Onderwijsinvesteringen zijn de belangrijkste aanjager voor de groei van arbeidsproductiviteit. Dat berekende Barbara Baarsma, hoofdeconoom bij PwC en hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam, in economenvakblad ESB.
De Nederlandse arbeidsproductiviteit is vorig jaar met 1,3 procent gedaald ten opzichte van het jaar ervoor, zo bleek vorige week uit cijfers van het CBS. Het was een van de grootste dalingen in vijftig jaar. Alleen tijdens de financiële crisis in 2009 was de daling groter. Slechts in vijf andere EU-landen ging het met de arbeidsproductiviteit slechter.
Voor Baarsma en onderzoeksassistent Francisco D’Orey Neves was het een reden de factoren te onderzoeken die de groei van arbeidsproductiviteit bepalen. Ze gebruikten een model van de Wereldbank en vergeleken de productiviteitsontwikkeling in ruim twintig Europese landen en de VS.
Met het oog op de vergrijzende economie is het volgens Baarsma belangrijk te weten waar Nederland op in moet zetten om de arbeidsproductiviteit te stimuleren. „Door vergrijzing neemt het deel van de bevolking dat werkt af”, zegt ze. „Als je de economische groei op gang wilt houden, moet je daarom maar één ding doen: productiever werken.”
Landen met hogere PISA-scores hebben meer productiviteitsgroei
En de beste manier om dat nu voor elkaar te krijgen, is door te investeren in onderwijs, zo blijkt uit het onderzoek van Baarsma en D’Orey Neves. „Dat komt vooral doordat de onderwijskwaliteit in Nederland de laatste jaren achteruitgaat ten opzichte van de andere landen die we vergeleken”, zegt Baarsma. Onderwijskwaliteit wordt onder meer gemeten met de zogeheten PISA-score. Landen die meer in onderwijs investeren en hogere PISA-scores halen, blijken een hogere productiviteitsgroei te hebben.
Hoofdlijnenakkoord
De Nederlandse overheid besteedt een relatief laag aandeel van het bbp aan onderwijsuitgaven, zegt Baarsma. „In het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet wordt weliswaar geconstateerd dat de kwaliteit van het onderwijs achteruitgaat, maar als je naar de doorrekening kijkt, zie je forse bezuinigingen op onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.”
Dat is volgens Baarsma problematisch voor de groei van arbeidsproductiviteit, omdat kwalitatief goed onderwijs zorgt voor medewerkers die beter presteren. Zij hebben meer vaardigheden en zijn daarom in staat om sneller en in grotere volumes te produceren. „Het risico is dat bedrijven op den duur vertrekken uit Nederland omdat ze niet voldoende geschoold personeel kunnen vinden.”
Na onderwijs is innovatie de belangrijkste aanjager voor arbeidsproductiviteit, blijkt uit de analyse van Baarsma en D’Orey Neves. Zo kunnen nieuwe technologieën helpen „routinematige en repetitieve taken” over te nemen. Daarmee ontstaat ruimte voor werknemers om zich te richten op complexere taken die meer geld opleveren. Baarsma: „Onderwijs en innovatie gaan hand in hand met elkaar. Hogeropgeleide medewerkers staan meer open voor innovaties, bijvoorbeeld omdat ze meer digitale vaardigheden hebben en zich daarom sneller kunnen aanpassen.”
Volgens Baarsma realiseren beleidsmakers zich onvoldoende hoe belangrijk onderwijsuitgaven zijn voor meer arbeidsproductiviteit. Ze hoopt dat het nieuwe kabinet breder naar de productiviteitsagenda van Nederland kijkt en bezuinigingsplannen voor onderwijs staakt. „Op langere termijn hebben die een negatief effect. Ook op economische groei.”
Lees ook
De groei van de Nederlandse arbeidsproductiviteit daalt. Hoe komt dat?
Die groei is belangrijk, zegt Baarsma. „Niet als doel, maar als middel om met een hoger bbp meer belastinginkomsten te genereren.” Als de economie op lange termijn minder groeit, zal je volgens de econoom zien dat de overheid fors moet bezuinigen op publieke goederen, zoals de zorg, het onderwijs en de rechtspraak. „Burgers gaan dan merken dat de zorg, het onderwijs en de rechtspraak minder toegankelijk worden, omdat ze er meer voor moeten betalen en omdat er langere wachtlijsten ontstaan. Dat gaat ten koste van welvaart in bredere zin.”