Op 21 maart voeren carabinieri van de arbeidsinspectiedienst een controle uit in een leerverwerkingsbedrijf in Opera, net ten zuiden van de Italiaanse modehoofdstad Milaan, waar lederen handtassen van het merk Dior worden gemaakt. Ze treffen er in totaal zeventien Chinese en vijf Filippijnse arbeiders aan, onder wie vijf zwartwerkers.
De bedrijfsleider is een vrouw uit China, maar eigenlijk runt haar man, die in Colombia is geboren, de zaak. Ook hun dochter is in het bedrijf actief. Het gezin verblijft ook op de werkplek, net als het personeel. Een Chinese arbeider getuigt dat hoewel zijn familie in Milaan woont, hijzelf eet en slaapt boven de productieruimte.
Op de bovenste verdieping van het leeratelier zijn de kantoorruimte en het magazijn tot zeven slaapkamers omgevormd. De inspecteurs vinden er ook een keuken, eetzaal en sanitair dat „slechts aan het ethische minimum voldoet”, staat te lezen in de gerechtelijke stukken van de rechtbank van Milaan, die NRC kon inkijken.
De handtassen van Dior die in het Chinese leeratelier worden gemaakt, gaan voor een veelvoud van de productieprijs over de toonbank. Het type handtas Dior PO312YKY, bijvoorbeeld, wordt door het leerverwerkingsbedrijf voor 53 euro aan Dior verkocht. In de winkel kost de handtas 2.600 euro, oftewel 49 keer wat Dior ervoor heeft betaald.
Smet op Made in Italy
Luxe is voor Italië een belangrijke markt. Volgens het consultancybedrijf McKinsey wordt meer dan 40 procent van de luxegoederen wereldwijd in Italië geproduceerd. Maar het gerechtelijk dossier dat de uitbuiting in Chinese fabrieken in Noord-Italië blootlegt, werpt een smet op dat zo geroemde Made in Italy.
Uit het energieverbruik van de lederateliers blijkt dat de arbeiders werken van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds zeer laat, ook in het weekend en op feestdagen. Ze worden onderbetaald en werken, eten en slapen in het atelier, dat behalve onhygiënisch ook onveilig is, afgescheiden van de buitenwereld.
Buitenlandse arbeiders komen in Milaan, aldus het openbaar ministerie van die stad, terecht in een geconsolideerd productiesysteem met doorgaans Chinese onderaannemers, erop gericht om productie en winst te maximaliseren, ten koste van gezondheid en veiligheid.
Handtas Dior type PO312YKY kost bij inkoop 53 euro, de verkooprijs is 2.600 euro
Manufactures Dior – een onderdeel van Christian Dior Italia – dat volgens het gerecht zeker drie leerateliers de orders voor zijn handtassen gaf, houdt volgens het OM onvoldoende controle op zijn eigen productieproces. De rechtbank van Milaan heeft het bedrijf daarom op 10 juni een jaar lang onder gerechtelijk toezicht geplaatst.
Het is al het derde bedrijf uit de luxesector in Italië dat in het vizier van justitie komt. In april plaatste de rechtbank ook al Giorgio Armani Operations, een onderdeel van de groep Giorgio Armani, onder gerechtelijk toezicht, nadat in januari al hetzelfde was gebeurd met Alviero Martini, een Italiaans merk dat kleding en handtassen maakt met een landkaartmotief.
„Bij de drie modebedrijven ontstond geen probleem met de kledingproductie, maar wel met de lederen accessoires, die deze merken aan onderaannemers hadden uitbesteed”, zegt Fabio Roia, de voorzitter van de rechtbank van Milaan. Anders dan de openbaar aanklagers, die niet over lopende zaken mogen praten, mag Roia wel spreken met de pers.
„Het gerechtelijk toezicht is een preventieve maatregel, die deel uitmaakt van de Italiaanse antimaffiawetgeving”, legt de rechtbankvoorzitter uit. Door die antimaffiawetgeving, die in de rest van Europa haar gelijke niet kent, beschikt justitie in Italië over een erg breed gamma aan maatregelen om allerhande misdrijven en misstanden aan te pakken.
