‘We moeten het rigoureus anders doen om totale chaos te voorkomen’, zegt het NSC-Kamerlid over het mestplan van de landbouwminister

Het jaar 2026, het moment dat de Nederlandse mestuitzondering afloopt, komt steeds dichterbij. Als Nederland de mesthoop niet kan verkleinen, wat nodig is om te voldoen aan EU-wet- en regelgeving, moet bij elk boerenbedrijf hard worden ingegrepen door een kleinere veestapel af te dwingen. Landbouwminister Femke Wiersma (BBB) besloot vorige maand met haar mestplan een laatste poging te doen om dat scenario te voorkomen. Maandag verdedigde ze haar wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Een grote confrontatie bleef uit, maar duidelijk is dat de coalitie verschillende ideeën heeft over wat perspectief voor de boerensector inhoudt.

Nederlandse boeren mochten sinds 2006 meer dierlijke mest uitrijden dan veel andere EU-lidstaten. Nu die uitzonderingspositie stopt, zal Nederland het uitrijden richting 2026 afbouwen.

Is het voldoende wat Wiersma nu voorstelt?


Lees ook

Mestuitstoot nog te hoog om onder toekomstig mestplafond te blijven

Een boer rijdt mest uit over zijn akker.

Grasland

Hoewel Wiersma zich in grote lijnen houdt aan het plan van haar voorganger Piet Adema (CU), zwakt ze het op sommige punten wel af. Om ervoor te zorgen dat Nederlandse boeren niet méér mest produceren dan hun land aankan, bedacht Adema een minimale hoeveelheid grasland per stuks vee. Wiersma besloot dit voorstel uit het plan te halen en eerst „te onderzoeken”.

Tegelijkertijd wil het kabinet proberen in Brussel opnieuw een mestuitzondering (derogatie) te verkrijgen. Maar dat gaat niet lukken, zei NSC-Kamerlid Harm Holman tijdens het debat, zónder zogeheten „grondgebondenheid” – eigen mest op eigen land kunnen uitrijden, wat Adema beoogde met zijn plan.

„Ik steek mijn nek uit door een scherpe analyse te geven”, zei Holman. „En ik kom tot de constatering: als we niet rigoureus dingen anders gaan doen, stevenen we af op totale chaos.” Holman ziet twee mogelijkheden: derogatie of harde krimp van de veestapel. Hij betwijfelde openlijk of de plannen van Wiersma volstonden en of het zou lukken een nieuwe mestuitzondering in Brussel te verkrijgen. „Ik heb nog geen overtuigend antwoord van de minister gezien over hoe we Brussel overtuigen van de noodzaak van nieuwe derogatie.”

Ook de VVD riep Femke Wiersma op met een plan B te komen, voor het geval het niet lukt nieuwe mestuitzonderingen te verkrijgen en Nederland blijvend te maken heeft met de Europese verplichte mestplafonds.

Pluimvee

Andere Kamerleden wezen op de verdeling waar Wiersma voor heeft gekozen. In haar plan moeten boerenbedrijven die buiten familieverband worden verkocht, krimpen: 30 procent bij melkvee, 25 procent bij varkenshouderijen en 15 procent bij pluimvee. SGP en CDA vinden dat naar verhouding de pluimvee- en varkenssectoren onnodig hard worden geraakt (ze zitten onder hun mestplafonds), terwijl de melkveeboeren relatief meer worden ontzien.

Diverse partijen maakten zich in het debat hard voor uitzonderingen op dit plan, zoals jonge boeren (CDA en CU) of pluimvee- en varkenshouders (SGP en CDA). Wiersma ontraadde zulke amendementen. „We redden het simpelweg niet met uitzonderingen.” Volgens de minister is het „niet haalbaar” om onder het lagere mestplafond te komen, zonder dat varkens- en pluimveehouders ook in de plannen meegenomen worden. Wel toonde de minister zich bereid te kijken of de geplande uitkoopregelingen niet pas in 2026, maar volgend jaar al kunnen beginnen. Volgende week dinsdag stemt de Tweede Kamer over het wetsvoorstel.


Lees ook

Een uitweg uit de mesthoop: vier vragen over het complexe samenspel van poep, plas en gewas

Een boer verspreidt kunstmest op zijn land.