In het Bildts zeg je: ‘Sij krantleest’. Maar hoe lang nog?

Het gebeurt niet vaak dat aan de grammatica van een Nederlands dialect een heel boek wordt gewijd. Maar het Bildts, waar dit voorjaar een grammaticale beschrijving van verscheen, is dan ook een buitenbeentje. Het is een dialect, of zo je wilt een streektaal, met zowel Nederlandse als Friese elementen. En ook is het Bildts pas 500 jaar oud, wat voor een Nederlands dialect erg jong is.

Het Bildts ontstond na de inpoldering in 1508 van een uitgestrekt gebied langs de Waddenzee, in de noordwesthoek van Friesland: 166 vierkante kilometer, zes dorpen, met tegenwoordig tienduizend inwoners. Het gebied kreeg de naam Het Bildt, afgeleid van het woord ‘opgebild’ dat ‘opgeslibd’ betekent. De polder werd aangelegd door Zuid-Hollanders en de mensen die er gingen wonen en werken kwamen vooral uit Holland, Zeeland, Brabant, en daarnaast uit Friesland.

Uit de taal die de immigranten meebrachten en de tweetaligheid die in die hoek van Friesland ontstond, met een Nederlandstalige meerderheid en een Friestalige minderheid, ontwikkelde zich een uniek dialect. Een gedichtje in het Bildts uit 1884 verwoordt het aldus: „Wij binne niet fan ’t Frise bloed / Dat hoort men an ôns taal te goed / Al loopt d’r Frys deurhine / Holland is óns bakermat.” De Friese invloed hoor je aan sommige klanken (veel f en s en typisch ‘Friese’ klinkers), en aan sommige woorden.

Ook de grammatica heeft een Fries tintje. Dat zie je meteen als je een stukje Bildts leest in het lokale huis-aan-huisblad Bildt.nu, dat voor een deel in het Bildts geschreven is. Columnist Douwe Zwart schreef deze zomer, over Donald Trump en diens plannen om alle Amerikaanse topambtenaren te vervangen door extreem-conservatieven: „Ik hè kinnis nommen fan ’n projekt dat in 2023 ontwikkeld is deur topamtners, knappe koppen fan dinktenks en ândere loi die’t dicht bij ’t fuur sitte in ’e Ferenigde Staten fan Amerika.” Daarin vallen twee dingen op. Het is niet ‘genomen’, maar ‘nommen’. Want het Bildts doet niet aan ‘ge-’. En het is ‘die’t’ (een verkorting van ‘die dat’) in plaats van ‘die’.

Met dank aan slagerij Bijlsma

Sytse Buwalda, gepensioneerd natuurkundeleraar en kenner van het Bildts, stelde het grammaticaboek samen. Hij werd bijgestaan door professionele taalkundigen van de Fryske Akademy, een Fries wetenschappelijk onderzoeksinstituut. In het boek wordt daarnaast vermeld dat de uitgave ervan mede mogelijk werd gemaakt door slagerij Bijlsma uit Sint Annaparochie, een van de zes dorpen.

Buwalda ziet „de Bildtse taal” als een product van immigratie en vermenging. „Naar de buitenstaanders zeg ik altijd: het is een mengtaal. Het is ontstaan doordat de Hollanders hier de dienst uitmaakten met inpolderen, en omdat de omliggenden er ook brood in zagen en ook hier zijn komen wonen.”

‘Nommen’ of ‘nomen’ in plaats van ‘genommen’ of ‘genomen’, dat speelt wel in meer dialecten in Nederland. Je komt het ook tegen in Nedersaksische dialecten (zoals het Gronings en het Drents). Maar het lijkt Buwalda onwaarschijnlijk dat het daarvandaan komt. Want het Nedersaksisch speelt geen rol in deze uithoek van Friesland. Dus de invloed van het Fries lijkt hem hier voor de hand liggend.

Dou of jou

Hoe ziet zo’n Nederlands dialect dat vijf eeuwen lang intiem contact had met het Fries er verder grammaticaal uit? Het heeft veel meervoudsvormen op -s: leraars, kalvers (kalveren), kines (kinderen), bedoelings, maatregels, onderhandelings. Het heeft twee vormen van de infinitief: lope en lopen (uitgesproken als loopn). Welke vorm je gebruikt hangt af van de grammaticale context. Je zegt: ‘Ik wil lope’, maar ‘’t Lopen falt mij swaar’.

Net als in het Fries kun je een lijdend voorwerp soms aan het werkwoord vastplakken: ‘Hij tannepoetst’ (Hij poetst zijn tanden), ‘Sij krantleest’ (Ze leest de krant), ‘Ik traploop de hele dâg’ (Ik loop de hele dag trappen op en af).

Als je meerdere werkwoorden achter elkaar gebruikt gebeuren er ook andere dingen dan in het Hollands. ‘’t Is hangen bleven’ (blijven hangen; letterlijk: hangen gebleven). ‘Ik hew hur lopen sien’ (heb haar zien lopen; letterlijk: lopen gezien. Het is het Bildts heel gewoon om te zeggen ‘Die saal kinne wel dúzzend mînsen in’. En dus niet ‘In die saal kinne wel dúzzend mînsen’.

En dan is er nog het gebruik van ‘dou’, dat zoiets als ‘jij’ betekent, en ‘jou’ (zoiets als ‘u’). Buwalda: „De scheiding tussen dou en jou ligt op een heel ander punt dan de scheiding tussen jij en u. Ik gebruik in het Bildts heel lang het beleefde jou, terwijl ik in het Nederlands heel gauw overga op het meer informele jij.” En tussen ‘dou’ en ‘jou’ in wordt vaak een derde vorm gebruikt: de voor- of achternaam van de gesprekspartner. Op deze manier: ‘Sou Fokke dut môrn ok foor mij doen wille?’ (Fokke, zou je/u dit morgen voor mij willen doen?).

Zodra een kind bij de kinderopvang komt, is het Bildts binnen veertien dagen weg

Sytse Buwalda
auteur Grammatica van het Bildts

Nederlandser

Buwalda ziet dat het Bildts langzaam verdwijnt. „Mijn kinderen spreken uitstekend Bildts. Mijn kleinkinderen van 20 jaar spreken het nog redelijk. Maar ik heb twee kleinkinderen van 7 en 11, die spreken geen woord Bildts meer. Niets. Zodra een kind bij de kinderopvang komt, is het Bildts binnen veertien dagen weg. Dan is het alleen nog maar Nederlands.”

Als Buwalda aan mensen van rond de twintig vraagt of ze Bildts spreken, „dan zeggen ze in 8 van de 10 gevallen ja. Maar als ik ze dan hoor praten is de kwaliteit nog maar 50 procent.” Ze zeggen bijvoorbeeld ‘gezelligheid’ in plaats van ‘gezelligens’. Of ze zeggen niet meer ‘de man met wie’t ik praatte’, maar ‘de man met wie ik praatte’. Het wordt dus allemaal weer wat Nederlandser.

Vindt Sytse Buwalda dat jammer? „Ach”, zegt hij, „je gaat toch ergens aan dood, zegt mijn vriendin dan… Tja. Maar zo’n eigen taal geeft wel kleur hè. Dat verdwijnt. De kleur, de fleur in het leven, de variatie.”

Sytse Buwalda: Grammatica van het Bildts is gratis te downloaden van de website van De Bildtse Boekerij.