Verbouwereerd kijken Wytse van den Bosch, kinderarts in opleiding, en kinderlongarts Harm Tiddens elkaar aan. Het is september 2021. In Tiddens werkkamer in het Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam staat het laatste nieuws van de European Respiratory Society open op het computerscherm. De farmaceut Vectura, producent van medicijnen tegen longziekten, is overgenomen door een van ‘s werelds grootste tabaksfabrikanten, Philip Morris International. ‘Jeetje’, stamelen ze. ‘Wat nu?’
Van den Bosch doet dan al drie jaar promotieonderzoek naar het effect van een inhaleerbaar medicijn bij kinderen met astma. Met een beurs van Vectura. „Die hebben we speciaal daarvoor benaderd, omdat Vectura een vernevelaar maakte waarmee medicijnen diep in die kleine luchtwegen belanden”, zegt promotor Tiddens. In één klap stond het onderzoek op losse schroeven, vertellen de artsen.
We spreken elkaar in het Sophia Kinderziekenhuis, in een onderzoekskamertje waar we net passen tussen een bureau en de behandeltafel. Van den Bosch doet inmiddels zijn opleiding tot kinderarts in Delft, en Tiddens is sinds kort met emeritaat en heeft geen eigen kamer meer.
Dan ben je als longonderzoeker plotseling verbonden aan de tabaksindustrie. Waarom is dat een probleem?
Van den Bosch: „Ik ben in 2010 geneeskunde gaan studeren omdat ik mensen beter wil maken, goed wil doen. Dat staat haaks op de doelstellingen van de tabaksindustrie: zoveel mogelijk sigaretten verkopen en mensen verslaafd maken. Het feit dat mijn naam daar nu aan verbonden is vind ik verschrikkelijk. Ik heb er echt wakker van gelegen.
„Ten tweede krijg ik problemen bij het indienen van mijn wetenschappelijke publicaties en beursaanvragen. Er wordt vaak expliciet gevraagd: ben je gelieerd aan de tabaksindustrie? Zodra je daar ‘Ja’ op antwoordt, wordt het afgewezen.
„Die regels zijn ook goed. In het verleden heeft de tabaksindustrie zich sterk in de wetenschap gemengd. Dat beschrijft de Amerikaanse historicus Allan Brandt in zijn boek ‘The Cigarette Century’. Rond 1950 lieten meerdere onafhankelijke wetenschappelijke studies een overtuigend verband zien tussen longkanker en sigaretten roken. Tabaksfabrikanten hebben op allerlei listige manieren geprobeerd die boodschap uit de wereld te helpen, onder meer door wetenschappers te betalen om onderzoek te doen dat die associatie vertroebelt. Hierdoor zijn collega’s altijd wantrouwend als je onderzoek wordt geassocieerd met de tabaksindustrie.”
Dus jullie eerste reactie was: we stoppen?
Van den Bosch: „Ja, zeker. Door de overname besloten allerlei internationale organisaties voor longgezondheid Vectura te boycotten, Australische, Britse, Amerikaanse. Maar ik was al drie jaar bezig, alle studies liepen al, we waren al aan het publiceren. Je kunt wel stoppen, maar die studies waren al gedaan, daaronder blijft alsnog Vectura als sponsor staan.”
Tiddens: „Het heeft ook financiële consequenties als een promotieonderzoek niet wordt afgerond. Daarbij hebt je een verplichting aan de patiënten die deelnemen aan het onderzoek, en je hebt een publicatieplicht. In het contract met Vectura staat dat de resultaten binnen een jaar gepubliceerd moeten worden. Dat is standaard, om te voorkomen een sponsor een studie kan tegenhouden omdat de uitkomst hem niet aanstaat.”
Van den Bosch: „Als ik van tevoren had geweten dat dit zou gebeuren waren we nooit in zee gegaan met Vectura. Maar het zou ook onethisch zijn om het onderzoek te stoppen en niet te publiceren. Daarmee schaadt je de patiënten. Dus, alles overwegende, besloten we om door te gaan.”
