Oekraïne, Gaza, Soedan: de wereld staat in brand, maar bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties gaat het deze week óók over de VN zelf. Diplomatiek redacteur Michel Kerres is in New York en ziet dat de organisatie machteloos staat bij grote internationale conflicten. Lukt het de VN om zichzelf opnieuw uit te vinden?
Het is zomervakantie op de campus van de TU Eindhoven en het Neuron-gebouw is bijna volledig uitgestorven. Op twee mannen na: op de eerste verdieping, tussen de uitgeschakelde computers van het AI-centrum, werken Lex Hoefsloot (34) en Bob van der Meulen (28) door. De koffiebar onderin het net gerenoveerde gebouw is gesloten; de twee verontschuldigen zich ervoor dat er niks anders op zit dan het slappe spul uit een machine.
„Hier komen we eens in de twee weken ongeveer bij elkaar”, zegt Van der Meulen. „En dan gaat Lex vooral heel veel vragen.”
Van der Meulen is een jonge ondernemer die z’n eerste softwarebedrijfje heeft opgericht en een studenteninvesteringsfonds. Nu jaagt hij achter een grotere ambitie aan. Hoefsloot is zijn mentor, die sinds een half jaar twee dagen per week meer jonge student-ondernemers aan de TU begeleidt. Het is een nieuwe baan, na jaren als boegbeeld van Lightyear, de hyperambitieuze en gesneuvelde poging een Nederlandse fabrikant van zonneauto’s op te zetten.
Grote plannen
Hoefsloot is zo terug waar zijn avontuur ooit begon. Hier ontwikkelden hij en vier medestudenten tien jaar geleden het plan een auto met zonnepanelen naar de markt te brengen. Het maakte hem uiteindelijk de bekendste start-upondernemer van Nederland. Hoefsloot ging naar San Francisco op zoek naar geld, naar beurzen in Las Vegas, hij zat in tv-programma College Tour, bij de minister van Economische Zaken, begon met autoproductie in Finland. Er werkten meer dan 600 mensen bij Lightyear.
Lex Hoefsloot: „In Nederland saboteren we onszelf vaak: uit angst om te verliezen, willen we niet winnen.”
Foto Merlin Daleman
Begin 2023 ging het bedrijf failliet. Dat kwam voor velen abrupt. Een deel van de investeerders was woedend, 200 miljoen euro in rook opgegaan. Hoefsloot kreeg al snel het stempel van mislukt ondernemer. Maar er was ook een ander geluid: Nederland, of Europa, heeft juist meer Lex Hoefsloots nodig. Mensen met grote plannen, die soms mislukken en soms slagen.
Welke reactie komt Hoefsloot zelf het meest tegen? „Allebei. Maar er is niemand die recht in je gezicht zegt dat je niets bereikt hebt. Ik hoop dat de doorstart van Lightyear laat zien dat er ook nog iets goeds uit voort kan komen.” Lightyear is – afgeslankt – nog actief als producent van zonnedaken.
Heldenstatus
NRC vroeg Hoefsloot al in 2024 of hij wilde terugblikken op Lightyear en praten over de lessen die hij leerde. Dat duurde even. Hoefsloot was een tijd op reis en nam tijd voor zichzelf. Half juli vond dit gesprek plaats. De vraag aan hem was ook of hij iemand mee kon nemen die hij begeleidt. Wat brengt hij nu over?
Als een van de bekendste zonen van de universiteit geniet hij in Eindhoven vooral een heldenstatus onder studenten die zelf een bedrijf willen beginnen. „Lex leert mij dat je gewoon, bam, je grote ambitie moet najagen”, zegt Van der Meulen. „Geen concessies doen.” Hij is tien keer zo ver gekomen als mensen dachten, zegt hij.
Inmiddels mikt Van der Meulen hoger dan zijn softwarebedrijfje en het fonds waarin jonge ondernemers kunnen investeren in plannen van studenten. Hij wil een Europese variant van Y Combinator opzetten, een fameus investeringsfonds uit Silicon Valley dat start-ups via een intensief programma helpt groeien en ze koppelt aan ondernemers met ervaring. Beroemde bedrijven als Airbnb, Stripe en Doordash zijn eruit voortgekomen. Sam Altman was er een tijd de baas, voordat hij met OpenAI begon.
„Zoiets bestaat nog niet in Europa. Als dit lukt, kunnen we echt de wereld veranderen”, zegt Van der Meulen. „Aan de basis staan van twee- of driehonderd succesvolle bedrijven, die bijdragen aan het innovatiever maken van de Europese economie.” Hij is in gesprek met financiers, zowel privaat als publiek. En met founders, mensen die al een keer een onderneming hebben opgezet. „Zij kunnen nieuwe ondernemers begeleiden.”
Tijdens onze camperreis lukte het ons ook niet echt om rust te nemen
Enter Hoefsloot. Die heeft kennis, een netwerk, ervaring. Van der Meulen: „Hij brengt me in contact met investeerders, ook Amerikaanse.” Van „hoe extreem die mensen denken” leert Van der Meulen veel. „Ze zeggen: wij gaan duizend procent die kant op, de rest is dom. Heel wat anders dan het compromisfestival hier in Nederland.”
Soms geeft Hoefsloot juist waarschuwingen. Zoals: je bent er pas als de handtekeningen zijn gezet. Hoefsloot: „Je moet nooit te vroeg een feestje vieren.” Lachend: „Dat hebben wij bij Lightyear veel te vaak gedaan.” Lightyear ging in 2023 mede failliet omdat een verwachte investering door familieconcern VDL niet doorging.
Therapie
De grootse plannen van Lightyear, met aan het hoofd de „Nederlandse Elon Musk” (dixit Twan Huys van College Tour), spraken lange tijd enorm tot de verbeelding. Het haalde geld op bij bekende namen als SHV, InvestNL en Feike Sijbesma, voormalig topman van DSM. Dat was eind 2022 bijna allemaal op. Onder meer een productiestart in Finland viel erg duur uit.
De nasleep van het faillissement was moeizaam. Een boze investeerder stapte zelfs naar de Ondernemingskamer – die niet genoeg grond zag voor een diepgravend onderzoek.
