Jarenlang stond in het magazijn van het Israel Museum in Jeruzalem een aardewerken kom er maar verweesd bij. Bijna honderd jaar geleden was hij opgegraven op Tell Megiddo, een archeologische vindplaats in het noorden van Israël. De kom dateerde uit ergens tussen de 18de en 16de eeuw voor Christus, dat was zeker.
Maar waartoe hij diende, was een raadsel. Want wat te denken van die vreemde bekerachtige cilinder in het midden, met onderaan twee perforaties? Uiteindelijk deden de archeologen wat ze wel vaker doen bij dingen waarvan ze niet weten wat het is, ze gaven hem het label ‘cultus object’. „Maar zolang ik niet zeker wist wat het was wilde ik hem niet tentoonstellen”, zegt Nurith Goshen, de huidige conservator koper- en bronstijd, via een videoverbinding.
Nu staat de kom in het museum op de tentoonstelling Most Likely, waarvoor ontwerpers archeologische mysteries hebben geprobeerd op te lossen met hun kijk op voorwerpen. „De kom kan onderdeel van een waterpijp zijn geweest”, stelt ontwerper Oded Friedland.
Twee jaar geleden kreeg hij de kom toevallig onder ogen en raakte hij vastbesloten de functie te achterhalen. „Als ontwerper denk ik aan gebruikers. Verder ben ik gewend aan reverse engineering, en te kijken naar welke aanwijzingen in het voorwerp zelf opgesloten zitten.”
Uit schetsen blijkt dat Friedland voor de kom ook aan simpele oplossingen heeft gedacht. „De archeologen gingen ervan uit dat de kom helemaal rond geweest moet zijn, maar 30 procent ontbreekt. Daar kunnen een schenktuit of een oor hebben gezeten.”
Toen Goshen de resultaten onder ogen kreeg, besloot ze met Friedland een project te organiseren en ontwerpers te vragen met hun onderzoeksmethoden te zoeken naar de nog onbekende functie van tien archeologische voorwerpen in de museumcollectie. „De methoden van archeologen en ontwerpers lijken voor een deel op elkaar. Waar ontwerpers met prototypen werken, doen wij archeologen aan experimentele archeologie met replica’s. Maar archeologen met hun wetenschappelijke standaarden zijn conservatiever; ontwerpers denken vrijer. Zij wijzen een idee niet af, maar omarmen het. Dat levert een ideeënstroom met meer mogelijkheden op, zoals dat de kom van Megiddo onderdeel van een waterpijp geweest kan zijn.”
Het onderzoek door de ontwerpers leverde voor Goshen nog meer bijzondere ontdekkingen op. Ze geeft het voorbeeld van een aardewerken fles met een gebogen nek. „Bijna honderd jaar geleden is hij ontdekt in een grot in Beth Shemesh die als grafkamer is gebruikt. Voor de archeologen die zich nu met dergelijke objecten bezighouden is het genoeg om te weten dat de fles een fles is. Vanwege de nauwe opening, zo menen ze, zal er vast een kostbare vloeistof in hebben gezeten. Andere aspecten aan de fles zijn voor hen belangrijker dan het precieze gebruik: hij stamt uit de 12de eeuw voor Christus en is Filistijns, dus vertelt hij een verhaal van migranten die waarschijnlijk via Cyprus uit het Aegeïsche Zeegebied kwamen. En dus zegt de fles iets over de identiteit van de dode.”
Het ontwerpersduo Idan Friedman en Naama Steinbock heeft juist wel naar de functie gekeken. Het eerste dat Friedman als wespenliefhebber opviel was dat de opening zo nauw was omdat er een wespennest inzit. „We gaan dat nest nu dateren”, zegt Goshen. De ontwerpers ontdekten verder dat de fles even goed horizontaal als verticaal gebruikt kan zijn. De twee hendels met gaten bleken parallel aan elkaar te zijn, zodat de fles bijvoorbeeld met een touw als olielamp opgehangen kan worden. Maar er kan ook mee geschonken worden bij een ritueel en hij kan ook met een riem als (militaire) drinkfles op de rug gebonden worden.
En zo zijn er meer interessante nieuwe interpretaties: ovale aardewerken bakken zijn niet gebruikt als rituele voetbaden, maar voor ambachtelijke handelingen, zoals het rekken van stof, en kalksteentjes met gaten en groeven kunnen in het 8ste millennium v.Chr. nooit gebruikt zijn om met een boogboor vuur te maken, maar wie weet wel om kinderen te leren tellen of voor het maken van een grid.
In één geval leverden de ontwerpers juist de bevestiging van de bestaande interpretatie. Veertig jaar geleden al meende archeologe Tamar Schick dat ruim 9.000 jaar oude en zeer tere fragmenten vlas die in een woestijngrot waren gevonden onderdelen van een soort hoed waren geweest. De ontwerpers David Shatz en Roni Yeheskel, gespecialiseerd in zachte materialen, hebben niet alleen de methode om het textiel te maken en met elkaar te verbinden weten te reconstrueren, maar hebben met papieren modellen ook kunnen vaststellen dat het inderdaad om hoeden gaat.
Het project krijgt nog een plek in een wetenschappelijk artikel. „Het is ons in elk geval gelukt om het aantal ideeën over de voorwerpen uit te breiden”, zegt Friedland. Goshen valt hem bij: „Alle archeologen bij ons project zeggen dat de samenwerking met de ontwerpers tot nieuwe inzichten heeft geleid en dat ze willen blijven samenwerken.” Lachend: „Ik heb het zelfs op band staan.”