Waarom is dit anders dan een contract met de farmaceutische industrie? Daarin spreek je ook gewoon af dat ze zich niet in het onderzoek mengen.
Tiddens: „Farmaceutische bedrijven hebben inderdaad ook een winstbelang. Maar je zoekt partners in wie je vertrouwen hebt, met dezelfde doelen. De doelstelling van die bedrijven is medicijnen ontwikkelen om zieke mensen beter te maken. Wat zou ik zijn als arts, als ik geen geneesmiddelen kan voorschrijven? Maar de tabaksindustrie er niet is om de mensheid beter te maken.”
Lees ook
Vermomd als burgerbeweging lobbyt de tabaksindustrie tegen strenge wetgeving voor e-sigaretten
Het dilemma waar Van den Bosch en Tiddens tegenaan lopen is onderdeel van veel groter probleem: de nieuwe strategie, ‘voorbij nicotine’, die tabaksproducenten massaal hebben ingezet.
Het gebruik van tabak loopt wereldwijd gestaag terug, meldde de WHO begin dit jaar – al gaat dat lang niet zo hard als gewenst. In sommige landen, waaronder Egypte, Indonesië, Jordanië en de Republiek Congo, neemt het juist toe. Steeds meer landen nemen maatregelen om de verkoop van tabak te beteugelen. De grote tabaksfabrikanten ontwikkelen daarom nieuwe strategieën om te kunnen blijven bestaan, met ronkende titels zoals Creating a better future. Om te beginnen bieden ze allerlei zogenoemde ‘minder schadelijke’ alternatieven om het zeer verslavende en schadelijke nicotine te gebruiken, zoals e-sigaretten (vapes), verhitte tabak, snus (nicotinezakje dat onder de bovenlip wordt gestopt – in Nederland verboden). Een volgende stap in die strategie is de aankoop van farmaceutische bedrijven.
Investeringen
Onderzoeksjournalisten van The Investigative Desk, Irene van den Berg en Mathilde de Jeu, publiceerden in 2023 een tweeluik in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Ze liepen de investeringen na van de vier grootste tabaksbedrijven: Philip Morris International (PMI, producent van onder meer Marlboro), British American Tobacco (Pall Mall, Lucky Strike), Japan Tobacco International (Camel, Winston) en Imperial Brands (Gauloises).
Al die tabaksreuzen investeerden de afgelopen jaren miljarden in bedrijven die geneesmiddelen en andere medische producten maken, ontdekten ze. Vaak zijn dat producten tegen ziektes die worden veroorzaakt of verergeren door het roken van tabak, zoals astma, COPD, hart- en vaatziekten, longkanker, andere vormen van kanker, diabetes en verslaving. PMI nam bijvoorbeeld in 2021, naast Vectura, ook een Amerikaanse start-up over, die een inhaleerbaar middel tegen hartaanvallen produceert, en een Deens bedrijf dat onder andere nicotinekauwgoms verkoopt. Zo kan de tabaksindustrie soms wel drie keer verdienen aan dezelfde klant: eerst als die sigaretten koopt, vervolgens als die van de verslaving af wil komen, en dan als die ziek is geworden door het roken.
En erger: als onderzoeker, wetenschappelijke organisatie of wetenschappelijk tijdschrift buiten de invloed van die industrie houden blijkt lastig. Nog altijd dringen tot de medische vaktijdschriften wetenschappelijke publicaties door waarvan één of meer auteurs financiering kregen van een medisch bedrijf met banden met een tabaksfabrikant. Dezelfde onderzoeksjournalisten telden eind mei in the British Medical Journal (The BMJ)vanaf 1996 in totaal 876 medisch-wetenschappelijke studies waarbij dit speelde.