Wij waren in technologisch opzicht veel beter dan onze Amerikaanse concurrenten, maar wij waren er niet goed in dat te laten zien aan onze investeerders
Hij had de investeerders beter in zijn verhaal moeten ‘meenemen’, beseft Hoefsloot nu. „Dat is wel één van mijn lessen geweest, ja. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat wij in technologisch opzicht veel beter waren dan onze Amerikaanse concurrenten. Maar wij waren er niet goed in dat te laten zien aan onze investeerders. Je hebt eigenlijk heel veel kennis nodig over hoe je je door al die investeringsrondes heen baant. Die misten we. Achteraf zou ik dat heel anders aangepakt hebben. En dat kan ik nu luchten bij andere jonge ondernemers.”
„Het is therapie voor Lex!”, roept Van der Meulen.
Hoefsloot: „Ja, dat is het, honderd procent. Je zelfvertrouwen krijgt natuurlijk een behoorlijke deuk na zo’n faillissement. Dus ja, wat ik nu doe, is in zekere zin therapeutisch.”
Camperreis met gezin
Twee jaar na het bankroet is Hoefsloot eigenlijk nog steeds aan het bijkomen van alles wat er is gebeurd. Komende maand doet hij voor het eerst van zijn leven mee aan een triatlon, een vriend haalde hem over. „Ik heb echt moeten leren zwemmen, de borstcrawl kon ik niet. Maar als je alleen de schoolslag doet, is alle energie uit je benen voordat je gaat hardlopen.”
Bij het trainen komen „veel herinneringen boven”, zegt hij. „Er is nog veel wat ik een plekje moet geven. Het is bovendien fijn weer een doel te hebben, iets wat echt concreet is. Ook dat is therapeutisch.”
Leven zonder doel vindt hij „oprecht lastig”, geeft hij aan. „Ik heb altijd naar een doel toegewerkt. Niet alleen met Lightyear, ook daarvoor al, met het solarteam. Je bent zo bezig met: om dáár te komen, moet ik eerst naar X toe – tot je bij een einddoel bent. En als dat einddoel weg is… wat doe je dan?”
Het is fijn om met de triatlon weer een doel te hebben. Ook dat is therapeutisch
Dat hij dit moeilijk loslaat, bleek ook tijdens de camperreis die hij na het faillissement maakte. Hoefsloot was vier maanden op pad in Zuid-Europa met zijn vriendin Tessie, die als investment manager bij Lightyear werkte, en hun twee kleine kinderen. „We dachten: we gaan lekker rust nemen. Maar dat lukte dus echt niet. We gingen elke twee dagen ergens anders heen. En als we er dan toch waren, dan wilde ik ook alles zien.”
Ze reisden door Spanje, Portugal, Italië, staken over naar Griekenland en keerden via de Balkan terug. „Achteraf gezien had ik liever niet zo veel kilometers gemaakt. We hebben zelfs nu nog maar 1 procent van Zuid-Europa gezien.”
Confrontatie
Hij zat in een diep dal na het faillissement, bekent Hoefsloot. Zonder de aandacht die zijn – inmiddels drie – kinderen vragen, had hij het nog veel zwaarder gehad, zegt hij.
Hij denkt even na. „Een kind werkt… ontwapenend. Zonder hen was het echt moeilijker geweest. Mijn identiteit hing lange tijd sterk af van het ondernemerschap. Als mensen me in de periode van Lightyear vroegen hoe het met mij ging, wijdde ik een halve zin aan mijzelf en daarna ging ik direct over het bedrijf praten. Het is goed nu te beseffen dat je naast het werkend leven ook een gewoon leven hebt.”
In zijn verwerkingsproces heeft Hoefsloot na de camperreis veel van de investeerders in Lightyear opgezocht, vertelt hij. „Ik ben die confrontatie bewust aangegaan. Je wil toch ook kijken: ben ik nou gek? Hebben jullie het allemaal zo heel anders beleefd? En dan hoor ik ook: jullie waren echt heel dichtbij.”
Het hielp hem. „Veel zeggen zelfs: geef je ambitie niet op. Dat had ik echt nodig. Zij hielpen me inzien dat ook dingen wél waren gelukt. Als je altijd met het uiteindelijke doel bezig bent geweest en je haalt dat niet, dan is in je hoofd eigenlijk alles mislukt.”
Niet met elke investeerder is het goed gekomen. „Een kleine groep is nog emotioneel. Daar heb ik vervelende gesprekken mee, die ook blijven plakken. Ik word dan erg geholpen door mensen die mij uitleggen dat boosheid ook een vorm van onverwerkt verdriet is.Verdriet over hun verloren gegane investering.”
Zwart-wit
Een nieuw, bescheidener doel dan ‘de nieuwe Elon Musk worden’ heeft Hoefsloot gevonden in zijn advieswerk. Dat doet hij niet alleen bij de TU Eindhoven, maar ook voor overheidsinvesteringsfonds Invest-NL en voor Techleap, de netwerkorganisatie die onder leiding van prins Constantijn start-ups, investeerders, overheden en succesvolle ondernemers bij elkaar probeert te brengen.
Of, nou ja, bescheiden: Hoefsloot wil helpen een groot probleem op te lossen dat de Europese start-upwereld al jaren bezighoudt. Hoe voorkomen we dat hier zoveel meer start-ups sneuvelen dan in de VS?
Voor een deel is dat een kwestie van geld. Investeringsrondes zijn in Europa kleiner, en veel geld komt van overheden, die terughoudender investeren en minder risico nemen. In de VS bestaat bovendien meer een cultuur van succesvolle start-up-oprichters die – eenmaal rijk – hun geld opnieuw investeren in startende bedrijfjes.
Het is óók een kwestie van „mindset”, en daar is Hoefsloot vooral mee bezig. „In de VS gaan ze door drie deuren en vijf muren heen om iets voor elkaar te krijgen.”
Lightyear-oprichter Lex Hoefsloot (rechts) is mentor van student-ondernemer Bob van der Meulen.
