Extreme droogte betekende het einde van het Hettieten-rijk

Geschiedenis Ze hadden voorraden om slechte jaren door te komen. Maar drie jaren van droogte, dat was rond 1200 v.Chr. te veel voor de Hettieten.

De ‘grafheuvel van koning Midas’ in Gordium, Centraal-Anatolië. In dit gebied bevond zich het rijk van de Hettieten.
De ‘grafheuvel van koning Midas’ in Gordium, Centraal-Anatolië. In dit gebied bevond zich het rijk van de Hettieten.

Foto John Marston

Uit een analyse van jaarringen van bomen blijkt dat de ineenstorting van het Hettitische Rijk is voorafgegaan door een jarenlange periode van droogte. Onderzoekers van de Cornell University in de Verenigde Staten publiceerden dat deze week in Nature. Zij vonden bewijs voor een periode van extreme droogte tussen 1196 en 1198 voor Christus in het huidige Turkse Anatolië. Deze droogte was vermoedelijk een belangrijke aanleiding voor de val van een van de grootste beschavingen van de bronstijd: het Hettitische Rijk.

De antieke Hettitische hoofdstad Hattusa was tussen de zeventiende en twaalfde eeuw voor Christus het economisch centrum van de regio. Grote graanschuren en gevulde waterbronnen voedden het volk. De laatste koning Suppiluliuma II boekte in 1206 v.Chr. nog zege na zege op kleinere volkeren als de Wiyanawanda, Masa en Lukka, maar ineens was Hattusa verlaten en was het rijk verdwenen.

Lang een raadsel

Waarom er sinds het begin van de twaalfde eeuw voor Christus niets meer over de Hettieten gevonden is, bleef lang een raadsel. „Tot twintig jaar geleden”, zegt Eric Cline, hoogleraar archeologie aan de George Washington University in de Verenigde staten, en niet verbonden aan deze publicatie. Hij is gespecialiseerd in de zogeheten Bronze Age Collapse, het verdwijnen van een aantal grote beschavingen in de Levant rond 1200 v.Chr., waaronder het Hettitische Rijk. Volgens Cline was een perfect storm van ziektes, een reeks aardbevingen, oorlogen en extreme droogte de oorzaak. „De hypothese van extreme droogte wordt door dit onderzoek met uiterste precisie bevestigd”, geeft Cline aan.

De Hettieten waren geavanceerde boeren. Grote graansilo’s stonden verspreid door de regio en enorme stukken land werden gebruikt voor landbouw terwijl schapen uitvoerig graasden. Deze intensieve landbouw resulteerde in welvaart, maar ook in een grote afhankelijkheid van water. En dat werd steeds schaarser, zo blijkt uit jaarringen van achttien jeneverbesbomen die de onderzoekers analyseerden.

Jaarringen van een boom uit Gordium, Centraal-Anatolië, met aangegeven de periode van droogte.
Foto Cornell Tree Ring Laboratory

Goed georganiseerd

Ze vonden in de jaarringen één periode van drie aaneengesloten jaren waarin er minder dan 250 millimeter neerslag viel, wat nodig is voor het verbouwen van graan: 1198 tot 1196 v.Chr. Een stabiele-isotoopanalyse, waarin koolstof-13-atomen als indicator gelden voor de luchtvochtigheid, gaf een periode van extreme droogte tussen 1232 en 1192 voor Christus. Deze periodes komen overeen met de mysterieuze val van het Hettitische Rijk.

„De Hettieten waren goed georganiseerd en hadden buffers voor een mislukte oogst”, stelt Cline. „Eén mislukte oogst overleefden ze dus, een tweede ook maar bij een derde ga je zaden eten die je eigenlijk zou moeten planten, en dan gaat het mis.”

De onderzoekers stelden wel: „Louter klimaat veroorzaakt geen geschiedenis.” Cline’s perfect storm bevestigt dat. Ondanks dat alle beschavingen in de Levant gebukt gingen onder dezelfde droogte verdwenen de Hettieten sneller dan andere beschavingen. Een te onderzoeken hypothese volgens Cline: het Hettitische Rijk was onvoldoende verbonden met bestaande handelsroutes, waar andere beschavingen dat wel waren. De Hettieten waren erg zelfvoorzienend, maar gedurende de drie jaren van extreme droogte deed die zelfstandigheid hun de das om.