Haken in tofu slaan: Japanse spreekwoorden verbeeld (3 en slot)

Spreekwoordentekenaar Kuwagata Keisai (ook wel Kitao Masayoshi) werd officieel als Akabane Sanjiro geboren in Edo (nu Tokio) in 1746. Hij was de zoon van een vlechter van Japanse slaapmatten, tatami’s. Hij was, zoals dat in biografische schetsen heet, van ‘eenvoudige komaf’.

Maar, zo schrijft Henry D. Smith II in zo’n schets (Japan and the World, 1988), Keisai zou flink in sociale status stijgen, in feodaal Japan rond 1800: tot bijna-samoerai status (een samoerai was een Japanse aristocratische krijger). Want op zijn 33ste kwam Keisai in dienst als officiële kunstenaar van de krijgsheer, de daimyo, van de Japanse stad Tsuyama.

Blijkbaar was Keisai zo’n talentvol kunstenaar dat de daimyo hem wilde steunen. Doordat Keisai een stipendium kreeg (en een sjieke, samoerai-familienaam Kuwagata) kon hij zich artistiek verder ontwikkelen – hij hoefde niet meer de hele dag prenten voor houtblokdrukwerk (ukiyo-e) te maken. Keisai tekende in die periode onder meer beroemd geworden prenten in vogelvluchtperspectief van heel Japan. Ze waren zowel kunst aan de muur als (strategische) landkaarten.


Lees ook

Japanse spreekwoorden verbeeld deel 1

‘Water in het oor van een slapende gieten’.  Japanse variant van de Nederlandse uitdrukking  ‘als een donderslag bij heldere hemel’

Het officiële kunstenaarschap voor de daimyo was geen voltijdsbaan. En Keisai kon in Edo blijven wonen. Zo had hij de tijd om zijn eigen tekenstijl, de ‘verkorte tekenstijl’ (ryakuga), te ontwikkelen. De kwieke kernachtige en schetsmatige tekeningen die hij in die stijl maakte van mensen en beroepen, van vogels en andere dieren en van spreekwoorden, werden in prentenboekvorm uitgegeven een groot succes rond 1800. Zo groot dat zijn uitgever ook prentenboeken van hem in een andere stijl, zoals tekeningen van vissen (onder meer in bezit van het Rijksmuseum) onder de naam ‘verkorte tekenstijl’ ging uitgeven.


Lees ook

Japanse spreekwoorden verbeeld deel 2

Koop je sake, word je toch nog op je kont geslagen’. Keisai’s meesterlijke tekening, vol beweging, lijkt een Japanse variant op ‘Ondank is ’s werelds loon’.

Kuwagata Keisai was een vernieuwende kunstenaar, die Japanse prenttradities een nieuwe impuls gaf, ook door boeken over Nederlandse tekenkunst te bestuderen en te verwerken. Zo nam hij in zijn eerste ‘verkorte tekenstijl’-boek Ryakugashi (1796) een tekening op die ontleend was aan Gerard de Lairesse’s Groot Schilderboek uit 1740, als een soort tekenlestip voor de menselijke figuur. Dat is te lezen in Keisai, le maître du dessin abrégé, tous les albums de style Ryakuga. In dat verzamelboek zijn in 2013 voor het eerst al Keisai’s ‘verkorte stijl’-prentenboeken samen in facsimile uitgegeven, door kunsthistoricus Matthi Forrer bij uitgeverij Hazan in Parijs. Forrer besloot ook daarin Keisai’s prentenboek De tuin van de spreekwoorden (Kotowazagaen) in op te nemen, die inderdaad ook in die stijl is getekend. Die ruim twee eeuwen oude tekeningen van Keisai (1764-1824) zijn nog altijd zo fris, zo elegant en vaak humoristisch, dat ze ook de Japanse spreekwoorden die ze illustreren weer tot leven wekken. En uitnodigen daar de Nederlandse variant bij te zoeken.

‘Haken in tofu slaan’, met andere woorden iets nutteloos doen, want een haak houdt niet in de zachte tofu. Variant op de al eerder genoemde spreekwoord ‘spijkers in een vat rijst slaan’, of zoals wij zeggen: ‘water naar de zee dragen’

‘Erwten laten rollen over een liggende deur’ dat wil zeggen heel veel woorden gebruiken, breedsprakig zijn. Iemand die al pratende “een boom in de lengte doorzaagt”.

Hoe klein de naald ook is, je moet hem toch niet doorslikken’. Iets kleins kan ook gevaarlijk zijn, Japanse variant van ‘Ook een klein lek doet een groot schip zinken.’

‘Met een zijden doek iemand wurgen’ de Japanse variant van poeslief zijn, iemand met zijden (of fluwelen) handschoenen dwingen.

‘De scheet van een kappa.’ Een kappa is een Japans mythisch watermonster dat mensen graag lastig valt, onder meer door scheten te laten. ‘Veel lawaai om niets’.

‘Een kind dat niet op zijn ouders lijkt is een kind van de duivel’. Het kind met een hoorntje op het hoofd in de illustratie is een ‘buitenbeentje’ in de oude betekenis van het woord, namelijk een buitenechtelijk kind. Japanse variant van ‘De appel valt niet ver van de boom’ of ‘Zo de tronk, zo het jonk.’

‘We willen kogelvis eten maar toch in leven blijven’. Japanners eten graag de niet-giftige delen van de kogelvis (fugu); bij een kleine vergissing bij het schoonmaken van de vis is die dodelijk. Niet kunnen kiezen tussen genot en gevaar, een variant van ‘wie honing wil eten moet lijden dat de bijen hem steken’.

‘De kop van een vlo met een bijl splijten’ de Japanse variant van ‘met kanon op een mug schieten’.