Júf, daar zit een tijdsbeeld in de boom, in Ermelo

De zangvogels zingen niet alleen op zondagmorgen in Ermelo, de straten zijn zelfs naar ze vernoemd. Om het allemaal nog mooier te maken heeft het koolmeesgele boekenkastje aan het Kanariehof een officieel poëzieplankje. Al blijken de meeste dichters te zijn gevlogen; wel staan er opvallend veel dunne boekjes. De grootste poëtische belofte – ook hier met een vleugje ornithologie in de titel – schuilt in Júf, daar zit een weduwe in de boom. Uitspraken van kinderen, opgetekend en bijeengebracht door H. Hoving. Er staan twee exemplaren in het kastje.

We hebben hier te maken met een onverbiddelijke bestseller, getuige de mededeling voorin dat er tussen juni en oktober 1967 veertien drukken verschenen. De kinderen wier zang hier is gevangen zingen inderdaad regelmatig een poëtisch lied. Zo schuilt er een denkende dichter á la Hans Faverey in deze observatie: „Een cirkel is een ronde lijn, zonder hoeken en gesloten, opdat men niet kan zien waar ze begint.” Het wonderlijke ‘opdat’ geeft deze toch al fraaie cirkelredenering een prachtige draai. ‘Opdat’ impliceert hier immers dat het de bedoeling is dat wij niet weten waar de cirkel begint – laat staan dat wij uitvinden waar dit allemaal eindigt. Zo krijgt het kindercitaat bijkans religieuze allure. Iets als: „Ik ga niet naar de kerk, maar ik geloof wel dat er iets is dat wil voorkomen dat wij ontdekken waar de cirkel begint.”

Al even mooi, maar dan van een al te menselijke tragiek is een uitspraak waarin een vogel de hoofdrol heeft: „Mammie, brengt de ooievaar de baby’tjes omdat hij dat moet, of doet hij het graag?” Hier zien wij de ooievaar voor ons, ooit begonnen aan zijn baan, een passie noemde hij het toen nog, vol goede moed en met liefde voor de baby’s, maar nu vermoeid en de dagen zat, als een maaltijdbezorger die aan het einde van een shift nog maar weer eens zijn scooter vollaadt met plakkerige, bijna afgekoelde bami, en als hij dat met pijn in de vleugels de laatste zevenponder bij de jonge ouders heeft laten landen een grijze nieuwbouwwijk, constateert hij somber dat er tegenwoordig geen kikkertje fooi meer vanaf kan.

Dichter op het nest van het gezinsleven zit een drietrapsraket over een huishouden waarin spelling niet de enige bedreiging voor de orde der dingen lijkt: „Ik vint juf lief. mijn moeder vint juf ook lief. maar mijn vader vint juf heel lief.” Dat is overigens een uitspraak die ik ook weleens elders heb gelezen en dat heeft Júf er zit een weduwe in de boom gemeen met de populaire ‘ikjes’ in deze krant: niet alles lijkt even authentiek.

Buitengewoon authentiek is het tijdsbeeld dat oprijst uit het boekje. Nederland was 1967 grotendeels een omzichtig-burgerlijke maatschappij waarin bij kinderen verwarring heerste rondom anatomie en voortplanting, maar waar ook bevrijdende tijden in aantocht zijn. Zie de aardigheid die volwassenen hebben in anekdotes waarin zusjes zich, ik doe maar een greep, verwonderen over wat zich tussen de benen van een babybroertje bevindt: „Mam, dat dingetje gaat toch zeker nog weg, he?”. Zo wordt het boekje gedomineerd door een besmuiktheid die op zichzelf al een tijdsbeeld is.

Tot slot eentje die een halve eeuw later onheilspellend goed op een spandoek bij een klimaatdemonstratie past. „Als ik doodga, gaat mijn ziel naar de Shell.”

Wilt u het besproken exemplaar Júf er zit een weduwe in de boom hebben? Mail dan naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.