Foto Merlin Daleman
Dus vertelt hij jonge ondernemers graag een anekdote uit de eerste jaren van Lightyear. „In 2020 hebben we een model van onze auto op een schip naar de VS gezet en zijn we daar op de bonnefooi heengegaan. De eerste dagen hadden we één of twee meetings, dat was niet best. Maar een ervan was wél met een interessante oprichter van een succesvol bedrijf, die ons in contact bracht met zijn netwerk. In een mum van tijd hadden we twintig afspraken. We hebben de auto bovendien voor een hotel gezet waarvan we gehoord hadden dat er veel investeerders kwamen. Dat werkt dus, zo’n object trekt de aandacht. Uiteindelijk zaten we die week ook bij de chief technology officer van Tesla. Ja, dat was natuurlijk dé man met wie we wilden spreken. Soms moet je je eigen geluk gewoon creëren.”
Typisch Nederlandse reactie
Hoefsloots mindset botst met de diagnose die na het faillissement van Lightyear wel werd gesteld: het zou véél te ambitieus zijn geweest auto’s te gaan bouwen. Daar is Hoefsloot het uiteraard niet mee eens – dat vindt hij een typisch Nederlandse reactie. Wel had de strategie om geld op te halen beter geënt moeten worden op die terughoudendheid, denkt hij. „We hebben misschien te veel een hybride Nederlands-Amerikaans bedrijf gebouwd. We hadden eerder moeten vaststellen dat we in Nederland niet voldoende geld konden ophalen voor dit plan, en veel eerder naar de VS moeten gaan. Ik zou dat elke ondernemer nu aanraden.”
Je moet rigoureus durven zijn, houdt hij jonge ondernemers voor. „Heel zwart-wit denken. Bij Lightyear hadden we dat meer moeten doen, en ik hoor het ook veel anderen zeggen die een bedrijf hebben opgericht.”
We hadden veel eerder naar de VS moeten gaan. Ik zou dat elke ondernemer nu aanraden
Maar het omgekeerde gebeurt vaak, zegt hij. „Je ziet bij heel veel start-ups in Nederland dat er een punt komt, waarop ze hun ambities verkleinen. Dat doen we te snel. In Nederland saboteren we onszelf vaak: uit angst om te verliezen, willen we niet winnen.”
Hoefsloot waarschuwt jonge ondernemers als Van der Meulen zo níét te handelen. Bij het opzetten van de Nederlandse accelerator gebeurde het al, vertellen ze. Van der Meulen overwoog het bedrag dat hij wilde ophalen te verlagen, om de haalbaarheid te vergroten. Nee, zei Hoefsloot, zet nou eens hoog in. „Je kunt die ambitie maar één keer verliezen. Als je die hebt losgelaten, ben je haar kwijt.” Hooguit pak je iets tijdelijk wat kleiner aan. „Maar je droom moet je vasthouden.”
Lightyear is uiteindelijk wel doorgestart met een bescheidener ambitie. In Venray werkt het nu als toeleverancier aan zonnedaken voor auto’s. Met diverse automerken lopen geheime pilotprojecten. Hoefsloot is heel zijdelings betrokken. „Ik vond het fijn het boek even dicht te doen.”
Grijze haren
Na het faillissement van Lightyear uitten investeerders en andere betrokkenen diverse punten van kritiek. Zo had het bedrijf zich ook moeten richten op het vermarkten van eigen technologieën – zoals nu – en eerder ervaren personeel moeten binnenhalen.
Daar denkt Hoefsloot anders over. „Over het algemeen is het lastig om toeleverancier te zijn. Je hebt vaak een paar grote bedrijven waar je aan levert, die een monopolie hebben. De auto-industrie is misschien wel het beste voorbeeld. Ze hebben veel macht om jouw prijs te drukken, want je kan je product toch alleen maar aan hen kwijt.”
In Nederland saboteren we onszelf vaak: uit angst om te verliezen, willen we niet winnen
Ook het verwijt dat Lightyear te weinig ‘grijze haren’ had binnengehaald – mensen met ervaring in de autosector of in de financiële wereld – stuit op twijfel bij Hoefsloot. Het gaat er volgens hem ook om wélke ervaring ze binnenbrengen. „Vaak huren start-ups mensen in die afdelingen hebben geleid bij grote bedrijven. Dat is echt tricky, denk ik. Tussen een bedrijf opbouwen of voortzetten zit een fundamenteel verschil.”
Missie
En nu? Gaat hij nog jarenlang ondernemers begeleiden? Af en toe borrelen ideeën op voor een nieuw bedrijf. „Ik verkondig dat iedereen ambitie moet hebben. Toch is dat voor mezelf wel even lastig. Ik wil die hoofdpijn niet nog een keer, denk ik dan. Maar zo werkt het niet. Je weet van tevoren dat die hoofdpijn weer een keer komt als er moeilijke momenten zijn.”
Onderweg met de camper, die op diesel reed, dacht hij af en toe: het blijft een goed idee, een zonnedak op je auto. Maar Hoefsloot merkt dat hij nu kritischer is; de vraag is of een idee wel werkt, of het wel goed genoeg is. Precies de barrières die hij probeert te slechten bij de start-ups die hij begeleidt. „Dat helpt ergens ook wel. Ik snap dat mensen die barrières voelen.”
Als Hoefsloot een nieuw bedrijf zou beginnen, moet dat een ‘missie’ hebben – dat weet hij zeker. „Ik heb veel nagedacht over waar die onrust bij mezelf vandaan komt. Ik denk dat het te maken heeft met iets wat meer mensen hebben: de wereld staat in de fik, doe ik daar iets aan of ben ik er puur gebruik van aan het maken?”
Een grote, bestaande onderneming heeft volgens Hoefsloot vaak moeite een missie in „de haarvaten” te krijgen. „Het bedrijf is op een bepaalde manier gebouwd, gegroeid. Het wordt op een bepaalde manier bestuurd. Een missie wordt dan al snel een sausje.”
Etappe 19, La PlagneDe tweede etappewinst deze Tour: sneller dan de beste klimmers
Thymen Arensman kijkt niet achterom. Hij weet dat hij wordt achtervolgd door de twee beste klimmers ter wereld, Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard, maar in plaats van dat hij bevangen raakt door de stress, richt hij zich op wat nu nodig is: snel fietsen.
