Het was een zorgwekkende reeks rampen en bijna-rampen die NRC en De Limburger afgelopen weekend blootlegden na een maandenlang onderzoek naar de gang van zaken in de tankreinigingsbranche. In deze bedrijfstak worden de tanks schoongemaakt waarmee over de weg en het spoor vloeibare materialen worden vervoerd. Vaak gaat het om onschuldige stoffen zoals melk, wijn, olie en chocola, maar vaak ook om materiaal afkomstig van de chemische industrie. Fosfortrichloride, maleïnezuuranhydride en fenol, om maar een paar levensgevaarlijke stoffen te noemen, vragen om een zorgvuldige behandeling – en daaraan schort het nogal eens, bleek uit het onderzoek.
Ontploffende tanks, brand, personeel dat met chemische stoffen besproeid raakt, een muur van stank die zich over half Nederland verspreidt: de lijst met ongelukken van de afgelopen vijf jaar is lang, te lang. De kranten telden in controlerapporten over deze periode 150 milieuovertredingen. Daarnaast hield geen van de 27 tankreinigingsbedrijven die de Arbeidsinspectie in 2022 bezocht zich aan de wetten die personeel moeten beschermen tegen kankerverwekkende of andere gevaarlijke stoffen.
Uit het onderzoek van NRC en De Limburger werden twee dingen duidelijk: zowel de werknemers als het milieu worden op dit moment niet afdoende beschermd tegen de gevaarlijke stoffen waarmee in de tankreinigingsbranche gewerkt wordt. Deze misstand komt niet alleen op het conto van de bedrijfstak zelf. De chemische industrie, met miljardenondernemingen als Akzo, DSM, BASF en Shell, trekt haar handen van de problemen af. De verantwoordelijkheid voor het ordentelijk schoonmaken van de tanks ligt bij de transportsector, aldus de chemie-reuzen.
Deze bedrijfstak moet echter met scherpe aanbestedingen vechten om werk, waardoor er druk ontstaat om de reinigingskosten zo laag mogelijk te houden. Als de chemicaliën eenmaal bij de tankreinigers zijn aangekomen, leidt dat ertoe dat onvoldoende opgeleid personeel – jonge laaggeschoolde mannen, vaak arbeidsmigranten – moet werken met inferieur materiaal. Wat er na het schoonmaken van de tanks met het gevaarlijke afval gebeurt, is onduidelijk. Tankreinigingsbedrijven zijn verplicht afval dat ze innemen en afvoeren te rapporteren in een landelijke databank, maar in die database staan slechts drie bedrijven ingeschreven. Geen van de 34 ondernemingen waarvan NRC en De Limburger de inspectierapporten onderzochten, kreeg een boete of andere straf vanwege hun verzuim zich aan de meldingsregels te houden.
De roep om meer toezicht ligt in deze kwestie voor de hand, maar er is vooral béter toezicht nodig. Tankreinigingsbedrijven vallen – anders dan chemiefabrieken en raffinaderijen – onder het reguliere milieutoezicht. Dat toezicht is versnipperd over tien omgevingsdiensten, die vrijwel allemaal over onvoldoende kennis beschikken om hun werk goed te kunnen doen. Het zou daarom raadzaam zijn als het toezicht op deze branche wordt overgenomen door de gespecialiseerde omgevingsdiensten die ook de chemische industrie controleren.
Daarnaast moet die chemische industrie haar verantwoordelijkheid nemen. Gun transportbedrijven een eerlijke prijs voor hun werk, zodat zij op hun beurt de tankreinigers kunnen betalen om op een veilige manier hun onwelriekende arbeid te verrichten. Ook hier zou moeten gelden: de vervuiler betaalt.