Column | Na de Europese verkiezingen: radicaal-rechts buiten de deur, maar in Parijs gokt Macron met de sleutel

De kiezers hebben gesproken, maar wat hebben ze gezegd? Waar deze duiding na een stembusgang in Nederland al lastig is, dan zeker in de Europese Unie. Duizenden kandidaten streden tot en met zondag namens honderden politieke partijen in 27 nationale arena’s om 720 zetels in het nieuwe Europees Parlement. Kiezers van Estland tot Griekenland uitten hun zorgen en verlangens. Daarbij zijn drie brede trends aanwijsbaar.

Ten eerste: de EU-wijde opkomst was met 51 procent net iets hoger dan de vorige keer. Dit stabiliseert de belangrijke trendbreuk van 2019 (50,7 procent). Toen ging de opkomst voor het allereerst omhoog, na veertig jaar gestage daling (van 62 procent in 1979 tot zo’n 43 procent in 2014). Veel kan meespelen. Sociale media trekken jongere kiezers het debat in. Strijd motiveert. Maar vooral hebben burgers afgelopen jaren ervaren dat bij Europese besluiten over migratie, klimaat, landbouw, migratie of euro hun belangen of waarden op het spel staan. Zij eisen hun stem én tegenstem op. Dit sterkt ook het Europees Parlement.

Ten tweede: een verschuiving naar radicaal-rechts. Van de door enkele media voorspelde ‘aardverschuiving’ is echter geen sprake. Het grotere zetelaantal zal zich niet eenvoudig in macht vertalen. In het verleden strandden pogingen tot blokvorming steevast op conflicterende standpunten. De score van radicaal-rechtse partijen was – anders dan bij de Tweede-Kamerverkiezingen van november vorig jaar toen de PVV-zege velen met stomheid sloeg – zondag niet hoger dan in de peilingen. Zo werd de winst van Marine Le Pens Rassemblement National (31,4 procent) al weken voorspeld. De Franse verrassing op zondagavond zat in de reactie van president Emmanuel Macron (waarover verderop meer).

Ten derde: het politieke midden houdt stand. De drie partijfamilies van christen-democraten (EVP), sociaal-democraten (S&D) en liberalen (Renew) behouden in het nieuwe Europees Parlement hun bestaande meerderheid (circa 400 zetels op 720). Voor de komende machtsvorming is dat het beslissende feit. Wel vindt binnen deze centrumgroep een verschuiving naar rechts plaats: de EVP wint, sociaal-democraten en liberalen verliezen. Dit zal doorwegen op het beleid.

Een niet te onderschatten verschil met de Nederlandse formatiedynamiek is dat in de Europese context veel meer weerstand tegen scenario’s met radicaal-rechts bestaat

Voor de verkiezingen zocht de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen (EVP), steun ter rechterzijde, met name bij premier Giorgia Meloni van de Broeders van Italië en haar radicaal-rechtse (in naam ‘conservatieve’) Europese fractie. ‘VDL’ vreest dat zonder reservestemmen van radicaal-rechts de meerderheid voor haar herbenoeming krap wordt. Ook voelt de rechterflank van de EVP zich sinds 2019 opgesloten in een te progressieve EU-beleidsagenda vanwege de coalitie met S&D en Renew: die groep wil een optie ‘over rechts’. Maar haar partners op links hebben Von der Leyen teruggefloten met de boodschap: elke coalitiezetel erbij op radicaal-rechts, verlies je bij ons.

Puzzelen

Zo tekende zich al op zondagavond een duidelijk beeld af. De huidige coalitie van EVP, S&D en Renew wil door. Zoals Von der Leyen zei: „Pro-Europees, pro-Oekraïne en pro-rechtsstaat.” Met deze criteria wijst zij beide radicaal-rechtse fracties de deur: zowel die rond Le Pen en Wilders (te Poetin-vriendelijk) als die rond Meloni en de Poolse PiS (rechtsstaatschenders). Dit laat onverlet dat komende weken allicht toenadering tot individuele rechts-conservatieve partijen zal worden gezocht.