Met zijn helm een tikkeltje scheef blijft Arensman zijn cadans gestaag volhouden. De top van de klim naar La Plagne komt steeds dichterbij, zijn achtervolgers ook. Met een kilometer te gaan is zijn voorsprong tien seconden. Ze zien hem, Pogacar en Vingegaard, tot Arensman op driehonderd meter een bocht naar links induikt. Weg is-ie, definitief. De Nederlander schudt zijn hoofd vol ongeloof als Vingegaard hem na de finish inhaalt en met een tikje op zijn rug feliciteert.
Twee etappes wint Arensman deze Tour, in de Alpen en de Pyreneeën. De 25-jarige Nederlander is de enige renner die dat kan zeggen in het tijdperk van Pogacar en Vingegaard. ,,Nee is voor mij geen optie”, zegt Arensman na afloop op La Plagne. ,,Ik weet dat ze de sterksten van de wereld zijn, buitenaards bijna, maar ik wilde proberen ze te verslaan. Gelukkig was het genoeg.”
Ploegenpresentatie, LilleZijn eerste Tour
Thymen Arensman ritst zijn jasje dicht tot onder de kin. Met zijn tengere, lange lijf – hij is 1,92 meter lang, 68 kilo zwaar – leunt hij ontspannen op zijn fiets. Achter hem is de ploegenpresentatie in Lille in volle gang. „Het is druk vandaag, maar dat is ook wel leuk.”
Voor het eerst staat Arensman aan de start van de Tour de France. De 25-jarige renner reed al negen grote rondes, werd vijfde (in de Vuelta a Espana) en zesde (twee keer in de Giro d’Italia) en won een etappe in Spanje, maar de grootste wedstrijd van allemaal reed hij nog nooit.
Arensman had er op aangedrongen deze winter; hij wilde de Tour rijden dit jaar. Samen met zijn Britse ploeg Ineos Grenadiers kwam hij tot het volgende plan: eerst zou Arensman de Giro rijden, mét klassementsambities, daarna de Tour, zónder klassementsambities. De rol van kopman zou voor de Spanjaard Carlos Rodríguez zijn.
Voor het team was deze oplossing een „no-brainer”, zegt ploegleider Zak Dempster. „We wilden dat hij zich zou blijven ontwikkelen als klassementsrenner door de Giro te rijden. Omdat hij ook graag naar de Tour wilde, kunnen we daar wat creatiever en opportunistischer voor zijn.”
De Giro werd een sof. Arensman mikte op het podium, maar legde zichzelf zoveel druk op dat hij in het openingsweekend blokkeerde, veel tijd verloor en direct kansloos was voor een goed klassement. Ook viel hij en werd hij ziek.
Na die mislukking ging de focus op de Tour. Dit keer treedt Arensman aan in een vrije rol. „De Giro was niet heel leuk. Nu wil ik mijn eerste Tour gewoon ervaren”, zegt Arensman in Lille.
Hij kijkt uit naar de vijftiende etappe die eindigt in Carcassonne, omdat hij het een mooie vestingstad vindt. En naar de Alpen, waar Arensman als klein jongetje voor het eerst tegen een berg op fietste. „Ik ben echt vrij-vrij”, zegt hij. „Als ik in de vlucht zit, mag ik voor de winst gaan, en anders ga ik mijn teamgenoten helpen. Maar ik hoop dat ik iets moois kan laten zien.”
Thymen Arensman bij de teambus, Toulouse, 15 juli.
Foto Frédéric Scheiber
Thymen Arensman (helemaal links) met zijn ploeg Ineos-Grenadiers bij de start van de Tour de France in Lille, 3 juli.
Foto Anne-Christine POUJOULAT/AFP
Etappe 3, DuinkerkeEen nieuwe rol
In de derde etappe valt Arensman. Samen met een paar teamgenoten ligt hij op de grond. De volgende ochtend relativeert hij de crash: „Ik ben niet echt hard gevallen, maar een paar jongens voor me gingen onderuit waardoor ik ook moest afstappen.” Onder meer zijn ploeggenoot Connor Swift, de wegkapitein van Ineos, ligt erbij. Arensman: „Ik ben bij hem gebleven om te kijken of hij oké was.”
Arensman moet in de eerste week zijn teamgenoten ondersteunen. Hij rijdt aan kop van het peloton, haalt bidons bij de ploegleiderswagen en houdt zijn ploegmaats uit de wind. „Ik help graag”, zegt hij over zijn nieuwe rol. „Die jongens houden normaliter mij altijd in goede positie, nu kan ik het eens terugdoen.”
Lees ook
Lees ook: Thymen Arensman is ‘een denker’ en de meest veelbelovende ronderenner van Nederland
De ploegleiding denkt dat het Arensman helpt in zijn ontwikkeling als klassementsrenner. „Als hij begrijpt wat zijn ploegmaten doen, kan hij beter met ze communiceren”, zegt Dempster. „Thymen moet nu iemand door het peloton loodsen. De volgende keer weet hij wat hij moet zeggen of doen als het andersom is.”
Voor wegkapitein Swift is het even wennen; hij moet zijn teamgenoot, normaliter de kopman, nu bevelen geven. „Maar hij luistert goed hoor”, zegt de Brit lachend. „Hij doet meteen wat je zegt.”
Hij noemt zijn Nederlandse ploeggenoot een fijne, rustige collega, een serieuze jongen, iemand die het laat weten als hij iets vindt. Swift, de DJ van het team, heeft ook Arensmans muzieksmaak leren kennen. „Vooral hardcore house, om ons in beweging te krijgen.”
Etappe 5, CaenWanneer mag hij los?
Onder de bomengalerij naast het hippodrome van Caen komt Thymen Arensman tot stilstand. Het is heet, hij heeft net 33 kilometer op zijn tijdritfiets in 39 minuten en 17 seconden afgelegd, gemiddeld meer dan 50 kilometer per uur, maar er valt geen druppeltje zweet te bespeuren op het gezicht van de Nederlander.
