruciale pijpleiding verloren aan de Russen. De pijpleiding is daardoor een „zeer indrukwekkend en krachtig politiek middel” geworden voor Rusland, zo zegt de gevluchte oppositieleider Vladimir Milov, die begin van de eeuw een paar maanden onderminister van energie was onder Poetin.

NRC las interne correspondentie en notulen van bestuursvergaderingen van het CPC, bestudeerde jaarverslagen uit Nederlandse, Russische en Cypriotische Kamers van Koophandel, ploos contracten, scheepsregisters en Russische banktransacties uit, onderzocht rechtbankstukken, data van scheepstrackers en satellietbeelden en sprak met tientallen bronnen in binnen- en buitenland.

Uit dit alles is te achterhalen hoe westerse oliemaatschappijen koste wat het kost willen vasthouden aan de strategische pijpleiding, en daarom telkens corrupte eisen van Rusland inwilligen. Maar dat mislukt. Sinds de oorlog tegen Oekraïne is de pijpleiding al zeker twintig keer stil komen te liggen en is deze een pressiemiddel geworden. Het officiële verhaal van Rusland is dat de pijpleiding wegens technische mankementen dicht moest. Maar Arseni Pogosian, voormalig persvoorlichter van de Russische onderminister van energie, zegt tegen ICIJ dat Rusland de kraan in maart 2022 onnodig lang dichthield „om het westen bang te maken”.

Van elke tien olietankers die vanuit Novorossisk vertrekken, gaat er minstens één naar Nederland

De gevolgen voelt ook Nederland, dat door sancties tegen Rusland afhankelijker is geworden van Kazachstaanse olie. Van elke tien olietankers die vanuit Novorossisk vertrekken, gaat er minstens één naar Nederland, dat inmiddels meer olie uit Kazachstan importeert dan uit Saoedi-Arabië.

Niet alleen zijn de westerse oliemaatschappijen hun macht kwijt, zo blijkt uit het onderzoek. Ze raken ook geld kwijt, dat via dubieuze routes wordt weggesluisd, naar een privékantoor op Cyprus of naar de bouw van een megalomaan landgoed op de kliffen naast Novorossisk, met de bijnaam ‘Poetins paleis’.

Eén route, via Rusland

Wanhopig stuurt de directeur van het Rotterdamse sleep- en bergingsbedrijf Smit Lamnalco in 2012 een brief naar hooggeplaatste functionarissen in het Kremlin en naar de Nederlandse ambassadeur in Moskou, Ron Keller. Kunnen zij iets doen aan de „voortdurende intimidatie” die de medewerkers van zijn bedrijf ondervinden in de haven van Novorossisk? De situatie is niet langer houdbaar.

Sleepbedrijf Smit werkt dan al twaalf jaar in de Russische havenstad voor het Caspian Pipeline Consortium. Smit doet voor CPC onderhoud aan de boeien die bij het uiteinde van de pijpleiding in de zee dobberen en waar olietankers aanmeren om olie in te nemen. Ook loodst het bedrijf de grote olietankers van en naar de boeien. Een betrokkene: „Het was een prima contract.”

Een belangrijk contract ook, want een werkende CPC-pijpleiding is cruciaal voor de eigenaren. Die hebben miljarden geïnvesteerd in de ontwikkeling van drie gigantische oliereservoirs in Kazachstan. De buis is de enige route waarlangs hun olie het land uit kan, en die moet het wel doen.

Die fragiele constructie was een idee van een Nederlander, John Deuss, een oliehandelaar uit Nijmegen die tijdens het apartheidsregime zaken deed met Zuid-Afrika en in 2006 vast kwam zitten op verdenking van grootschalige btw-fraude. Deuss had in de chaotische jaren na de val van de Sovjet-Unie een deal gesloten met Kazachstaanse functionarissen. Hij had geregeld dat hij samen met een van zijn contacten, het sultanaat van Oman, en met de Russen een pijpleiding mocht aanleggen van de grote olievelden bij de Kaspische zee naar Novorossisk.

Illustratie XF&M

Die constructie – één enkele route, nota bene via Rusland – werd in de Verenigde Staten als zó kwetsbaar gezien, dat het Witte Huis nog bumperstickers liet drukken die Amerikaanse diplomaten moesten verspreiden onder de bevolking rond de Kaspische zee. „Happiness is multiple pipelines”, stond erop.

De beïnvloedingscampagne mislukte. De Amerikaanse journalist Steve Levine beschrijft in zijn boek The Oil and the Glory hoe Bill Clinton, die zich persoonlijk met de kwestie bemoeide, stilletjes Deuss eruit liet werken. Maar alle vervolgpogingen om routes buiten Rusland om te tekenen, strandden. Als zo’n plan op tafel kwam, draaide Rusland gewoon ergens een kraan dicht. Zo kwam er een maand lang geen olie door een kleinere pijpleiding van Chevron in de regio. En dat werkte. In 1996 tekenden de Russische president Boris Jeltsin en oliemaatschappijen in Moskou voor de bouw van de CPC-pijpleiding. In 2001 was de 1.500 kilometer lange pijpleiding af en werd de eerste olietanker in Novorossisk volgepompt.

‘Ze weten waar je familie woont’

Het is Transneft dat achter de intimidatie zit, vermoedt de directeur van Smit Lamnalco als hij in 2012 zijn brief aan de ambassadeur schrijft. In de haven van Novorossisk is naast Smit nog een concurrent actief: Transneft Service, een dochterbedrijf van Transneft dat ook maritieme diensten aanbiedt. De baas is een Rus, genaamd Sergej Kirejev.

Kirejev aast al twee jaar op het onderhoudscontract van Smit. Als CPC het contract in 2010 opnieuw wil aanbesteden, wil Kirejev het per se hebben. Maar hij weet ook dat Shell, Exxon en Chevron vinden dat zijn bedrijf daar de kennis en kunde voor mist. Hij probeert het via een samenwerking met Smit.

In Nederland vonden medewerkers van Smit zo’n fusiebedrijf een prachtig idee, zegt een betrokkene uit die tijd. „Lekker vaak op reis, lokale dingen ontwikkelen.” Maar het kan echt niet, blijkt uit een rapport dat op het bureau van de directeur van Smit belandt. De conclusie is glashelder. Transneft Service probeert „zeer agressief” alle macht in de haven van Novorossisk naar zich toe te trekken, staat erin. En binnen het bedrijf is sprake van „zeer hoge corruptie”.

Bovendien is directeur Kirejev niet te vertrouwen, vertellen medewerkers van Smit die met hem te maken hadden. „Witwassen”, herinnert een betrokkene zich. „Er hing financiële ellende om hem heen.” Dat klopt. Een paar jaar ervoor was een bedrijf van Kirejev strafrechtelijk onderzocht voor btw-fraude en een regionaal hof beschuldigde een bedrijf van Kirejev van het stelen van een ander bedrijf in de haven van Novorossisk.

Het onderhoudscontract belandt weer bij Smit, dat in die tijd fuseert met het Saoedische Lamnalco. Kirejev grijpt mis.

Dan begint het getreiter.

Ineens krijgt Smit Lamnalco de Russische Staatsarbeidsinspectie en het ministerie van Transport op bezoek. Kloppen de duikbrevetten wel? Zijn er genoeg Russen in dienst? Is de brandbeveiliging op orde? Aan de lopende band zijn er onverwachte invallen, controles en inspecties, vertellen betrokkenen. Medewerkers worden op een nare manier ondervraagd, veiligheidscertificaten ingetrokken, schepen als ongeschikt bestempeld. Er komen boetes en onderzoeken naar contractbreuk en aanbestedingsfraude, blijkt uit Russische rechtbankstukken. Een directeur van Smit Lamnalco ter plekke krijgt te horen dat „ze weten waar je familie woont”, vertelt een betrokkene.

Dan begint het getreiter: onverwachte invallen, controles en inspecties

In 2011 weet Kirejev toch een hapje van de taart te veroveren. Zijn Transneft Service krijgt voor 28.000 dollar per maand een ander deelcontract van CPC, voor olierampbestrijding bij de boeien van de pijpleiding. Het bedrijf dat door Smit is geweigerd omdat het te corrupt en te agressief is, kan wél met het pijpleidingconsortium zakendoen.

Maar het pesten gaat onverminderd door. De sleepboten van Smit Lamnalco zijn niet van het juiste materiaal, zo staat opeens in een formele klacht tegen het bedrijf, en ze zouden ook niet kunnen uitvaren bij hoge golven. Om het nog erger te maken, schort CPC ineens de betalingen aan Smit Lamnalco op. Allemaal onder druk van Transneft, denken de medewerkers van het sleepbedrijf. En dat denken de leidinggevenden bij CPC ook: „Transneft bedreigde Lamnalco”, staat in een presentatie uit die tijd aan het bestuur van Chevron. „Constante druk op Lamnalco, inspecties die dreiging vormen voor het laden van schepen.”

Toenmalig ambassadeur in Rusland, Ron Keller, herinnert zich later „de brief van twee kantjes met een kaartje van de pijpleiding” erop van de directeur van Smit Lamnalco nog wel. Hij neemt het op met een Russische vicepremier, maar dat haalt weinig uit.

Het jaar erna houdt het gepest ineens op – als een wolk die van de zon wegschuift.

De reden daarvoor, zo vertellen bronnen, is te vinden in de notulen van de bestuursvergadering van het pijplijnconsortium van 13 november 2013, die NRC verkreeg.

Punt vier op de agenda gaat over een vernieuwd contract voor olierampbestrijding met Transneft Service. In dat contract, zo staat in de notulen, krijgt Transneft Service niet 28.000 dollar per maand van CPC, maar 895.000 dollar per maand – bijna 32 keer zo veel, zeven jaar lang. Totale waarde: bijna 76 miljoen dollar. Het is een absurde verhoging. Een betrokkene: „Deze prijsstijging was op geen enkele manier uit te leggen.”

Het jaar erna houdt het gepest ineens op – als een wolk die van de zon wegschuift

Het jarenlange treiteren en tegenwerken sorteert effect: alle oliebedrijven stemmen voor. Alleen de afgevaardigde van Shell stemt tegen. De reden staat niet in de notulen.

De oliebedrijven laten nog wel een paar halfslachtige zinnetjes opnemen in de notulen. „Puur om zichzelf in te dekken”, zegt een betrokkene. Ze willen dat de directeur van CPC iedereen schriftelijk belooft dat het bedrag – die 895.000 dollar per maand – „redelijk” en „marktconform” is. En dat een check op de uiteindelijke eigenaren van de sleepboten „naar tevredenheid” is uitgevoerd.

Een dubieus geldspoor

Wie goed naar het contract kijkt, snapt waarom de baas van Transneft Service erop aast: hij profiteert er persoonlijk van.

Uit onderzoek van NRC en ICIJ blijkt dat er een dubieus geldspoor naar Cyprus loopt via een aantal sleepboten. In het contract dat NRC inzag, staan drie schepen genoemd die Transneft Service wil inzetten voor olierampbestrijding voor CPC. Dat zijn de Panda, de Leopard en de Bars, drie rood-blauw-witte sleepboten, alle drie bijna 31 meter lang. Deze zijn, zo blijkt, eigendom van drie Cypriotische bedrijven. Jaarlijks ontvangen de drie bedrijven gezamenlijk 7,5 miljoen dollar voor het leasen van de boten.

Illustratie XF&M

Na een paar jaar voegt Transneft Service nog vier schepen toe aan z’n vloot in Novorossisk: knalrode sleepboten die als botsauto’s zijn bekleed met dik zwart rubber op de boegen. Ze heten Aliot, Antares, Arktur en Altair, en ook die zijn stuk voor stuk eigendom van Cypriotische bedrijfjes. In een jubileumboek van een olieconsortium staan ze gefotografeerd als „CPC Service Fleet” en bij elke olierampoefening komen ze keurig naar de boeien gevaren, zo blijkt uit zogeheten transpondersignalen die schepen uitzenden.

Ook deze boten brengen geld binnen op Cyprus. In 2016 – het jaar waarin de vier nieuwe schepen te water gaan – ontvangen de bv’tjes op Cyprus gezamenlijk 2,6 miljoen dollar voor het verhuren van de schepen, daarna zijn er geen jaarverslagen meer.

De zeven bedrijfjes, voor elke sleepboot één, hebben iets gemeen. Ze hebben allemaal sterke banden met één Cypriotische financieel dienstverlener, Fortress Nominees. De bedrijven zitten in hetzelfde gebouw, Tonia Court II in Limassol, ze zijn jarenlang bestuurd door de twee oprichters van Fortress en de controle van de jaarrekeningen wordt uitgevoerd door Fortress Audit & Accounting.

In 2016 – het jaar waarin de vier nieuwe schepen te water gaan – ontvangen de bv’tjes op Cyprus gezamenlijk 2,6 miljoen dollar voor het verhuren van de schepen

Het Dossier Center, een onderzoekssite van de Russische dissidente oligarch Michail Chodorkovski, zocht uit wie er achter Fortress zitten. Dat zijn, zo blijkt uit een uitgebreid artikel, twee invloedrijke families die aan elkaar verbonden zijn. De eerste is de familie van Sergej Kirejev van Transneft Service en zijn zoon Jevgeni, op wiens naam enkele bedrijven van Fortress staan. De tweede is die van Marat Choesnoellin, wiens dochter is getrouwd met Jevgeni Kirejev. De twee leiden een luxeleven in een Cypriotische villa. Choesnoellin is de Russische vicepremier voor bouwzaken en regionale ontwikkeling en staat sinds februari 2022 op de Europese sanctielijst omdat hij verantwoordelijk is voor de Russische bouwprojecten op de Krim en in andere bezette gebieden.

Zo’n one-stop-shop voor de hele familie, met eigen directeuren, een eigen trustkantoor en een eigen accountant, is populair onder de rijken der rijken. Een privékantoor biedt immers meer vertrouwelijkheid en meer zekerheid. De Angolese presidentsdochter Isabel dos Santos had een eigen financieel kantoor en zelfs een eigen bank, de Russische oligarch Roman Abramovitsj heeft ook zijn eigen financieel dienstverlener op Cyprus.

Het familiekantoor Fortress is een handige manier om te verhullen dat Kirejev belangen heeft in de sleepboten die hij als directeur van een staatsbedrijf zelf inhuurt. Tientallen miljoenen, betaald door de oliemaatschappijen.

‘Het is een slangenkuil’

Dat Russische partijen een contractwijziging met dwang en intimidatie afdwingen is geen incident binnen het pijpleidingproject. Het is een patroon.

Dat patroon wordt steeds zichtbaarder tijdens een grote uitbreiding van de pijpleiding, een miljardenproject dat van 2007 tot 2017 duurt. De aandeelhouders van CPC ontwikkelen in Kazachstan nieuwe olievelden en daarvoor moet de capaciteit van hun pijpleiding fors omhoog. Er moeten nieuwe pompstations worden gebouwd, dikkere buizen gelegd, een nieuwe boei in de haven geplaatst. Het project mag niet vertragen, want waar moet de olie dan heen?

Transneft maakt gebruik van die haast. Als een plan of contract niet bevalt, weigert het Russische staatsbedrijf te tekenen en stuurt het dreigbrieven naar buitenlandse werknemers, melden Chevron-medewerkers al in 2010 in een presentatie aan de top. Transneft verdraait feiten om contracten naar Russische bedrijven te krijgen, en ontzegt westers personeel de toegang tot een gebouw waar biedingen voor aanbestedingen worden beoordeeld. „Het is een slangenkuil”, mailt een medewerker van een westerse oliemaatschappij aan zijn baas. „Transneft profiteert er optimaal van.”

De kosten exploderen in die jaren. NRC kreeg via ICIJ een melding in handen van een klokkenluider bij de Amerikaanse beurstoezichthouder SEC. Daarin staat hoe de budgetten voor de uitbreiding in 2010 – aanvankelijk geraamd op 1,5 miljard dollar – groeien tot 5,4 miljard dollar, ruim drie keer zo veel. De Amerikaanse advocaat van de klokkenluider stuurt in 2011 een brief aan de voorzitter van de audit-commissie van Shell in Den Haag. Daarin schrijft hij dat Transneft „eerst fel tegen de uitbreiding was, maar een sterke voorstander werd nadat er miljarden aan het budget werden toegevoegd”. Geld dat naar Russische bedrijven kon, beweert de klokkenluider.

Maar Transneft wil niet alleen geld, het wil ook macht. De „primaire drijfveer lijkt eruit te bestaan om maximale controle over CPC te verkrijgen”, schrijven de Chevron-medewerkers in de presentatie aan de top. Transneft zet „ongekwalificeerd en onervaren personeel” in CPC om „de Transneft-doelen uit te voeren”. „Transneft-medewerkers zullen altijd gevaar lopen als ze de wensen van Transneft niet uitvoeren”.

Transneft wil niet alleen geld, het wil ook macht

Als de uitbreiding van de pijplijn in 2016 bijna klaar is, wordt de sfeer in het project grimmiger, vertellen oud-medewerkers aan NRC en ICIJ. Alsof Rusland voelt dat het de buit binnen heeft. In datzelfde jaar nomineert Transneft-directeur Tokarev een nieuwe CPC-directeur: Nikolaj Gorban, die in 2022 de brandbrief zal ontvangen waar dit verhaal mee begon. In 2016, als hij net is aangesteld, laat hij meteen zijn kantoor voor een miljoen dollar verbouwen, met donkerbruine lambrisering en antiek ogende meubels. „Hij was anti-westers tot in het extreme”, vertelt een voormalig CPC-medewerker . „Hij wilde geen expats in zijn organisatie.” Een ander: „Hij zette overal vriendjes van Transneft neer.”

Werken wordt voor westerse medewerkers steeds lastiger. „Ik moest mijn visum verlengen. Het papierwerk werd extreem moeilijk gemaakt, we moesten naar de gekste plekken komen”, vertelt een oud-medewerker. „Pure pesterij.” De westerse bedrijven vonden de situatie met Transneft maar niks, zegt een oud-directeur van CPC. „Maar wat konden we doen?” Eruit stappen willen ze niet. De olie moet stromen.

Op het hoofdkantoor van Shell weten ze dat bepaalde contracten niet kloppen, zoals het contract voor olierampbestrijding met Transneft Service dat ineens 32 keer zo duur wordt. „Shell vermoedde een kickbackstructuur”, vertelt een betrokkene, waarbij personen betaald zouden zijn voor het contract. „Die liep via de sleepbootjes naar Cyprus en uiteindelijk naar de Britse Maagdeneilanden.” Het oliebedrijf volgde het spoor naar een kantoor op de Maagdeneilanden. „Daar ontstonden vermoedens dat er Transneft-lui achter het contract zaten.” Dat onderzoek was voor Shell de reden om tegen de contractwijziging te stemmen.

Maar dat maakte in de praktijk niks uit, de andere oliebedrijven tekenden wel. Zij schatten het risico anders in, zegt een betrokkene, en ze wilden van het gezeur van Transneft af zijn.

Buitenspel gezet

Ze moeten nú vertrekken. Spullen pakken, wegwezen, naar huis.

De instructies die buitenlandse CPC-werknemers in mei 2020 krijgen, zijn dwingend. Ze moeten binnen een paar dagen Rusland verlaten. De regionale arbeidsinspectie heeft bepaald dat de papieren van twintig buitenlandse managers en specialisten van CPC niet kloppen en dat zij dus illegaal in Rusland werken. Het consortium heeft daarop per direct hun contract opgezegd. De situatie is bedreigend, wat gaan de autoriteiten doen? In de laatste dagen van mei 2020 vluchten de managers het land uit.

De buitenlandse aandeelhouders van CPC zijn in paniek. Twee maanden eerder hebben ze in een bestuursvergadering vrijwel alle macht verloren. Op 4 maart, aan het begin van de coronapandemie, stond de wisseling van het bestuur op de agenda, normaliter een formaliteit. Vlak na het aftreden van het oude bestuur, maar vóór de installatie van het nieuwe bestuur, verlieten de afgevaardigden van Transneft gauw de vergadering. Het staatsbedrijf weigerde nieuwe bestuursleden te benoemen, staat in een intern document dat NRC inzag. CPC zat daarop zonder bestuur, en de statuten schrijven voor dat dan de zittende directeur zeggenschap krijgt. Dat is de Rus Nikolaj Gorban van Transneft.

Gorban – wiens aversie van computers tijdens de eerste lockdown een steeds groter probleem wordt – trekt alle macht naar zich toe in zijn dure kantoor. „Je kon niet met hem communiceren als je niet in het gebouw was”, zegt een oud-manager. Twee maanden later stuurt Gorban het westerse personeel het land uit. Dat was „de genadeklap”.

Het is een rotstreek, maar wat kunnen de aandeelhouders doen? Na een paar weken verliezen ze ook nog de toegang tot alle ict-systemen.

Een groot twistpunt is het onderhoudscontract bij de boeien, dat nog steeds in handen is van Smit Lamnalco. Dat contract moet opnieuw worden aanbesteed. Aandeelhouder Transneft wil, net als tien jaar geleden, de klus gunnen aan z’n eigen Transneft Service, maar de westerse aandeelhouders verzetten zich dit keer met hand en tand. Een groot onderhoudscontract weggeven aan een incapabele partij maakt de operatie kwetsbaar, en dat kan geld kosten.


Aandeelhouders van pijpleiding CPC

Sinds de weigering is het pesten van Smit Lamnalco weer begonnen, net als de vorige keer, in 2010. En dit keer hebben de westerse aandeelhouders vanwege de coup van Transneft niets meer te zeggen. Smekende brieven schrijven is het enige wat nog rest. Eén zo’n brief is van een hoge manager van oliegigant ExxonMobil, hij stuurt deze op 4 juni 2020 aan de directeur van Transneft Service. „Transneft Service zou het maritieme dienstencontract niet moeten tekenen zonder uitdrukkelijke schriftelijke bevestiging” van ten minste twee directeuren, schrijft de manager. Zo nee, dan zal ExxonMobil „alle noodzakelijke juridische en andere stappen zetten”.

Het is onbekend of Exxon die juridische stappen zet, maar de brief haalt niks uit. Een maand later geeft CPC de klus toch aan Transneft Service. Ook dit nieuwe contract is een stuk duurder dan het oude, blijkt uit Russische transactieoverzichten die NRC inzag. Het bedrijf van Kirejev krijgt ongeveer een miljoen dollar per maand méér dan wat Smit Lamnalco voor hetzelfde werk kreeg. Weer betalen de oliemaatschappijen.

Een verdacht olielek

Nog geen jaar later gaat het mis. Op 7 augustus 2021 koppelt olietanker Minerva Symphony aan bij boei 1 van de terminal van CPC om Kazachstaanse olie te laden. Iets voor vijf uur ’s middags springt er een onderdeel kapot. Een expansiestuk tussen de boei en de drijvende slang bezwijkt onder de druk, een dikke straal olie spuit in zee.

Het was niet zo veel, schrijft het consortium meteen daarna sussend op zijn site. Om kwart voor elf ’s avonds was alles alweer onder controle. Kort erna meerden er weer nieuwe olietankers aan bij de andere boeien.

Maar onderzoekers van de Russische Academie van Wetenschappen zien de dagen erna iets heel anders op satellietbeelden. De olie heeft zich verspreid over een gebied van ruim tachtig vierkante kilometer, het lek is duizenden malen groter dan het consortium beweert. Het Wereld Natuur Fonds waarschuwt voor grote schade aan het zeeleven in de Zwarte Zee.

Hoe kon dit gebeuren? Dit was het eerste olielek in 25 jaar, schrijven de vier westerse aandeelhouders in april 2022 in hun boze brief aan dear Mr Gorban. Dit en andere incidenten „vergroten bestaande zorgen over of de maritieme dienstverlener Transneft Service wel de benodigde apparatuur en ervaring heeft om een veilige en betrouwbare operatie te garanderen”, schrijven ze. Een week vóór de olieramp had Transneft Service immers onderhoud gepleegd aan boei 1 – wat zagen ze over het hoofd? Wat maakten ze kapot? Ook al openen Russische aanklagers meteen een onderzoek naar de ramp, de oorzaak wordt volgens betrokkenen nooit goed vastgesteld.

En hoe verliep de olierampbestrijding met de sleepboten van Transneft Service, waarvoor de aandeelhouders 32 keer de prijs betalen? Niet goed. Uit gegevens van scheepstransponders van de avond en nacht na de olieramp, blijkt dat de sleepboten nauwelijks wat doen. Terwijl de olie wegdrijft, vaart de Arktur rond 11 uur ’s avonds terug de haven in, in plaats van het olielek in te dammen. Het weer is slecht, de golven zijn hoog. De Antares, Aliot en Altair houden het twee uur later ook voor gezien. Pas de volgende ochtend rukken ze weer uit.

Navalny’s ontdekking

De grote olievlek die op 7 augustus 2021 uit de kapotte slang van boei 1 stroomt, drijft in de nacht erna langzaam naar het zuiden, de Zwarte Zee op. Zou de wind iets anders hebben gestaan, dan zou de olie langs de kust zijn gedreven, langs een immens landgoed dat daar hoog op de kliffen ligt. En dan zou degene die op dat moment in zijn superluxe, uit de rotswand gehakte zitkamer zat hebben gezien hoe de golven langzaam maar zeker bedekt raakten onder een glimmend-zwart filmlaagje.

Illustratie XF&M

Drie jaar voordat hij in een strafkamp stierf, zette oppositieleider Aleksej Navalny een documentaire online. Dat was in januari 2021, een half jaar voor de olieramp. In een paar dagen werd de film meer dan honderd miljoen keer bekeken. De film ging over de bouw van een extreem luxe complex van 68 hectare op een hoge klif in de Gelendzjik-baai in Krasnodar, vlakbij Novorossisk.

De documentaire toont met foto’s, dronebeelden, 3D-reconstructies en ooggetuigenverslagen van bouwers de weelde van het complex, dat naar Navalny’s schatting meer dan een miljard dollar waard moet zijn. Het complex herbergt meerdere helikopterplatforms, een casino, een overdekt ijshockeyveld, een theater, een privékerk, een zaal met paaldanspaal, een bioscoop, een badhuis, een wellness-complex, een eigen bakkerij, een amfitheater, een eigen energiecentrale en een lift naar het strand, eindeloze marmeren hallen en zalen en een losse datsja van 2.500 vierkante meter. Daaromheen liggen grote wijngaarden met eigen wijnmakerijen. Navalny en zijn team vonden bonnetjes voor Italiaanse bijzettafels van 56.000 dollar, banken van 27.000 dollar en wc-borstels van 700 dollar.

Het onderzoeksteam van Navalny wist te achterhalen dat het complex voor president Poetin werd gebouwd. Het is ‘Putin’s Palace’ – al ontkent Poetin dat zelf. Ze wisten ook in kaart te brengen welke oligarchen in de kring van de president meebetaalden aan het luxe complex op de kliffen, en welke routes ze daarvoor gebruikten. Een van hen is de oligarch Nikolaj Tokarev, de directeur van staatsbedrijf Transneft.

Er zijn bonnetjes gevonden voor wc-borstels van 700 dollar

Uit banktransacties die het team van Navalny verkreeg, blijkt dat twee dochterbedrijven van Transneft samen in een paar jaar tijd in totaal 4,3 miljard roebel overmaakten – omgerekend destijds zo’n 58 miljoen dollar – voor de bouw van het presidentiële paleis. De bedragen kwamen als „huur” van een vergaderlocatie op het terrein van het paleis in de boeken. Volgens de Europese Commissie is Transneft een van de „belangrijkste sponsoren” van Poetins paleis. Eén van de twee dochterbedrijven waarmee Transneft het paleis financierde is Transneft Service, het bedrijf dat een machtige positie binnen CPC wist te bemachtigen. ICIJ en NRC konden een kleine 19 miljoen dollar aan overboekingen van Transneft Service richting Poetins paleis zelf achterhalen.

De hand op de kraan

Daar zit de man in zijn paleis op de klif, terwijl hij slechts 50 kilometer verderop een geraffineerd machtsspel speelt met westers geld. Een spel dat hij wint.

Want Poetin heeft zijn hand op de CPC-kraan. De pijpleiding is sinds de inval in Oekraïne al zeker twintig keer compleet of gedeeltelijk dichtgedraaid. Dan weer omdat er bommen uit de Tweede Wereldoorlog zijn gevonden op de zeebodem, dan weer vanwege onderhoudswerkzaamheden of storm. Niet zelden ging de kraan dicht nadat er nieuwe sancties dreigden of Kazachstan naar het westen leunde.

Westerse oliemaatschappijen Shell, Exxon, Chevron, BP en ENI kunnen niet zonder de pijpleiding, maar hebben hun zeggenschap moeten inleveren. Sinds personeel van buitenlandse aandeelhouders is weggepest en het onderhoudscontract naar een Russisch staatsbedrijf is gegaan, heeft het Kremlin eigen mensen aan de knoppen. Met het geld dat Poetin dag in dag uit aan de pijpleiding verdient, betaalt hij zijn oorlog, en zichzelf.

Reageren? [email protected]


Lees ook

The silent battle between Putin and the West over a crucial oil pipeline

The silent battle between Putin and the West over a crucial oil pipeline