Ook belangrijk: de drie centrumpartijen zullen de EU-topbanen onderling verdelen. Dat hoeft niet lang te duren, liet de Duitse bondskanselier Olaf Scholz (SPD), informeel leider van de sociaal-democratische familie, zich al ontvallen. Drie partijen, drie topbanen, dus elke partij één. Verkiezingswinnaar EVP wenst de hoofdprijs: het voorzitterschap van de Commissie, waarvoor Von der Leyen campagne voerde. Daarna kunnen nummers twee en drie elk een post met bijbehorende kandidaat claimen (precies zoals in Den Haag dezer dagen tussen de coalitiepartners om ministersposten wordt gekwartet: eerst de PVV aan zet, dan de VVD, etc.). Naar verluidt willen de Europese sociaal-democraten ditmaal de EU-toppenvoorzitter leveren, een rol waarvoor Portugals oud-premier António Costa en Deens premier Mette Frederiksen worden genoemd. De liberalen, als derde geëindigd, zouden dan de volgende EU-buitenlandvertegenwoordiger kunnen voordragen, de opvolger van Josep Borrell.

Dit simpele puzzeltje wordt wellicht al gelegd op een informeel diner van regeringsleiders op maandag 17 juni. Voor Nederland zit daar demissionair premier Mark Rutte (VVD) nog aan tafel. Mocht het kabinet-Schoof tijdig op het bordes staan, dan kan de kersverse premier nog net het formele besluit op de EU-top van 27-28 juni meemaken.

Een niet te onderschatten verschil met de Nederlandse formatiedynamiek is dat in de Europese context veel meer weerstand tegen scenario’s met radicaal-rechts bestaat. In Den Haag kreeg Geert Wilders van centrum-rechts al tweemaal de sleutel tot machtsdeelname, in 2010 (van CDA en VVD) en nu opnieuw (van VVD en ex-CDA’ers). Zeker, er zijn steeds meer lidstaten met radicaal-rechts in de regering of aan de leiding, zoals nu in Italië. Toch blijft zo’n scenario in veel lidstaten taboe.

Dat geldt heel sterk voor Duitsland. Weliswaar straften de Duitse kiezers zondag de regering-Scholz van SPD, Groenen en FDP af, maar daartoe weken ze vooral uit naar de centrum-rechtse CDU/CSU (30 procent) en veel minder naar de extreem-rechtse AfD (15,9 procent).

Macrons hoogmoed?

Heel anders liep het in Frankrijk, waar de oppositiestem tegen Macron als gezegd wél naar radicaal-rechts ging, naar Rassemblement National en circa 6 procent voor zusterpartij Reconquête.

Daarom nam de Franse president een enorme gok. Macron besloot – tot verbijstering van zijn eigen kamp – de Assemblée Nationale te ontbinden: vervroegde parlementsverkiezingen op 30 juni en 7 juli. Zelf blijft hij in functie, tot 2027, maar parlement en regering kunnen van kleur verschieten.

In één opzet slaagde Macron zeker: hij stal het verhaal. Het gaat sindsdien in de media alleen over hem – zijn motieven, humeur, moed dan wel hoogmoed. Veel blijft speculeren. Meent hij heus dat zijn partij dit kan winnen? Of hoopt hij op een nederlaag, waarna het Rassemblement onder premierskandidaat Jordan Bardella de tanden stukbijt op de regeerpraktijk, aldus populistische leugens en loze beloftes blootleggend en de Franse kiezers verantwoordelijk makend voor hun stem?

Wat de uitslag ook wordt: de president blijft verantwoordelijk voor Frankrijks buitenlandse en Europese politiek (en lid van de Europese Raad van regeringsleiders). Maar wel biedt hij aan een extreem-rechtse rivaal in overwinningsstemming de sleutel tot binnenlandse regeermacht en EU-ministerraden.

Dankzij die Parijse buitenkans zou Europees radicaal-rechts, door de pro-Europese centrumpartijen in Brussel nu nog buiten de coalities gehouden, op termijn veel macht kunnen winnen – meer misschien wel dan dankzij de Europese-Parlementsverkiezingen van afgelopen week.

Luuk van Middelaar is politiek filosoof en historicus.