Trossen kleurrijke bloemen die van het papier afspatten als een waterval: in een antiquariaat in Amersfoort lagen in een hoek op de grond zo’n dertig tekeningen van Javaanse bloemen, vruchten en allerlei soorten planten. Het papier was deels verpulverd en de bijbehorende, botanische tekst nauwelijks te lezen. Maar de afbeeldingen waren ongeschonden, de kleuren helder en stralend. Dat was twintig jaar geleden. Over de herkomst was weinig te zeggen, vermoedelijk uit een oud klooster.
Boekenverzamelaar en liefhebber van natuurlijke historie David Coppoolse (64) herkende „meteen de kwaliteit van de botanische afbeeldingen”. Coppoolse noemt zichzelf amateurbotanicus en dito boekenverzamelaar, zijn bibliotheek telt 25.000 titels. Van huis uit is hij klassiek musicus, hij studeerde compositie en piano aan het Utrechts Conservatorium, maar de liefde voor de piano veranderde in een grote boekenliefde.
Coppoolse kocht de veertig bladen voor een tientje per afbeelding. Daarvan waren er dertig in goede staat, die liet hij inlijsten. Maar wie had ze gemaakt? Met de ontdekking van deze halfvergane schat begon een zoektocht naar de tekenaar. De speurtocht voerde hem en zijn compagnon Marcel van Dorst langs archieven, antiquariaten en botanische bibliotheken, ze spraken professionele plantkundigen, raadpleegden via Delpher kranten, advertentiebladen en ander drukwerk.
Avontuurlijk leven
De platen bleken zo’n anderhalve eeuw oud en veel kostbaarder dan een tientje per stuk. Achter de collectie ging illustratrice Berthe Hoola van Nooten (1817-1892) schuil, een bereisde vrouw van gegoede familie die een avontuurlijk leven leidde en in 1863 in staat was een indrukwekkend boekwerk uit te geven, Fleurs, fruits et feuillages choisis: de la flore et de la pomone de l’île de Java (1863). In vertaling: Bloemen, vruchten en gebladerte gekozen uit de flora en het fruit van het eiland Java. Maar wie was deze Berthe Hoola van Nooten, van wie vrijwel niemand had gehoord en wier levensverhaal zo goed als onbekend was?
Haar levenswerk bevat alle veertig afbeeldingen die Coppoolse in het antiquariaat vond, eigenlijk zijn het chromolithografieën ofwel steendrukken. Haar oorspronkelijke tekeningen zijn verloren gegaan. De illustratrice leverde bij de afbeeldingen botanische toelichting, waarbij ze wellicht geholpen werd door een plantkundige op Java.
Van Nootens botanische bloemen- en plantenboek op folioformaat werd in Brussel gepubliceerd. Zoals gebruikelijk in die tijd bij de productie van dure boeken verschenen deze eerst in afleveringen, die de koper liet inbinden. Dit deed men om de kosten te spreiden. Nu vertegenwoordigt een exemplaar van de Fleurs, fruits en feuillages een waarde van zo’n tienduizend tot vijftienduizend euro.
Onder de titel Berthe Hoola van Nooten 1817-1892. Leven en werk van een ongekende bloementekenares hebben Coppoolse en Van Drost het levensverhaal van deze illustratrice opgetekend. Het resultaat is een rijk geïllustreerde uitgave, biografie en hommage ineen die getuigt van bewondering voor het veelbewogen leven én het doorzettingsvermogen van deze vrouw. Fleurs, fruits et feuillages raakte sinds publicatie in een oplage van driehonderd wereldwijd verspreid. In Nederland bevinden zich exemplaren in de collecties van de Wageningen Universiteit, in de KB in Den Haag en de speciale collecties van het Allard Pierson, de voormalige Artis Bibliotheek te Amsterdam; ook de nationale bibliotheken van Frankrijk, Engeland, Duitsland, de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland beschikken over een of meerdere exemplaren.
