Erken dat de scholen niet veilig waren tijdens de pandemie

Snotneusbeleid In veel landen werden op scholen wel maatregelen getroffen om kinderen en personeel tegen corona te beschermen. In Nederland niet. Laat de scholen nu wél verantwoordelijkheid nemen, betogen en .


Foto ANP

„Het treft vooral de ouderen.” Met die boodschap werd het nieuwe coronavirus in 2020 in Nederland geïntroduceerd. De pandemie was vooral een probleem voor ouderen en medisch kwetsbaren. In Nederland werd zelfs beweerd dat kinderen het virus nauwelijks verspreiden. De werkelijkheid haalde ons al snel in: overal ter wereld moest men constateren dat kinderen wel degelijk vatbaar én besmettelijk waren.

Het fabeltje rond de besmettelijkheid van kinderen bleef hier lang bestaan. Na de eerste scholensluiting in 2020 leek iedereen het er dan ook over eens dat het onderwijs zo min mogelijk geraakt mocht worden door de pandemie. Praktisch alle onderwijsorganisaties kwamen bijna wekelijks samen met toenmalig onderwijsminister Slob om zich gezamenlijk over het beleid te buigen.

Ondanks groeiende bezorgdheid over de verspreiding van het virus in scholen, maakten de schoolleiders geen bezwaar toen verschillende voorzorgsmaatregelen werden verruimd of opgeheven. Hoewel ze op de hoogte waren van het slechte binnenklimaat op veel scholen, oefenden ze te weinig druk uit om daar snel actie op te ondernemen.

Ze waren blij met de verruiming van het snotneusbeleid, toen afstandsregels tussen leerlingen werden opgeheven en het dragen van mondkapjes in de klas niet verplicht werd. Ouders die hun kinderen uit voorzorg thuis hielden werden gedwongen om hun kinderen weer naar school te sturen. Als het te koud werd, ging het raam dicht.

Verschillende belanghebbenden, wetenschappers en pressiegroepen hebben getracht de onderwijsorganisaties te wijzen op de gevaren die het ontbreken van voorzorgsmaatregelen met zich meebracht. Via de media, opiniestukken en aanbevelingsrapporten werd een strijd gestreden om inzichten uit het buitenland en internationale adviezen door te laten dringen tot het onderwijs.

Lakse houding

De kleinere vakbond Leraren In Actie (LIA) verzette zich tegen de lakse houding ten opzichte van het onderwijs en stelde adviezen op voor een veilige werk- en leeromgeving, helaas zonder weerklank bij andere vakbonden. Enkele individuele scholen weken af en pasten wél voorzorg toe, maar dit werd nooit als norm gesteld.

Werkelijk alle landen om ons heen troffen maatregelen op scholen; van mondkapjes tot screening, veilige bubbels en hybride onderwijs. Alleen wij gooiden de boel onbezorgd en onbelemmerd open. Ondanks de bezwaren van onderwijspersoneel, mede vanwege de vele uitbraken, en tegen de adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in. Ondanks het feit dat steeds meer onderwijspersoneel met langdurige klachten thuis kwam te zitten.

Het is niet zo dat bonden en schoolleiders niet hadden kunnen weten dat de scholen niet veilig waren. Het werd weliswaar lang ontkend, maar het was ook weer geen geheim dat kinderen het virus overdragen. De onderwijsorganisaties volgden echter stug de adviezen van het OMT en RIVM, zelfs als deze afweken van de veiligheidsmaatregelen die ze misschien hadden wíllen nemen.

De pijnlijke waarheid is dat degenen die het voor het zeggen hebben in het onderwijs, de boodschap helemaal niet wilden horen. In de complexe situatie waarin het onderwijs zich bevond, zal het volgen van richtlijnen ongetwijfeld de meest veilige optie hebben geleken. Iederéén luisterde toen tenslotte naar de binnenlandse experts en iedereen vond dat het onderwijs door moest gaan. Koste wat kost.

Bestaanszekerheid

In het onderwijs zitten ruim 1.700 medewerkers thuis met long covid. Daarom schrijven de Algemene Vereniging van Schoolleiders (AVS) en vakbonden CNV, FNV en AOb nu een brandbrief aan het ministerie van Onderwijs. Onomwonden geven zij – eindelijk – toe dat veel onderwijsmedewerkers long covid hebben opgelopen vanwege het gebrek aan bescherming. Vele gesprekken en Kamerdebatten verder staan de medewerkers nog altijd met lege handen en blijft hun bestaanszekerheid in gevaar.

In de zorg zijn meer dan 1.000 medewerkers (deels) arbeidsongeschikt geraakt vanwege long covid. Vorige week laaide het debat over compensatie voor deze medewerkers weer op. Hoewel de oppositie eensgezind is in hun kritiek, blijft minister Conny Helder (Langdurige Zorg en Sport, VVD) al meer dan twee jaar alles uit de kast trekken om een goede regeling voor zich uit te schuiven. Vakbonden FNV en CNV vragen daarom nu via de rechter een schadevergoeding van 22.839 euro per getroffen zorgmedewerker. De bonden willen een zelfde soort regeling voor onderwijsmedewerkers bewerkstelligen.

Minister Helder speelt de bal handig terug naar de werkgevers: het is in eerste plaats hún verantwoordelijkheid als medewerkers tijdens het werk ziek zijn geworden. De hele nare crux is hier uiteraard ‘aansprakelijkheid’. Werkgevers wijzen naar de RIVM-richtlijnen, waar van afgeweken mocht worden. Het OMT gaf advies, maar is nergens voor verantwoordelijk. De staat liet het over aan de experts en voelt zich niet aansprakelijk.

Zo hebben de medewerkers (die nergens een stem in hadden) bij niemand een poot om op te staan. Zij moeten maar afwachten wie morele verantwoordelijkheid voor hun lot voelt, en hoe genereus die gevoelens zullen zijn. Voorlopig gaat het echter met name over hun (toekomstige) beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en gaan getroffen regelingen rechtstreeks naar de werkgevers.

Alle steun voor de mensen die door hun werk in de zorg en het onderwijs langdurig ziek werden, ze verdienen het tienvoudige. Helaas is geen bedrag hoog genoeg om het verlies van hun bestaan te vergoeden. Daarom wens je vooral dat de werkgevers in de zorg én het onderwijs hun zaakjes razendsnel op orde krijgen en nu eens gaan doen wat ze al die tijd hadden moeten doen: verantwoordelijkheid nemen. Voor ‘toen’, maar ook voor ‘nu’. Laat ze nu eindelijk eens zorgen voor maximale bescherming van hun personeel. Want de pandemie en daarmee het risico op long covid, is niet voorbij.