Het anti-tabaksbeleid van medische tijdschriften blijkt bedroevend. Van de veertig onderzochte tijdschriften had slechts een vijfde een verbodsbepaling: zes van de tien in de longgeneeskunde, één van de tien in de oncologie en in de cardiologie zelfs geen enkel tijdschrift. Van de tien algemene medische tijdschriften had alleen The BMJzelf sinds 2013 een dergelijk beleid. Dat scherpten ze tegelijk met de publicatie aan. Het tijdschrift wijst nu niet alleen onderzoek af dat is gesubsidieerd door de tabaksindustrie, maar ook werk waarvan auteurs zelf financiële banden hebben met de tabaksfabrikanten.
Tiddens en Van den Bosch waren zich vóór de overname van Vectura niet bewust van deze strategieën van de tabaksindustrie. Daarna des te meer. Van den Bosch besloot een wetenschappelijk artikel te schrijven over de dilemma’s en ethische afwegingen die hij maakte, samen met medisch-ethici van het ErasmusMC.
Wilde je de keuze om tóch door te gaan met je onderzoek verantwoorden?
Van den Bosch: „Ja, ik wilde het transparant maken. Je wilt geen tabaksinmenging in de geneeskunde, maar in dit soort situaties moet je misschien niet zo zwart-wit denken. Je moet vooral kijken of het onderzoek van waarde is voor de patiënt.
„Ook dit bleek lastig te publiceren. Voor de European Respiratory Journal, het wetenschappelijke tijdschrift van de European Respiratory Society, hebben er vier mensen naar gekeken. Eén van hen was stellig tegen publicatie. Toen hebben we het ingediend bij een ander wetenschappelijk tijdschrift, BMJ Open Respiratory Research. Ook daar zijn nog drie versies overheen gegaan. Wij deden bijvoorbeeld de aanbeveling dat we als verenigde longonderzoekers misschien uitzonderingen moeten kunnen maken in situaties zoals waar wij in zaten. BMJ wilde dat we daarvoor criteria opstelden.
„Mijn artikel heeft de discussie op gang gebracht. Inmiddels is ook mijn wetenschappelijke onderzoek gepubliceerd, mét Vectura vermeld onder het kopje conflicterende belangen. In het European Respiratory Journal Open Research.”
Die studie publiceren past binnen de regels van de European Respiratory Society, omdat de onderzoeksbeurs van Vectura in 2018 is ingesteld, stelt Elin Reeves, hoofd publicaties van die organisatie in The BMJ.
Van den Bosch: „De internationale longartsenverenigingen houden tot nu toe hun harde lijn aan. Als iets dergelijks zich weer voordoet zal mijn artikel misschien helpen.”
Sommige longartsen pleiten ervoor om geen enkel geneesmiddel meer voor te schrijven van een farmaceut gelieerd aan de tabaksindustrie. Is dat de oplossing?
Van den Bosch: „Je kunt bijvoorbeeld overgaan op een inhalator van een ander merk. Maar waar trek je de grens? Er zijn ook patenten van Vectura die worden gebruikt in medicijnen die door andere farmaceuten worden geproduceerd. Artsen weten meestal niet welke fabrikanten achter de middelen zitten. En als er geen goed alternatief is kan dat niet, dan schaadt je de patiënt. Er is ook nog eens een medicijnentekort. Je wilt wel principieel zijn, maar het zit te diep verweven. En je kan niet voorkomen dat het ene bedrijf het andere bedrijf overneemt.”
Het kán wel: de WHO weigerde in maart 2022 een covidvaccin van Medigaco, dat in Canada al was goedgekeurd, omdat Philip Morris International erin investeerde. PMI trok zich eind 2022 terug uit dat bedrijf. Moeten geneesmiddelenautoriteiten als de EMA of het CBG hier een rol spelen?
Van den Bosch: „Ik denk dat dat zeer wenselijk is, maar niet haalbaar.”
Draag je dit de rest van je wetenschappelijke loopbaan met je mee?
Van den Bosch: „Het hangt ervan af hoe lang wetenschappelijke tijdschriften ernaar vragen. Soms vragen ze bijvoorbeeld naar je banden in de afgelopen vijf jaar. Ik hoopte eigenlijk ervan af te zijn. In november ga ik promoveren. Maar misschien blijft het nog lang aan me plakken.”