„De preventieve maatregel is in dit geval bedoeld om bedrijven zo snel mogelijk te redden van een criminele infiltratie en, eenmaal ‘gezond verklaard’, weer op eigen kracht te laten opereren in de vrije markt.”
Bij Dior, Armani en Alviero Martini zijn alleen de bedrijfstakken onder toezicht geplaatst die contact houden met de leveranciers. Bij de modemerken wordt niemand ergens van verdacht. Dat ligt anders voor de Chinese bedrijfsleiders van de ateliers, die als onderaannemers voor deze merken hebben gewerkt. Zij worden verdacht van zwartwerk, een gevaarlijke werkomgeving en te veel werkuren voor hun arbeiders. Formele aanklachten zijn er nog niet.
Levensgevaarlijke werkomgeving
De arbeidsinspecteurs deden in ettelijke leerateliers enkele erg kwalijke vaststellingen. In het atelier dat orders afwerkte voor Dior was de beveiliging op de machines, bedoeld om de ogen van arbeiders te beschermen, weggehaald. Bij twee machines werkte de noodknop niet waarmee het toestel onmiddellijk kan worden stopgezet. Volgens het OM in Milaan werd de beveiliging weggenomen om nog meer te kunnen produceren, ondanks het ernstige risico op een werkongeval.
Ontvlambare en chemische producten waarmee leer wordt bewerkt, waren niet veilig opgeborgen. Dat is extra gevaarlijk op een plek waar arbeiders ook nog overnachten, en feitelijk de klok rond voor hun werkgever beschikbaar zijn.
De situatie bij vier Chinese onderaannemers van Giorgio Armani, die voor het Italiaanse luxemerk lederen handtassen, riemen en lederen reisartikelen maakten, is zeer gelijkaardig, blijkt uit de gerechtelijke documenten van die zaak, waarvan NRC eveneens een kopie ontving. Tijdens controles in januari en februari van dit jaar, en eerdere inspecties in 2017 en 2018, stelden inspecteurs vast dat de arbeidsomstandigheden in de vier ateliers neerkwamen op uitbuiting.
Ook in een Chinees bedrijf in Pieve Emanuele, nog een gemeente ten zuiden van Milaan, waar leren handtassen voor Armani werden gemaakt, was de beveiliging van machines weggehaald en was er met de noodknop om een toestel uit te schakelen geknoeid. Ontvlambare en chemische producten stonden daar zelfs in de buurt van kartonnen dozen.
Een arbeidster verklaarde tijdens de inspectie dat ze voor vier uur per dag was aangeworven, maar in feite tien uur per dag werkte, ook op zaterdagen. Toch werd ze slechts voor parttime werk betaald. De inspecteurs vonden een schriftje van een werkneemster waarin zij de uren dat zij zwart had gewerkt, netjes had genoteerd, wat bewijst dat het reële aantal gewerkte uren een stuk hoger lag dan aangegeven.
Ook de elektriciteitsmeters waren in dat opzicht letterlijk een nuttig meetinstrument. Uit het stroomverbruik bij twee Chinese ateliers die lederwaren maakten voor Dior konden de gerechtelijke onderzoekers afleiden dat de machines daar draaiden van ’s ochtends zeer vroeg tot ’s avonds laat, ook tijdens weekends en op feestdagen, en geregeld ook ’s nachts.
Wel controle of lijm ‘UV-bestendig’ is
Giorgio Armani Operations maakte voor de productie van zijn lederwaren dan weer een afspraak met een Italiaanse onderaannemer, die helemaal niet beschikte over de productiecapaciteit, het personeel of de machines om hele orders voor Armani af te werken. Daarom wendde die Italiaanse ondernemer zich op zijn beurt tot Chinese onderaannemers.
Dat Giorgio Armani Operations daar niets van afwist, lijkt erg onwaarschijnlijk. In juli 2020 voerde het modebedrijf bij zijn Italiaanse leverancier één enkele audit uit. De auditor stelde een hele waslijst aan weinig wereldschokkende dingen vast. Dat er geen evacuatieoefening was geweest, bijvoorbeeld, en dat mogelijke geluidshinder niet werd bestudeerd. In het verslag van de auditor ontbrak echter de toch wel fundamentele vaststelling dat het bezochte bedrijf niet eens een eigen productieafdeling had om grote bestellingen van Armani te maken.