Nee, afgezien heeft hij niet, zegt Arensman. „Ik heb gecontroleerd gereden.” Een dag eerder zei hij de minimale vermogensinspanning te willen doen om binnen de tijdslimiet te blijven. Dat is niet helemaal gelukt, zegt Arensman na de finish. „Ik haalde de renner die anderhalve minuut eerder was gestart vrij snel in, dus misschien ging ik iets te hard. Maar ik wilde mijn lichaam ook niet in slaapstand laten schieten.”
Met zijn tijd wordt Arensman 32ste, 146 renners eindigen achter hem. „Dit was voor het eerst dat ik rustig aan moest doen tijdens een tijdrit.” Hij is aan het aftellen tot hij los mag, zegt de Nederlander. Wanneer dat is? „Als de bergen beginnen.”
Arensman tijdens de individuele tijdrit in en rond Caen, 9 juli 2025.
Foto Tim de Waele/Getty Images
Etappe 10, Le Mont-DoreBijna raak
„Sorry guys, so close.” Arensman zegt het zo zachtjes dat het bijna niet te verstaan is. Zijn teamleden beginnen te klappen als hij aankomt bij de bus, na een afdaling van de Puy de Sancy. Arensman salueert terug.
In de eerste bergrit van de Tour is Arensman tweede geworden. Hij was wel klaar met dat „punchy gedoe”, de etappes in de eerste week met korte, steile hellinkjes. En met de stress in het peloton, zegt Arensman. „Het is de Giro of Vuelta in het kwadraat, het is echt een chaos.” Doe hem maar een slepende klim, liefst drie kwartier of langer.
Arensman had deze tiende etappe van tevoren aangekruist. Vorig jaar was hij met zijn zwager in het Centraal Massief gaan fietsen en gingen ze langs bij Romain Bardet, een Franse renner die dit voorjaar is gestopt en een vriend is van Arensman.
„Hij stuurde me gisteren een voicememo van acht minuten over het parcours. Het leek wel een podcast”, zegt Arensman na afloop van de etappe. De tips kwamen goed van pas, Arensman deed bijna alles goed, maar er was er eentje beter: Simon Yates, winnaar van de laatste Giro. „Ik dacht even dat ik hem nog kon pakken, maar hij had nog een kleine versnelling over.”
Heel erg lijkt Arensman er niet mee te zitten. Fris gedoucht zegt hij dat de vermoeidheid nog niet echt voelbaar is. „Als ik de juiste dingen blijf doen, kalm blijf in de bergetappes, dan zit er hopelijk nog wel meer in”, zegt Arensman. „De Tour is voor mij eindelijk echt begonnen.”
Etappe 14, Luchon-SuperbagnèresZijn beste dag: als eerste over de streep
Zak Dempster smeekt het hem. De ploegleider rijdt naast Arensman tegen de Col du Tourmalet op. Er volgen nog beklimmingen naar de Col d’Aspin, de Peyresourde en Luchon-Superbagnères, maar de Nederlander smijt nu al met zijn krachten. „Hij was zo nerveus dat hij alle verantwoordelijkheid om een kopgroep te vormen op zich nam”, vertelt Dempster een dag later. „Ik zei tegen hem: als dit fout gaat, is het mijn schuld, maar please, ga in het fucking wiel van iemand anders zitten.”
Arensman beleeft in de Pyreneeënrit met vijfduizend hoogtemeters zijn beste dag van deze Tour. Hij weet in de kopgroep te geraken, met nog vijftien andere vluchters. Simon Yates zit er weer bij, die Arensman in het Centraal Massief wist te verslaan, en nog meer grote namen. Maar niemand is die dag beter dan Arensman, die aan kop blijft sleuren tot hij alleen rijdt. „Alsof hij diamanten benen had”, zegt Dempster.
Arensman tijdens de veertiende etappe.
Foto’s Sarah Meyssonnier/Reuters, Thibault Camus/AP
Zijn ouders Martijn en Rianne zien Arensman op de Tourmalet langsrijden. Gespeend van internet bellen ze daarna hun dochter Isabel, die thuis in Nederland voor de televisie zit. „Ze hield ons heel feitelijk op de hoogte”, zegt Martijn Arensman. „Op het eind zei ze: hij moet nog driehonderd meter, ik denk dat hij het wel gaat halen.”
Aan de finish heeft Arensman een minuut over op zijn achtervolgers. Hij drukt zijn handpalmen tegen zijn slapen in ongeloof. De ceremoniële plichtplegingen ondergaat hij met een verbaasde gezichtsuitdrukking. „Dit is bizar. Wat ik heb gedaan? Heel hard gefietst denk ik.”
Terug in het hotel staan zijn ouders in de lobby. Ze hebben niets meegekregen van de finish, maar zien nu hoe Arensman wordt opgewacht door zijn team, de media, en fans. „Heel gek eigenlijk”, zegt zijn vader Martijn. „Maar om te zien hoe je kind straalt, hoe het muntje nu een keer zijn kant opviel, dat was heel mooi.”
Thymen Arensman in Luchon-Superbagnères nadat hij de veertiende etappe van de Tour heeft gewonnen.
Foto Loic Venance/AP
Etappe 16, Mont VentouxEen andere Arensman
Bij de start in Montpellier weet Arensman het al: hij heeft de benen niet om de etappe te winnen. Maar drie uur later begint de slotklim naar de Mont Ventoux en zit de Nederlander toch in de kopgroep. Arensman voelt dat iedereen naar hem kijkt. Hij probeert te demarreren, maar als zijn medevluchters counteren, weet hij: het is voorbij.
„Vanaf dat moment was het afzien”, zegt Arensman na afloop. Toch is hij blij. „Met de benen die ik had, heb ik alles eruit gehaald en alles goed gedaan. Daar ben ik trots op.”
Dezelfde positieve houding had Arensman na de klimtijdrit, de dag voordat hij een etappe won. „Ik had geweldige benen, maar ik wist dat ik Pogacar niet ging verslaan”, zei hij toen. „Dus ik heb maar een beetje naar de fans en het uitzicht gekeken, dat was wel leuk.”
