‘Natuur is leuker als je er meer van weet, dat wist Jac. P. Thijsse al’

Een granito vloer omlijst met mozaïek, een hoge hal met hoekige pilaren in Amsterdamse Schoolstijl, uitzicht op de Hortus Botanicus. En natuurlijk boeken, overal boeken, van de stellingen in de kelder tot de klassieke bibliotheek en de houtsnijwerken kasten op de overloop. Geen wonder dat Marga Coesèl, de grande dame van de geschiedenis van de Nederlandse natuurbescherming, hier wilde afspreken: in het Hugo de Vriesgebouw aan de Amsterdamse Plantage Middenlaan. Ooit gebouwd als lab voor botanicus-geneticus Hugo de Vries (1848-1935), „om hem in Nederland te houden”, aldus Coesèl, „wat gelukt is”, daarna in gebruik door de Universiteit van Amsterdam (UvA), nu de zetel van verschillende natuurorganisaties.

Al meer dan zestig jaar is dit gebouw haar „tweede thuis”, zoals ze het zelf zegt: eerst studeerde ze er, vervolgens werd ze er medewerker van de botanische bibliotheek, later conservator voor de Heimans en Thijsse Stichting. En nog steeds werkt ze er aan de bijzondere collecties, hoewel de kostbaarste stukken nu in bruikleen zijn bij de UvA, beter beschermd tegen inbraak en schade. Bijvoorbeeld de archivalia van Eli Heimans (1861-1914) en Jac. P. Thijsse (1865-1945), de vaders van de Nederlandse natuurbescherming.

„Ik groeide hier op, in de Plantagebuurt”, vertelt Coesèl in de voormalige werkkamer van Hugo de Vries. „De Hortus en Artis, dat zijn mijn jeugdherinneringen. Die sfeer… ik vond dat geweldig. Dus mijn eerste keuzevak tijdens mijn studie was ‘geschiedenis van de biologie’.”

U was niet echt een veldbioloog?

„Nee, ik vond – en vind – de biologie ontzettend leuk en belangrijk, maar boeken, bibliotheken, geschiedenis is wat mij boeit. Mijn hoofdvak was genetica, in combinatie met bijzondere plantkunde. Ik deed veldwerk in Zweden. Maar al kort voor mijn doctoraalexamen kwam hier een plek vrij in de bibliotheek. Toen heb ik ook de opleiding tot wetenschappelijk bibliothecaris gevolgd.”

Heimans en Thijsse hadden er vrede mee dat niet iedereen zo van de natuur houdt als zij

Die liefde voor boeken zat diep?

„Als kind werkte ik al in de parochiebibliotheek. Boeken kaften en uitlenen, prachtig vond ik dat. Het ruiken aan oude boeken… Dikke pillen, over Old Shatterhand en zo, die las ik in één avond uit. En nog steeds is dat wat ik graag doe: lezen, het ordenen en inventariseren van collecties. En vooral veel schrijven. Twaalf boeken zijn het inmiddels, en ook heel veel artikelen.”

Wat fascineert u zo aan die geschiedenis van de natuurbescherming?

„De ménsen. De bergen werk die zij verzet hebben en de invloed die ze daarmee hebben gehad op hun tijdsgewricht. Neem nu Heimans en Thijsse zelf. Ja, dat zijn toch wel mijn favorieten. De manier waarop zij schreven, die verbaast mij iedere keer weer. Heel persoonlijk en toegankelijk. Niet dat hoogdravende van hun voorgangers. Na hen zijn mensen dat wel gaan nadoen, maar die schreven dan vaak alleen maar móói. Heimans en Thijsse beschreven heel minutieus de feiten, maar dan speels, beslist niet droog. Ze waren daarmee heel vernieuwend.”

Voor wie schreven zij eigenlijk?

„Tegenwoordig doet hun taalgebruik volwassen aan, maar ze schreven in feite voor kinderen. Zij waren de eersten die beseften: als je wilt dat mensen de natuur beschermen, dan moet je ze er eerst enthousiast voor maken. En daarmee moet je al in de kindertijd beginnen. Tegelijkertijd zijn de boekjes niet belerend. Dat is het knappe: Heimans en Thijsse hadden er vrede mee dat niet iedereen zo van de natuur houdt als zij. Ze schreven daar niet chagrijnig over. Nee, hun toon is altijd positief. Veel kinderen groeiden op in kelders en alkoven: die hadden niks met natuur. Maar Heimans en Thijsse probeerden ze er toch enthousiast voor te maken.”

