Veel fossielen van vroege mensen komen uit één regio, wat de blik op de evolutie vervormt

Ook onderzoek naar menselijke evolutie is onderhevig aan sampling bias – het vooroordeel dat ontstaat doordat onderzoeksmateriaal niet overal op dezelfde wijze of in dezelfde mate wordt vergaard. Dat schrijven twee Amerikaanse paleoantropologen in Nature Ecology & Evolution.

Bijna alle fossielen van vroege mensen komen uit de Oost-Afrikaanse Riftvallei, die daardoor vaak de bakermat van de moderne mens wordt genoemd. Maar dat is helemaal niet zo zeker, concluderen de onderzoekers door parallellen te trekken met de verspreiding van hedendaagse soorten.

Zo’n 6 tot 8 miljoen jaar geleden splitste de menselijke lijn – die van de hominiden – zich af van chimpansees en bonobo’s. Omdat deze Afrikaanse apensoorten genetisch en morfologisch sterk verwant zijn aan de mens, ligt de aanname dat de mens uit Afrika afkomstig is voor de hand.

Breuk in de aardplaat

Zelfs Charles Darwin voorspelde die oorsprong al, op basis van de lichaamsbouw. Sinds de negentiende eeuw bevestigde fossiel bewijs de vermoedens. Zowel in Zuid-Afrikaanse kalksteengrotten als in de oostelijke tak van de Riftvallei (een geologische laagte die is ontstaan door een breuk in de aardplaat, ook wel bekend als de Oost-Afrikaanse slenk) zijn overblijfselen van hominiden teruggevonden.

Vooral die laatste locatie heeft voor veel nieuwe ideeën gezorgd over menselijke evolutie én de interactie van vroege mensen met hun leefomgeving. Een enkele vondst elders, zoals een oude Homo sapiens-schedel in Marokko, heeft die aannames over een Oost-Afrikaanse oorsprong nog niet noemenswaardig doen wankelen.

Maar, zo benadrukken de auteurs, de Riftvallei beslaat – ondanks het feit dat de slenk zich uitstrekt over onder andere Ethiopië, Kenia en Tanzania – maar zo’n 1 procent van het gehele Afrikaanse continent. Ook qua klimaat is het gebied niet representatief: het is er veel droger dan in aangrenzende streken. Dat er buitengewoon veel menselijke fossielen worden gevonden is niet verwonderlijk, omdat geologische laagtes erom bekendstaan grote hoeveelheden fossielen te vergaren.

Het skelet dat bekend werd onder de naam Lucy: een Australopithecus afarensis-fossiel dat in 1974 werd gevonden in Ethiopië.
Foto Mary Evans Picture Library

Alleen leidt dat dus wel tot een sampling bias die tot foutieve conclusies over herkomst (Oost-Afrika) en leefmilieu (droog) van de mens kan leiden. Of zoals de onderzoekers schrijven: „Hoewel de daadwerkelijke geografische verspreiding van elke vroege hominidenpopulatie niet te achterhalen is, is het onwaarschijnlijk dat die zich beperkt tot de locaties waar fossielen zijn opgegraven.”

Om hun waarschuwing kracht bij te zetten, gebruikten ze een computermodel met daarin de verspreiding van moderne zoogdiersoorten als vergelijkingsmateriaal. Uit dat model blijkt dat van de 106 onderzochte Afrikaanse soorten er vrijwel geen enkele uitsluitend in de Riftvallei voorkomt. Alleen de wilde ezel is een echte ‘riftspecialist’. En van drie specifieke gazelle-, genetkat- en bavianensoorten leeft minstens een derde van de populatie binnen de Riftvallei. Voor alle andere grotere zoogdiersoorten geldt dat ze een veel groter verspreidingsgebied hebben.

Bavianen en meerkatten

Aanvullend onderzochten de wetenschappers in hoeverre je variaties in lichaamsbouw in kaart kunt brengen door alleen te focussen op de oostelijke tak van de Riftvallei, dus de plaats waar de hominidenfossielen zijn gevonden. Dat deden ze door te kijken naar schedelvariaties van meerkatten en bavianen. Ook daaruit blijkt dat een focus op een te specifieke locatie leidt tot misvattingen: in werkelijkheid is de morfologie van bavianen en meerkatten veel diverser dan valt af te leiden uit de populaties in de oostelijke tak. Het is dus aannemelijk dat de schedelvorm van vroege mensen veel gevarieerder was dan de huidige fossielencollecties doen vermoeden.

Evolutiebioloog Laura van Holstein, verbonden aan Clare College in Cambridge, noemt het artikel interessant en creatief. „Er wordt in mijn vakgebied naar mijn mening veel te weinig expliciet nagedacht over de grenzen van onze kennis en wat we daaraan kunnen doen. Dit is een hoognodig antwoord op die schaarste. Vaak worden levende primaten alleen een beetje laf gebruikt om vaag commentaar te geven over wat hominiden misschien gedaan kunnen hebben op het gebied van voedsel zoeken of sociaal gedrag of werktuiggebruik. Het is een heerlijk oncomfortabele conclusie dat onze sampling zo biased is. Petje af dus voor deze paper, ik zou willen dat ik hem zelf geschreven had!”


Lees ook

‘Wij mensen vinden het slim dat we gereedschap gebruiken, maar in feite is het een noodoplossing’

Laura van Holstein in Cambridge.