Bij zijn ploeg Ineos zien ze deze Tour een andere Arensman rondrijden, zegt ploegleider Dempster. „Thymen kan zo hard zijn voor zichzelf, dat het moeilijk is om naar te kijken. Uiteindelijk is het maar een wielerwedstrijd, daar moesten we hem constant aan herinneren. Nu begint hij dat door te krijgen.”
Arensman tijdens de beklimming van de Mont Ventoux, 22 juli.
Foto Sarah Meyssonnier/Reuters
Na de Giro van vorig jaar besloot Arensman dat er iets moest veranderen. Hij was net als in 2023 zesde geworden, maar voor hem voelde dat als een stap terug. Zeker na alle opofferingen; Arensman zocht altijd de grens op in hoeveel hij trainde, hoeveel hij woog, wat hij van zichzelf verwachtte. „Ik wilde altijd heel graag. Als het dan niet lukte, vond ik dat heel vervelend”, zegt Arensman tijdens de Tour over.
Hij trok zich afgelopen zomer terug uit de selectie voor het WK wielrennen en ging op fietsvakantie met zijn zwager, van Andorra naar Nederland. Fietsen zonder verplichtingen en doelen, gewoon omdat het leuk was. Dat was een kantelpunt, zegt zijn vader Martijn. „Daarna reed hij goed in de Ronde van Lombardije en sloot het seizoen af met een goed gevoel.”
In de winter ging Arensman werken met een nieuwe coach, en paste hij zijn dieet aan. Die nieuwe aanpak heeft een enorme uitwerking gehad, zegt Martijn Arensman. „Thymen fietst weer met plezier, voelt zich lekker. Ik zie hem meer genieten.”
„Ik til er nu wat minder zwaar aan”, zegt Arensman zelf. „Als je het wat meer loslaat, dan gaat het makkelijker. En als je dingen leuk vindt, gaat het altijd beter.”
Thymen Arensman voor de teambus, Toulouse, 15 juli.
Foto Frédéric Scheiber
Etappe 19, La plagneEen grote meneer
Alles in het lichaam van Arensman roept: ‘langzamer, langzamer!’ Hij weigert toe te geven. Na zijn demarrage op dertien kilometer van de streep heeft hij een halve minuut op zijn achtervolgers – en zijn tweede etappezege binnen handbereik. ,,Het is een mentaal spelletje, op dat moment moet je gewoon pushen”, zegt hij even later op de top van La Plagne, zijn schouders opgetrokken van de kou en de medaille voor de winnaar om zijn nek. Dat hij wéér gewonnen heeft, kan hij nog niet bevatten. ,,Het voelt alsof ik droom.”
De Tour is nog niet afgelopen, maar voor Arensman is deze editie geslaagd. Bij zijn ploeg Ineos zijn ze vooral bezig met Arensmans toekomst als ronderenner. ,,Nu hij heeft gezien dat hij in deze rol kan winnen én plezier kan hebben, hoop ik dat Thymen dat plezier ook kan gaan combineren met een klassement rijden”, zegt ploegleider Dempster. ,,Dat geluk het wondermiddel voor hem is.”
,,Ik weet nu wat er voor nodig is om op dit niveau te komen,” zegt Arensman op La Plagne. ,,Dus ik ga vooral zo door.”
Arensman, zegt zijn vader Martijn, kan enorm opkijken naar anderen. ,,Thymen maakt zichzelf heel erg klein. Ik hoop dat hij door deze Tour doorkrijgt dat hijzelf ook een grote meneer is.”
Thymen Arensman bij de finish van de etappe van vrijdag op La Plagne, waar hij als eerste aankomt..
foto’s CHRISTOPHE PETIT TESSON/epa, Loic VENANCE/AFP, Thibault Camus/AP
Irma Wijsman (62) staat voor een congreszaaltje vlak bij het station van Utrecht. Langs de muren kruipen kunststof hangplanten naar beneden, buiten is de lente net begonnen. Wijsman is de hoofdgast van een „inspiratiesessie” voor mensen die in de zorg werken. „Hou de zakdoekjes maar vast bij de hand”, zegt de presentator die haar aankondigt. Applaus.
In 1993 leerden Irma Wijsman en Michel Van Dousselaere elkaar kennen. „Zijn intensiteit en overgave vielen me meteen op”, zegt ze over de eerste ontmoeting. Met zijn luide lage stem betoverde hij haar. Allebei waren ze acteurs op toneel en voor film. Jarenlang hadden ze drukke eigen levens naast hun liefdevolle weekendrelatie, totdat Van Dousselaere in 2014 de diagnose afasie kreeg. Een zeldzame hersenziekte die eerst zijn taalvermogen aantastte, en daarna andere delen van zijn hersenen. Van Dousselaere stopte met acteren, en Wijsman ging steeds meer voor hem zorgen. Over dat proces maakte ze samen met filmmaker Patrick Minks de documentaire Michel, acteur verliest de woorden(2018), vertelt ze. Ze laat fragmenten zien.
„Wie wil je dat je billen afveegt als dat straks nodig is, Michel?”, vraagt ze hem in de film. Ze lachen en huilen tegelijk. „Jij”, zegt hij, „niemand anders.” Zeven jaar lang verzorgde ze hem, totdat hij in 2021 op 73-jarige leeftijd stierf.
Het publiek in het zaaltje met de kunststof hangplanten kijkt en luistert aandachtig, er is een vrouw die een traan wegveegt. Irma Wijsman vertelt verder, over het gesprek dat zij en Van Dousselaere ooit hadden met een indicatiebureau, een organisatie die samen met zieken en hun naasten vaststelt welke zorg er nodig is. Wijsman had Van Dousselaere beloofd dat hij nooit in een verpleeghuis terecht zou komen, maar ze is zelfstandige en moest wel werken, dus was er overdag gezelschap nodig voor haar man.
Zoals veel andere bedrijven in de zorg stelde het indicatiebureau dat de cliënt „centraal” stond. Maar dat betekende niet, zo ontdekte Wijsman, dat zij en haar man zouden krijgen waar ze behoefte aan hadden, vertelt ze de mensen in het zaaltje. „Ze konden hem wassen, ze wilden het huis poetsen, en ze konden koken, zeiden ze. Maar dat kan ik allemaal zelf ook. Ik wilde gewoon iemand die leuke dingen met hem zou doen.”
