Mensen zijn wezens die doelen nastreven, en het moeilijk vinden als ze daarbij worden geblokkeerd. Dat geldt voor gewone burgers. Die willen graag gelukkig worden, rijk, beroemd, of juist betekenisvol zijn voor de mensen om hen heen. Als dat niet lukt, liggen burnouts of depressies op de loer.
Voor activisten en extremisten is het nog lastiger om dat doel voor ogen te houden. Formeel strijden ze immers vóór vrijheid, recht, een beter klimaat, zelfbeschikking of voor een zuivere manier van leven, voor een heilstaat zelfs. In de praktijk gaat het eigenlijk altijd om een strijd tégen iets: tegen onvrijheid, onrecht, onderdrukking, CO2-uitstoot, milieuvervuiling, repressie, beknotting, corruptie etc. Dat is eigenlijk vreemd, want meestal gaat het toch juist om totaal toegewijde, betrokken en bevlogen strijders, die vaak veel opgeven om hun ultieme doel na te jagen: hun vrije tijd, hun vrijheid, hun gezondheid of zelfs hun leven.
We zien in het klein bij interacties tussen activisten, demonstranten en de politie in Europa. In plaats van op te komen voor hun oorspronkelijke doel, begonnen anti-Coviddemonstranten politie-agenten te belagen, pro-Palestina-activisten klagen hun universiteitsbesturen aan, milieuactivisten targeten het Rijksmuseum.
Hoe komt dat? Ik laat het geweldloze en democratische activisme even achterwege, en concentreer me op het veld van de gewelddadige extremisten en terroristen. Daar is uitvoerig onderzoek naar dit soort processen van doelverwatering gedaan. De socioloog Donatella della Porta noemt dat de ‘perverse effecten’ van politiek geweld: het verschijnsel dat een oorspronkelijke intentie om op te komen voor recht en vrijheid in de interactie met ‘omgevingsfactoren’ omslaat in een op kortzichtige korte termijndoelen. Historici (zoals Louise Richardson, in ‘What terrorists want’) weten dat wanneer extremistische en terroristische groeperingen langer bestaan, elke generatie gewelddadiger wordt, en dat campagnes zich vernauwen tot een tactiek van wraak. Dat levert immers een sneller, hapklaarder en comfortabeler doel op: directe vergelding, en instant roem.
Het is ook wel begrijpelijk. Als het oorspronkelijke, heilige doel zo ver buiten het zicht dreigt te raken, dan moet je als leider wel iets bedenken wat je volgelingen in het heetst van de strijd blijvend motiveert. Zo probeerde Andreas Baader van de Rote Armee Fraktion zijn aanhang op te hitsen vanuit de gevangenis in Stammheim om zoveel mogelijk vertegenwoordigers van het ‘kapitalistische en fascistische Duitse regime’ om te leggen. Dat dat wel erg ver afstond van het oorspronkelijk doel om ‘de arbeiders te bevrijden en Duitsland antifascistischer en democratischer te maken’, en dat de aanslagen de bevolking juist steeds meer angst in boezemde, boeide de harde kern van de RAF-leden niet. Vanuit de illegaliteit ging het hen erom hun directe bestrijders van de politie en justitie te grazen te nemen. ‘Mach kaputt was euch kaputt macht’.
Wat het nog ‘perverser’ maakt, is dat dat najagen van korte termijndoelen ook vaak de competitie binnen zo’n beweging aanwakkert, en groeperingen zichzelf gaan kannibaliseren. Wie heeft de meeste voltreffers, wie durft de meest gewelddadige acties uit te voeren, wie schakelt de meeste tegenstanders uit?
Kijk maar naar de competitie tussen Hamas en de PLO. In plaats van samen te werken voor hun gemeenschappelijke hoge doel, de bevrijding van het Palestijnse volk, werken ze elkaar tegen. Of neem Hezbollah’s gedode leider Hassan Nasrallah. Die lag al onder vuur, omdat hij na 2006 naast de strijd tegen ‘de ultieme satan Israël’, steeds vaker concurrenten in eigen kring liet vermoorden. Zijn focus was meer op behoud van zijn eigen positie komen te liggen, dan op de vrijheid voor zijn volk. Volgens sommige experts is dat dan ook één van de redenen dat de Israëlische geheime dienst kon infiltreren in de hoogste gelederen van Hezbollah, veel van zijn adjudanten hadden het vertrouwen in Nasrallahs goede bedoelingen verloren.
Wat moeten we hier nu mee? Het heeft blijkbaar niet zoveel zin om bij de beoordeling van activistische, extremistische of terroristische groeperingen alleen naar hun ultieme missie of doel te kijken. Het gaat om de verschuiving van de strategie door de tijd heen. Meestal is dat dus een escalatie, waarbij de wil om het ultieme doel, vrijheid voor het Palestijnse volk bijvoorbeeld, is ingeruild voor de wil zoveel mogelijk tegenstanders te doden (en de wil om te onderhandelen en compromissen te sluiten is afgenomen, zie de tanende invloed van de PLO).
We moeten ook beseffen, en dat is de crux van Della Porta’s onderzoek, dat die escalatie en verschuiving naar een tactiek van vergelding niet uit de lucht komen vallen. Het is vrijwel altijd een directe reactie op keiharde repressie. De RAF reageerde op de overreactie van de West-Duitse politie. Hezbollah en Hamas grijpen elke vorm van Israëlisch militair geweld aan om terug te slaan.
Met andere woorden: repressie leidt tot wraak en vergelding, en dat zijn buitengewoon sterke doelen, die de oorspronkelijke hoge (en abstracte) doelen al snel op zij duwen, en tot een neerwaartse spiraal van escalatie en geweld leiden.
De uitweg? Als partijen zo vast zitten in hun vergeldingscyclus, zijn er moedige leiders of betrokken derden nodig die die escalatiespiraal moeten openbreken. In de BRD in de jaren zeventig was dat een moedige liberale minister, Gerhard Baum. Ook in Groot-Brittannië (IRA), Spanje (ETA), Zuid-Afrika (ANC) braken dappere leiders uit die cyclus. In het Midden-Oosten traden Sadat, Begin en Carter in de vuurlinie van het compromis. En nu? De rest van de regio, plus de VN, de VS en de EU kunnen het niet eens worden over hun doel. Ze kijken vanuit hun comfortzone liever toe hoe de partijen, inclusief Iran, elkaar steeds dieper de neerwaartse spiraal in bombarderen.
Beatrice de Graaf is hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen in Utrecht.