Je leest hoe mensen tegen dieren aankeken. Zeearenden werden bijvoorbeeld zomaar uit de lucht geschoten

Lukte dat?

„Ja. Thijsse kreeg heel veel brieven, ook van scholieren, en die beantwoordde hij allemaal. Hij leefde zich in, hij stimuleerde ze. En die Verkade-albums, met die verzamelplaatjes, die hadden enórme oplagen. Honderdduizenden in totaal. Heimans en Thijsse wisten mensen te activeren. In hun tijdschrift De Levende Natuur riepen ze hun lezers op: stuur je vragen naar ons op. Of schrijf zelf een stukje. Zo raakten mensen betrokken. En dat tijdschrift was op zichzelf ook heel progressief-origineel. Eenvoudige artikelen met grote platen erbij. Ze konden zelf ook heel aardig tekenen.”

Uw nieuwste boek, ‘Zorgeloos genieten’, gaat over natuurdagboeken. Hoe kwam dat zo?

„Al sinds eind jaren 80 doe ik vrijwilligerswerk voor de Heimans en Thijsse Stichting. Die bestaat overigens al heel lang: de Heimans Stichting is opgericht in 1916, kort na de dood van Heimans, de Thijsse Stichting na de dood van Thijsse in 1945. In de loop der tijd zijn ze gefuseerd. In het archief ligt ongelooflijk veel materiaal, zowel van Heimans en Thijsse zelf als van andere natuurkenners. Formele uitgaven, maar ook allerlei dagboeken. Ik dacht: hier ligt zóveel, maar er wordt nauwelijks over geschreven. Dan moet ik dat zelf maar doen.”

Waarom? Omdat het voor jezelf fijn en gezond is om van de natuur te genieten

Wat boeit u zo aan natuurdagboeken?

„Ze schetsen een uniek tijdsbeeld. Je leest bijvoorbeeld over soorten die toen zeldzaam waren en nu heel algemeen, zoals grote zilverreigers. Je leest hoe mensen tegen dieren aankeken. Zeearenden werden bijvoorbeeld zomaar uit de lucht geschoten. En tussen de regels door lees je iets over de schrijvers zelf. Het zijn vaak bijzondere mensen. Toegewijd en heel begaafd, van jongs af aan. Wel vaak wat eenzijdig, overigens.”

Ze lacht hartelijk en maakt een warme opmerking over haar eigen echtgenoot Peter, fervent vogelaar en kenner van microscopische sieralgen. Ook hij hield als jongen een natuurdagboek bij.


Lees ook

Peter Coesel is gegrepen door de schoonheid van sieralgen

Peter Coesel in natuurgebied Laegieskamp. „Ik ben een wetenschapper van de oude stempel.”

„Wat me zo opvalt: ze schrijven nauwelijks over zichzelf, of over wat er gebeurt in de wereld. Alleen over de vogels en de planten die ze tegenkomen. Dan zie je bijvoorbeeld aan de plaats en de datum: nu moeten de bómmen ze om de oren gevlogen zijn. Maar nee hoor: je leest welke nestjes iemand vond en hoeveel eieren daarin lagen. Ook tekenaar Peter van Straaten hield als jongen een natuurdagboek bij. Zijn gezin vluchtte in de oorlog naar de Veluwe, maar hij had daar de tijd van zijn leven. Hij kon in alle vrijheid door de bossen zwerven.”

Wat is uw eigen drijfveer voor het schrijven van deze boeken?

„Ik wil heel graag dat het werk van al deze mensen wordt vastgelegd. Dat het toegankelijk wordt. Wat Heimans en Thijsse deden, het propageren en populariseren van de natuurbescherming, dat is nog steeds heel belangrijk. Waarom? Omdat het voor jezelf fijn en gezond is om van de natuur te genieten. Als je meer wéét van die natuur, als je weet hoe de dingen heten en hoe mooi alles in elkaar zit, dan maakt het de natuur leuker en wil je er vanzelf beter voor zorgen. Heimans en Thijsse wisten dat al. Het zou zo goed zijn als er in deze tijd ook weer een Heimans en Thijsse zouden opstaan.”