Er bestaat zoiets als dagbesteding, wist Irma Wijsman wel, en dat hebben ze geprobeerd. „Maar toen moest hij bloemschikken, zoiets sufs. Dat vond hij vreselijk.” Op luide toon: „Deze man heeft een verleden hoor. Hij is iemand met interesses en ambities.”
Wijsmans presentatie is bijna afgelopen. „Het kan fucking anders”, zegt ze tegen de zorgverleners in de zaal. „Daarom sta ik hier. Ga pret maken met de mensen.”
Irma Wijsman voor een foto van Michel en haarzelf, gemaakt door Stefan Vanfleteren.
Foto Mona van den Berg
Nachtmerrie met de traplift
In plaats van naar de dagbesteding, bracht Irma Wijsman haar man naar een drumles, en naar de boksschool. „De arts vroeg of ik wel wist hoe slecht het met Michel ging”, zegt ze later dit jaar in een gesprek aan de ovalen tafel van haar opgeruimde Amsterdamse bovenwoning. Aan de muur hangen indringende zwart-witportretten van haar en Michel Van Dousselaere. „Alsof die arts Michel beter kende dan ik.”
Ze vertelt over „de nachtmerrie met de traplift”. Hoewel Wijsman een topsportverleden heeft (taekwondo) en tegenwoordig fanatiek kickbokst, kreeg ze haar man de trap van hun bovenwoning niet meer op. Er kwam iemand van de gemeente langs om te checken of de woning geschikt was voor een traplift, maar er bleek te weinig ruimte te zitten tussen de onderste trede en de voordeur, en boven was geen ruimte om de lift te parkeren. Ze zouden moeten verhuizen. „Maar als iemand nee tegen mij zegt, werkt mijn hoofd zo dat ik het tegendeel voor elkaar wil krijgen.” Wijsman bedacht met vrienden een plan voor een plateau in de hal, en een smid paste de trapreling aan om boven ruimte te maken. Zoiets had de medewerker van de gemeente nog nooit gezien. Het mocht, maar de kosten – 10.000 euro – werden niet vergoed. Wijsman brak er het spaargeld voor aan dat zij voor haar pensioen opzij had gezet.
„Als iemand nee tegen mij zegt, werkt mijn hoofd zo dat ik het tegendeel voor elkaar wil krijgen”
Irma Wijsman ging de zorg voor haar man zelf organiseren, en over het resultaat van die zoektocht gaat haar tweede documentaire: eind 2024 zond omroep MAX Michel en de handen op zijn huiduit. Op die uitzending kwamen zo veel reacties, onder meer van mensen die haar worsteling met het zorgsysteem herkenden, dat ze besloot om een nogal zware opdracht op zich te nemen. „Dit jaar wil ik de zorg wakker schudden”, zegt ze, „dat is mijn missie.” Ze richt zich vooral op de zorg die mensen krijgen in de laatste fase van hun leven. Die moet en kan anders, vindt ze. Daarom staat ze de laatste maanden voortdurend in zaaltjes als dat in Utrecht.
Als je alleen maar risico’s wil vermijden, wil voorkomen dat iemand valt, en vooral ervoor wil zorgen dat iemand veilig is, dan ga je voorbij aan wat het leven de moeite waard maakt, vindt Wijsman. „Alles in de zorg is met protocollen ingericht op het verlengen van het leven, maar niet op genieten van het leven dat er nog is. We gaan allemaal dood, want de dood hoort bij het leven. In de tijd die ze nog hebben, willen mensen kwaliteit. Anders zitten ze gewoon te wachten op de dood.”
Michel is heel vaak gevallen, dat herinnert Irma Wijsman zich goed. „Ook toen hij nog 110 kilo woog.” Ze vertelt over de keer dat hij van zijn bed viel, en dat ze hem niet meer op het bed kreeg. „Dan gaan we maar kamperen, zei ik tegen hem, en onze hond kwam erbij liggen. We hebben zo gelachen.”
Door hoe het nu gaat, worden kwetsbare mensen in de steek gelaten, vindt Wijsman. „We behandelen ze als ingewikkelde kinderen. Dat is mensonterend, dat mag niet. Daarom vertel ik mijn verhaal steeds weer met zoveel overtuiging en energie.”
Irma Wijsman in haar bovenwoning in Amsterdam, met haar honden.
Foto’s Mona van den Berg, Foto Mona van den Berg
‘Géén zorgprofessionals’
In de poëtische registratie Michel en de handen op zijn huid strooit Wijsman twee jaar na Van Dousselaeres dood een deel van zijn as uit op een berg in Spanje, samen met de vier jonge mensen die Michel in zijn laatste jaren bijstonden. Na hun eerste onprettige ervaringen met reguliere zorg, besloten ze op zoek te gaan naar studenten die het goed met Van Dousselaere konden vinden. „Géén zorgprofessionals, mensen die nog niet verstrikt zijn geraakt in protocollen. Dit is Michel, mijn man, zei ik tegen ze. Ga met hem de hort op. Ik heb jullie nodig om hem een menswaardig en liefdevol bestaan te geven.”
Willem Veenboer was 21 toen hij voor Michel Van Dousselaere ging zorgen. Veenboer woonde net op zichzelf, werkte in een bruine kroeg en studeerde geschiedenis – en dat allemaal binnen een straal van een kilometer in het centrum van Amsterdam. Hij leefde vooral ’s avonds en ’s nachts. „Het voelde alsof ik helemaal niets nuttigs deed”, zegt hij aan de telefoon. „En ik kreeg steeds meer de overtuiging dat ik iets voor anderen wilde doen.” Daar raakte Willem over aan de praat met een vriend, en die werkte toen al in de thuiszorg.
„Ik moest hem voeren. Dat klinkt misschien respectloos, maar het was superfijn en intens om te doen”
„Ik haalde er heel veel energie uit om lekker met Michel op stap te gaan. Over de markt, ijs halen, haring eten, naar Ajax. Ik moest hem voeren. Dat klinkt misschien respectloos, maar het was superfijn en intens om te doen.” Veenboer herinnert zich die keer dat ze roti gingen eten, en dat de curry niet meer uit Michels baard ging. Lachend: „Die was helemaal geel geworden, Irma moest hem afscheren.”
Mensen vinden het „niet zo’n sexy beroep”, zegt Veenboer. „Ja, ik heb ook weleens zijn billen moeten afvegen. Dat is vies, maar het moet toch gebeuren. Mensen hebben liefde nodig.”
Veenboer is nu 29, en meubelmaker. Hij doet nog steeds weleens iets in de zorg. „Ik ben via een reisorganisatie die uitjes organiseert voor gehandicapte mensen in contact gekomen met Kai uit Twente, die voetbalgek is. Twee keer per jaar gaan we naar voetbalwedstrijden.”
Het is „heel mooi” om voor iemand te zorgen en niet alleen met jezelf bezig te zijn, vindt hij. „Er zijn zo veel mensen die eenzaam zijn en iemand nodig hebben.” Op de uitvaart van Van Dousselaere droeg Veenboer de mand waarin zijn lichaam lag, en sprak hij namens de jonge mensen die voor hem hadden gezorgd. „We hadden niet verwacht dat het mogelijk was om zo’n intieme band op te bouwen met iemand die niet meer kon praten”, zei hij, zo is in de documentaire te zien. „Als iemand niet goed in zijn vel zat, had Michel dat als eerste door.”
Stagelopen
„Mensen willen ertoe doen”, zegt Irma Wijsman dit voorjaar in een Zoom-gesprek met verschillende managers in verpleeghuizen en thuiszorgorganisaties. Ze zit weer achter haar laptop, aan haar ovalen tafel. „Ik wil met ceo’s van grote bedrijven gaan praten”, zegt Wijsman, „en voorstellen om hun werknemers maatschappelijke stages te laten lopen.” Vier vrouwen knikken haar toe vanaf het scherm.
Ze benadrukt dat de jongeren die zij inschakelde het leven van haar man en van haar hebben veranderd, maar dat het hún leven ook heeft veranderd. Van dat besef moeten mensen doordrongen raken, vinden alle deelnemers aan het gesprek. Michel kon niet meer praten, zegt ze, maar er ontstond toch een wederkerigheid. „Dat gebeurde omdat ze samen konden bedenken wat ze met elkaar wilden gaan doen. Daardoor ontstond een connectie.”
Even later, feller: „Hoe kan dit. We zijn het allemaal met elkaar eens, maar die ommezwaai in de zorg krijgen we niet voor elkaar.”
Het is een „taaie verandering”, zegt een van de managers die deelneemt aan het gesprek. „Er zit een zekere distantie in wat wij zorgverleners doen, iemand wordt een ‘casus’.” Ze spreken af dat Wijsman op verschillende momenten, in symposia en tijdens besprekingen, haar verhaal gaat doen.
Foto Mona van den Berg
Iets kwijtgeraakt
Het is hartje zomer, Wijsman is halverwege haar missie. De afspraak voor een laatste gesprek voordat dit artikel gepubliceerd wordt, begint later dan gepland. Hond Fonky was kwijt in het Amsterdamse Bos. Urenlang heeft Wijsman staan wachten. Omdat Fonky een gps-tracker droeg, kon ze hem op haar scherm zien rondrennen. Nu ligt Fonky op zijn kleedje onder de tafel.
En, verloopt haar missie volgens plan?
Sinds begin dit jaar heeft ze negen presentaties gegeven, en er staan er nog vijf op het programma. In zaaltjes die vastgeplakt zitten aan horecagelegenheden, in zorginstellingen, via Zoom, in het Hilton voor de Rotary, op scholen. Daar ziet ze dat haar verhaal mensen raakt. En als je iemand raakt, is een verandering in gang gezet, vindt Wijsman. „Zorgverleners hebben een hart voor kwetsbare mensen. Maar ze zijn iets kwijtgeraakt. Ik laat ze zien waarvoor ze gekozen hebben, en dat het ook echt anders kan.”
Ze heeft wel afstand gedaan van een eerder plan, vertelt ze, voor de maatschappelijke stage. „Dat plan is ooit bedacht door Sam, die ook voor Michel heeft gezorgd. Maar dat bleek te veel gedoe. Dan moest ik zelf allerlei dingen gaan regelen, andere mensen binnen het bedrijf overtuigen, plannen maken.”
Soms wordt heel concreet welke vruchten haar missie afwerpt. Deze week kreeg Wijsman een berichtje van een projectmanager in de ouderenzorg die samenwerkt met TU Delft, waar ze heel blij van werd. „Zij had me horen praten over dat trapliftprobleem. Er zijn in Amsterdam zoveel woningen waar dat speelt.” Wijsman gebaart om zich heen. „Hier zitten overal oude mensen vast op de eerste verdieping, omdat ze geen traplift kunnen krijgen.” Op de TU Delft willen ze gaan onderzoeken of daar een oplossing voor te bedenken is. „Dat doet me wel veel.”
De mensen aan wie ze haar verhaal vertelt, willen allemaal hetzelfde als Wijsman. Zorg op maat, verbinding met elkaar. Maar door de vergrijzing en het tekort aan personeel, zal de zorg toch eerder schraler dan rijker worden. Wordt Wijsman daar cynisch van? Ze glimlacht, schudt haar hoofd. „Dat laat ik niet toe. Ik denk: wat kan ik doen? En dit is wat ik kan doen. Mijn verhaal vertellen. Dit is met al mijn liefde en overtuiging de bijdrage die ik kan leveren. Ik hoop dat ik een olievlek veroorzaak.”
Intussen werkt Irma Wijsman ook aan haar volgende documentaire, die gaat over rouw, en het verliezen van een partner. „Hoe ga je fucking verder zonder degene met wie je zo lang samen was.” Ze vertelt in de documentaire haar eigen verhaal, maar spreekt ook andere mensen. „Door mijn documentaires voelen mensen zich hopelijk minder eenzaam. We zijn kwetsbaar. Maar in die kwetsbaarheid zit ook kracht. Mensen, het leven is nu, wil ik naar ze roepen. Leef!”