Door de neerslag van stikstof verschuiven Europese plantensoorten naar het westen

Door de klimaatopwarming schuiven veel Europese plantensoorten op naar het noorden. Maar er is nog een andere beweging gaande, die groter is en tot nu toe niet was opgemerkt: een verschuiving naar het westen van planten in Europese bosgebieden.

Dit komt vooral door stikstofdepositie afkomstig van de landbouw, schrijven onderzoekers aan de Universiteit van Gent deze maand in Science. Tot dusver beschouwden biologen de noordwaartse shift van plantensoorten door klimaatverandering als grootste trend.

Bioloog Pieter Sanczuk bestudeerde samen met zijn team de verschillen in de flora tussen 1933 en 2017 van bijna 3.000 onderzoeksvelden, ook wel ‘plots’ geheten, in oude Europese bossen. Het onderzoek berust ook op Nederlandse gegevens, bijvoorbeeld uit het Speulderbos op de Veluwe. De documentatie van aanwezige soorten, nieuwkomers en uitstervende soorten resulteerde in een historische dataset van de Europese bosflora. Hieruit blijkt een tot dusver onopgemerkte verschuiving van bosplanten van oost naar west.

„In Europa is een enorme focus op soortverschuivingen van zuid naar noord in verband met stijgende temperaturen”, zegt Sanczuk aan de telefoon. „Nu blijkt dat de meest dominante verschuiving naar het westen plaatsvindt.”

Gewone ereprijs

In Nederland zijn geen geheel nieuwe soorten gevonden, terwijl Sanczuk wel ziet dat bepaalde soorten zijn toegenomen: „In de onderzochte Nederlandse bossen komen soorten als de gewone ereprijs, gewone esdoorn en ruwe smele steeds meer voor. Bij esdoorns zie je tegenwoordig soms een tapijt aan jonge zaailingen op de bosbodem, een enorme verjonging dus.” Deze verjonging van esdoorns komt behalve door stikstof ook doordat er steeds meer licht valt op de bos. „Een minder dicht bladerdek dat meer licht doorlaat ten gevolge van bijvoorbeeld bosbouw of droogte, geeft deze zaailingen meer overlevingskans. Daarnaast heeft stikstofdepositie bij een dunner bladerdek meer impact.”

Met hun dataset konden de wetenschappers goed de oost-westverschuivingen aantonen. Maar waardoor werd die veroorzaakt? Ze keken naar drie mogelijke drijfveren: klimaatverandering, stikstofdepositie en de hoeveelheid licht.

De hoofdverantwoordelijke voor de oost-westverschuiving bleek stikstofdepositie. Dat kwam voor de onderzoekers als een verrassing. De stikstofgedreven westwaartse verschuiving is zelfs sterker dan de door klimaatverandering gestuurde noordwaartse shift. „Toen we keken naar de verschuivende plantensoorten, zagen we dat 39 procent naar het westen schuift, 23 procent schuift precies de andere kant op, en slechts 15 procent beweegt noordwaarts.”

De waargenomen shift naar het noorden is kleiner dan verwacht in dit onderzoek, terwijl het klimaat wel degelijk veranderd is: met een methode genaamd ‘climate analog mapping’ werd een gemiddelde temperatuurstijging van 1,59°C vastgesteld in de tijdsbestek van het onderzoek. Sanczuk kan dat wel verklaren: „Onze gegevens gaan tot bijna 85 jaar terug in de tijd, terwijl klimaatverandering pas in de laatste 20 jaar extremere vormen is aan gaan nemen.”

Generalisten

Toen Sanczuk met zijn team naar de voorkeuren van de naar het westen verschuivende planten keek, vielen veel puzzelstukjes op hun plek: „De meeste soorten die naar het westen schuiven zijn generalisten en geen specialisten. Generalisten zijn stikstoftoleranter dan specialisten die alleen in specifieke leefgebieden voorkomen, ook in het bos. Bij stikstofvervuiling krijgen de generalisten vaak de overhand.”

Deze generalistenshift valt goed samen met een kaart van de stikstofdepositie per jaar in Europa. West-Europa (Nederland, België, West-Duitsland) licht fel op door de hoge depositiewaarden.

Stikstof is dan wel de belangrijkste factor achter de westwaartse verschuiving, maar het is niet de enige. Sanczuk: „Zo stierven veel planten lokaal uit door verzuring als gevolg van zure regen in de jaren 60 en 70. Inmiddels is veel leefgebied hersteld. Daarom komt mogelijk een deel van onze waarnemingen door hervestigingen van soorten.”

Sanczuks onderzoek beperkte zich tot bosplanten. Of dezelfde trend opduikt in andere typen vegetatie is niet bekend.