In de woning van Coppoolse in Amersfoort hangen de illustraties van Van Nooten aan de muur. Coppoolse wijst op een kast die al een bibliotheek op zich is: „Hierin bevinden zich alle titels die een plek hebben gekregen in ons boek over Berthe, dus natuurhistorische werken en botanische naslagwerken, publicaties over boekgeschiedenis en over het voormalige Nederlands-Indië, waar zij werkte en waar ze uiteindelijk is gestorven.” Coppoolse had zoiets schitterends als haar tekeningen nooit eerder gezien. De kern van haar onbekendheid ligt, vertelt hij, vooral in het feit dat ze een vrouw was. In het onderzoek en ook in het boek concentreren we ons op vrouwelijke botanici. Aanvankelijk waren zij goed genoeg om als meisje bloemetjes te tekenen, maar als volwassene en vooral als echtgenote moesten ze dit achterwege laten. In het voorwoord van Fleurs, fruits et feuillages schrijft ze dat ze het boek maakte ‘om haar gezin te onderhouden’. Die bekentenis is opmerkelijk openhartig, want hiermee gaf ze aan als vrouw dit te hebben gemaakt, ze liet zich dus niet door mannelijke collega’s imponeren.”
Beeld Special Collections, Wageningen University & Research – Library
Meisjesschoolhouderes
Dat Van Nooten zich aan de tekenkunst wijdde, kwam niet helemaal uit de lucht vallen. Ze volgde in Wageningen een opleiding tot onderwijzeres. Tekenen naar de natuur was een van de vaste onderdelen daarvan. In 1835 behaalde ze haar diploma ‘meisjesschoolhouderes’, dat houdt in dat je een meisjesschool mag oprichten en leiden.
Op 11 juli 1838 trouwde zij met Dirk Hoola van Nooten, telg uit een rijk patriciërsgeslacht dat slavenhouders telde op plantages in Suriname. Hoe ze hem ontmoette, is onbekend. In datzelfde jaar gingen zij naar Paramaribo. Haar man ging hier aan de slag als advocaat en reisde heen en weer tussen de hoofdstad en de koloniale plantages om juridische geschillen op te lossen. „Voor Berthe zou ‘de tropische vegetatie onvergetelijk zijn’”, schrijft Coppoolse in zijn levensgeschiedenis. Hierbij baseert hij zich op een van de dertig originele brieven die van haar bewaard zijn gebleven. Voor de reconstructie van een deel van haar leven vormen deze brieven, gericht aan een vriend, een belangrijke bron. Ze had naar eigen zeggen in Suriname een „relatief onbezorgde en gelukkige tijd” met haar man en kinderen.
Over de slavernij in de kolonie laat zij zich niet uit, ze richtte haar aandacht op haar werk als onderwijzeres en vooral op het tekenen naar de vrije natuur. Toen in 1833 in de Engelse koloniën, onder meer Brits-Guyana, de slavernij werd afgeschaft, had dat repercussies voor de lokale economie, maar ook voor buurland Suriname. Daar werd het snel onrustig, met een steeds onzekerder economie. Voor het gezin Hoola van Nooten is dat de reden de kolonie in 1845 te verlaten en naar Noord-Amerika te reizen, eerst naar New York en vervolgens naar het zuidelijke New Orleans, waar de suikerplantages in die jaren booming zijn. Haar man had nauwe contacten met deze slavenplantages. Berthe opent hier haar eerste eigen school, de Academy for Young Ladies bestemd voor jonge blanke meisjes.
