Hoe krijg je dit gerijmd, vraagt Anniek Kortleve, industrieel ecoloog aan de Universiteit Leiden. „Aan de ene kant wil Europa zijn landbouw vergroenen. Maar aan de andere kant geeft ze de boeren die het milieu het meest belasten juist de meeste steun.” Want van de 57 miljard euro die in 2013 aan EU-landbouwsubsidies werden verdeeld, ging ruim 80 procent naar de veehouderij, zo berekende Kortleve afgelopen april met collega’s in Nature Food. Bijna de helft daarvan loopt indirect, via boeren die veevoer zoals maïs en granen verbouwen.
„Het is toch krom dat juist deze sector zoveel subsidies blijft ontvangen”, zegt Kortleve via een videoverbinding. Want neem bijvoorbeeld de uitstoot van broeikasgassen. 84 procent van wat het Europese landbouw- en voedselsysteem uitstoot is terug te voeren op de productie van voedsel waarvoor dieren gehouden worden. Daarnaast, zegt Kortleve, heb je de ammoniak die vervluchtigt uit dierlijke mest, die natuur en mens schaadt. En er is het verlies van biodiversiteit door de uitspoeling van meststoffen naar oppervlaktewateren.
Kortleve ontdekte de subsidiestromen bij toeval. Want eigenlijk richt haar promotieonderzoek, waar ze in 2022 mee is begonnen, zich op iets heel anders. „Ik probeer voor driehonderd regio’s in Europa te berekenen hoeveel de landbouw er het milieu belast.” Ze gebruikt daarvoor verschillende grote databanken, onder andere het Fabio-model van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO), dat sinds 2018 bestaat. Het model brengt van 191 landen wereldwijd voor 130 landbouwproducten in groot detail in kaart hoeveel een land ervan produceert, en waar precies. Ook bevat het gegevens over import en export van die producten. