N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De geschiedenis van de voormalige Nederlandse kolonie Nederlands-Indië en het land Indonesië, dat in 1949 onafhankelijk werd, moet prominenter worden in het onderwijs. Dat heeft de commissie Versterking kennis geschiedenis voormalig Nederlands-Indië, onder leiding van oud-minister Jet Bussemaker, het kabinet woensdag geadviseerd. „Generaties jongeren in Nederland zijn opgeleid met beperkte kennis over Nederlands-Indië en Indonesië”, concludeert de commissie in een rapport dat aan staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid, ChristenUnie) werd gepresenteerd.
Het onderzoek richtte zich behalve op het onderwijs ook op de Nederlandse musea, archieven en de culturele sector. Voor die instellingen zou het goed zijn als er een tijdelijke „co-curator” wordt aangesteld die ze helpt hun kennis op het gebied van Nederlands-Indië en Indonesië te vergroten. Verder hoopt de commissie dat meer koloniale voorwerpen in de publieke ruimte worden onderzocht en tentoongesteld als herinneringsplaatsen.
De commissieleden spraken sinds het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het rapport aanvroeg in 2021 met Indische-Nederlanders, Molukkers, Papoea’s en Chinezen uit Indonesië. „De geschiedenis van Nederland en haar voormalige kolonie Nederlands-Indië mag ondertussen ver achter ons liggen, de erfenis ervan is tot vandaag de dag zichtbaar en voelbaar en zal ook in de toekomst een rol blijven spelen bij de vraag wie we zijn en hoe we de samenleving vormgeven”, schrijft Bussemaker in het voorwoord van het rapport.
Staatssecretaris Maarten van Ooijen noemde de geschiedenis van Nederlands-Indië en Indonesië bij de presentatie van het rapport een collectieve blinde vlek, schrijft persbureau ANP. Hij noemt het werk van de commissie een „heel belangrijke stap” naar erkenning van de historie „die niet is afgerond”.