Na de dood van haar man reisde ze de halve wereld over, naar Java
Maar in New Orleans treft Berthe een noodlot: haar man overlijdt in 1847 aan gele koorts, een gevreesde en vaak fatale ziekte overgebracht door steekmuggen. Het is Berthes halfbroer Vincent van den Dolder (1815-1876), woonachtig op Java, die haar ertoe overhaalde naar Batavia te komen; hijzelf had fortuin vergaard als ondernemer, handelaar en houder van een suikerplantage. Berthe nam zijn invitatie aan en reisde met haar vijf kinderen in 1855-1856 via Europa opnieuw de halve wereld rond, naar Indië. Haar man liet haar geen vermogen na, ze moest haar gezin verzorgen van een karig weduwenpensioen. Om inkomsten te verwerven opent ze in Batavia een meisjesschool, maar veel belangrijker is het verzoek van de directie van ’s Lands Plantentuin in Buitenzorg, ten zuiden van Batavia, de bloemen en planten te tekenen, op levensgroot formaat. Dat was in 1860. Hiervoor ontving ze een toelage van duizend gulden. De plantentuin was een officiële instelling van het gouvernement, waar alle inheemse bloemen, planten en cultuurgewassen werden verzameld en opgekweekt. Nu heet de tuin Kebun Raya Bogor.
Esthetische redenen
Het gedrukte sieraad Fleurs, fruits et feuillages is geen wetenschappelijke flora. Het is een florilegium, een album voor het grote publiek met de meest aansprekende, kleurrijke, vaak exotische bloemen en planten. Ze zijn om willekeurige, bijvoorbeeld esthetische redenen samengevoegd; een wetenschappelijke flora daarentegen is een onderbouwd overzicht van specifieke groepen van planten. In de woorden van Coppoolse: „Het is de persoonlijke keuze van zowel haarzelf als van de botanicus van de Plantentuin, Johannes Teijsmann. Hij kende haar werk en was er verrukt over. Ze genoot in botanische kringen, mede dankzij haar Surinaamse bloementekeningen, al enige bekendheid.” Dat Berthe drie jaar later het boek in Brussel uitgegeven wist te krijgen, dwingt bewondering af: op Java waren nauwelijks of geen steendrukkers te vinden, in Brussel wel, daar waren de allerbeste lithografen van die tijd werkzaam. De eerste editie verscheen in 1863, de tweede in 1866 en de derde in 1881. Al vanaf de eerste uitgave mocht het boek rekenen op lof en aandacht, ook van wetenschappelijke zijde. Beroemde botanici prezen het werk, onder wie Cornelis Antoon Oudemans van de Hortus Botanicus in Amsterdam. Ook de letterkundige Potgieter en vooraanstaande vrouwen als Sophie der Nederlanden en keizerin Eugénie van Frankrijk roemden haar tekeningen. Ook is bekend dat haar werk werd gebruikt in collegezalen.
Berthes illustratie en beschrijving van de Vingercitroen ofwel ‘Hand van Boeddha’, een inheemse plant op Java, wordt nog steeds gebruikt in botanische handboeken. Haar naam maakt zelfs onderdeel uit van de wetenschappelijke aanduiding als: Citrus medica Linnaeus 1753 var. sarcodactylis (Hoola van Nooten 1863) Swingle 1914.
Daar staat haar naam, mooi tussen grote wetenschappers als de Zweed Linnaeus en de Amerikaanse botanicus Walter Tennyson Swingle. „Toch raakte Berthe in vergetelheid”, zegt Coppoolse. „Bij onze zoektocht ontdekten we dat ze zelfs in professionele kringen niet echt bekend was, vooral over haar levensgeschiedenis tastte men in het duister. Na publicatie van Fleurs, fruits et feuillages wijdde ze zich aan religieuze bezigheden, zoals een bijbelvertaling en het schrijven van stichtelijke verhalen. Wat we nog weten van haar laatste levensjaren is dat ze aan prins Alexis van Rusland een exemplaar van haar florilegium mocht aanbieden en dat de Britse biologisch tekenares Marianne North haar in 1876 bezocht en een exemplaar kocht. North is al net zo’n begaafde en bereisde vrouwelijke botanicus als zij. In de Royal Botanic Gardens in Kew, bij Londen, is een galerij aan haar gewijd. Berthe zelf stierf op 74-jarige leeftijd in relatieve armoede, in een kampong aan de rand van Batavia.”