Politie-inspecteurs die op 15 februari dit jaar een controle deden in één Chinees atelier in Rozzano (opnieuw ten zuiden van Milaan), liepen daar zelfs toevallig een kwaliteitsinspecteur van Armani tegen het lijf. De man zei dat hij al zo’n halfjaar elke maand even langskwam, om te controleren of „de lijm die voor de handtassen wordt gebruikt, wel UV-bestendig is”. Hij was er ook van op de hoogte dat Armani’s Italiaanse onderaannemer „geen eigen productieafdeling” had, en het werk dus wel moest uitbesteden. De Armani-werknemer voegde er nog aan toe dat hij niet bevoegd was om andere zaken, zoals de werkplek zelf of de behandeling van de arbeiders, te beoordelen.
Komen de bewuste modemerken er gezien de aard van de feiten dan niet licht van af, met enkel een gerechtelijk toezicht, met het risico dat straks enkel de Chinese onderaannemers de prijs betalen? „Bij deze modebedrijven zien we inderdaad elementen van nalatig gedrag”, zegt Fabio Roia, de rechtbankvoorzitter in Milaan. „Maar een bedrijf een jaar lang onder gerechtelijk toezicht plaatsen is géén lichte maatregel”, waarschuwt hij.
„Eerst is er al de imagoschade voor het merk”, zegt Roia. „Daarnaast legt de rechtbank een aantal vereisten op. Het bedrijf moet zijn organisatiestructuur en zijn lijst van leveranciers doorlichten. Dat brengt een aanzienlijke kostprijs met zich mee.” De rechtbank stuurt ook een deskundige op het gebied van bedrijfsmanagement naar de bedrijven onder toezicht, die een jaar lang de stappen die de onderneming zet, van nabij evalueert.
Van de drie modebedrijven Dior, Armani en Alvieri Martini besloot enkel Dior niet te reageren
Van de drie modebedrijven besloot enkel Dior om helemaal niet te reageren. De advocaat van Alviero Martini stuurde een schriftelijke mededeling door, waarin het bedrijf stelt dat „het nieuws van het gerechtelijk toezicht in januari kwam als een grote verrassing en een schok”.
Volgens Alviero Martini, dat een midden- en kleinbedrijf is, hadden twee van zijn meer dan veertig leveranciers in Italië een deel van de productie stiekem uitbesteed aan onderaannemers bij wie ernstige schendingen zijn vastgesteld. Het merk, dat ook een stuk goedkoper is dan de andere twee, zegt dat het zijn leveranciers steeds de correcte marktprijs heeft betaald. Alviero Martini verkoopt op zijn website reistassen van 558 euro, maar ook al handtassen vanaf 109 euro.
Armani stelde in een e-mail dat de onderneming steevast controle- en preventiemaatregelen treft „om het risico op misbruik zo klein mogelijk te maken”. Verder werkt Giorgio Armani Operations „in de grootste transparantie” samen met de gerechtelijke autoriteiten.
De rechtbankvoorzitter in Milaan zegt dat dat voor de drie bedrijven klopt. „Natuurlijk hebben zij er belang bij om vlot mee te werken”, zegt Roia, „en toch is het niet vanzelfsprekend.” Hij heeft goede hoop dat er straks ook iets ten goede verandert in de mode, nadat justitie in Milaan eerder al de logistiek en private bewakingsbedrijven doorlichtte.
Bewakers hebben inmiddels een nieuw contract dat in heel de sector geldt, waardoor ze nu een hoger en stabieler inkomen hebben. En in de logistiek kregen meer werknemers van kleine coöperatieve bedrijven de kans om rechtstreeks te gaan werken voor het moederbedrijf.
Of er straks nog meer modehuizen maatregelen mogen verwachten, kan Fabio Roia als rechtbankvoorzitter niet zeggen. Hij voert het onderzoek niet uit. Maar voor de modesector is alvast wél een samenwerkingsprotocol in de maak, let hij uit. „De prefect, of lokale vertegenwoordiger van Binnenlandse Zaken, de rechtbank, het openbaar ministerie en de modeorganisaties zitten samen aan tafel om de modesector gezonder te maken”, zegt hij. „Van onze kant zullen wij alvast aandringen op veel meer controle.”