De reacties van de oppositie in de Tweede Kamer waren niet mals. „Buitengewoon pijnlijk”, constateerde CDA-woordvoerder Derk Boswijk op X. Het kabinet is „alle schaamte voorbij”, twitterde Jan Paternotte (D66). Kati Piri (GroenLinks/PvdA) noemde de beslissing „harteloos en woestmakend”.
Vrijdag liet het kabinet in een kort briefje weten dat het het besluit van het vorige kabinet om alsnog een „afgebakende groep” Afghaanse bewakers naar Nederland te halen, heeft herroepen. Het nieuwe kabinet maakt een „andere afweging”, zo schrijven ministers Caspar Veldkamp (Buitenlandse Zaken, NSC), Ruben Brekelmans (Defensie, VVD) en Marjolein Faber (Asiel, PVV). Een nadere onderbouwing van het besluit ontbreekt.
Afgelopen week nog poseerde Veldkamp (NSC) in New York tijdens de algemene vergadering van de VN met zijn collega’s Baerbock (Duitsland), Joly (Canada) en Wong (Australië). De vier ministers hadden zojuist aangekondigd de Taliban voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag te zullen dagen vanwege schending van het VN-vrouwenverdrag. „De situatie van Afghaanse vrouwen en meisjes is hartverscheurend”, twitterde Veldkamp.
Maar terwijl Nederland zich inspant voor Afghaanse vrouwen, vissen vele tientallen Afghaanse bewakers die voor Nederland hebben gewerkt en daarom mogelijk gevaar lopen, achter het net. Opvallend, omdat coalitiepartijen VVD en NSC vorig jaar nog vóór een motie van Kati Piri hadden gestemd die het kabinet opriep zich over de bewakers te bekommeren. NSC-leider Pieter Omtzigt was eerder buitengewoon kritisch over de behandeling van lokaal Afghaans personeel en maakte zelfs een vergelijking met de aan de Serviërs overgeleverde tolken in Srebrenica.
Chaotische afwikkeling
Kati Piri heeft inmiddels aangekondigd een spoeddebat aan te zullen vragen: „Ik laat het hier niet bij zitten.” Daarmee wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de slepende en chaotische afwikkeling van de Nederlanse militaire aanwezigheid in Afghanistan (2002-2021). Al ruim vóór de val van Kabul en de westerse nederlaag had de Tweede Kamer erop aangedrongen alle tolken die voor Nederland hadden gewerkt, in veiligheid te brengen. Dat ging moeizaam, want het ministerie van Defensie had geen goede administratie bijgehouden.
Toen de Taliban op 15 augustus 2021 Kabul veroverden, kwam een chaotische evacuatie op gang – niet alleen van tolken, maar (op aandringen van de Kamer) ook van vele ándere lokale medewerkers, zoals ambassadepersoneel en medewerkers van NGO’s. In totaal 1860 Afghanen konden in veiligheid worden gebracht voordat de VS de reddingsoperatie abrupt beëindigden. In de maanden daarna kwamen er nog eens 2.764 mensen naar Nederland. Grote groepen Afghanen vielen echter buiten de boot. De zogeheten Afghan Security Guards (ASG’s), die Nederlandse bases in Uruzgan hadden bewaakt, konden in veel gevallen niet rekenen op ‘overbrenging’ naar Nederland – terwijl ze soms wel gevaar liepen. Uit onderzoek van NRC bleek vorig jaar dat er inmiddels vijftien voormalige bewakers zijn vermoord. Een onderzoekscommissie onder leiding van oud-topambtenaar Maarten Ruys die de evacautie uit Kabul evalueerde, concludeerde vorig jaar dat Nederland niet goed had nagedacht over welk lokaal personeel zou moeten worden geëvacueerd. De commissie Ruys hekelde daarbij de onduidelijkheid over de status van de bewakers.
27 miljoen euro
Het kabinet-Schoof is echter onvermurwbaar – en daarbij spelen financiële afwegingen een belangrijke rol. Volgens het ambtelijke advies dat naar de Kamer is gestuurd, wilde het demissionaire kabinet Rutte IV 48 voormalige beveiligers van de Nederlandse ambassade en 145 Afghan Security Guards met hun gezinsleden naar Nederland halen: een groep van ongeveer 965 personen. Hiermee, zo becijferden de ambtenaren, waren jaarlijkse kosten van zo’n 27 miljoen euro gemoeid. Volgens de ambtenaren zou de groep ook groter kunnen worden: uit een inventarisatie van Defensie blijkt dat er in totaal 914 Afghan Security Guards voor Defensie hebben gewerkt. Het totale aantal Afghanen dat een beroep zou kunnen doen op asiel – bewakers plus kerngezin – zou daarom wel eens kunnen oplopen tot 4.640 personen, aldus de nota.
Of het deze aantallen zijn die het kabinet heeft doen besluiten om behalve „schrijnende gevallen” geen bewakers meer op te nemen, is niet duidelijk. Dat de komst van duizenden Afghanen op weinig steun van de PVV kan rekenen, lijkt echter vast te staan. Afgelopen week maakte partijleider Geert Wilders bekend dat de PVV vasthoudt aan het plan om noodwetgeving in te zetten tegen de door het kabinet uitgeroepen ‘asielcrisis’ – ondanks bezwaren van een groot deel van de Kamer en regeringspartij NSC. Wilders dreigde zelfs met een kabinetscrisis als NSC niet zou instemmen. In dit klimaat lijkt er in het kabinet even weinig begrip te zijn voor het lot van Afghaanse bewakers.
Volgens Kati Piri is dit echter geen reden de Afghaanse bewakers aan hun lot over te laten. „Migratie is een splijtzwam in de Nederlandse politiek, maar er is altijd een brede consensus geweest dat we onze ereschuld aan Afghaanse oud-medewerkers moeten inlossen”, schrijft het Kamerlid in een reactie. Piri refereert fijntjes aan de procedure die Nederland heeft aangespannen voor het Internationaal Gerechtshof: „Alle zorgen over het lot van Afghaanse vrouwen en de wreedheid van de Taliban zijn holle woorden als het kabinet zelfs onze eigen oud-medewerkers (…) aan hun lot overlaat.” Jan Paternotte was directer en concludeerde op X dat minister Veldkamp „door de mand” was gevallen.
Nederland loopt uit de pas, zegt Annemarie Snels, die zich al jaren inzet voor het lot van de Afghaanse medewerkers: „Andere landen hebben hun bewakers wél opgenomen, juist vanwege het grote risico dat ze lopen.”
Voormalig ASG-commandant Nesar Ahmad Naeemi – inmiddels in Nederland – wijst op het feit dat Australië – de Nederlandse militaire partner in Uruzgan – inmiddels ál zijn Afghaanse bewakers heeft opgenomen. „Zij die voor de Nederlandse strijdkrachten hebben gewerkt, treft helaas een zwaarder lot”, schrijft Naeemi op LinkedIn. „Ondanks alles zullen we de offers die Nederlandse militairen hebben gebracht nimmer vergeten.”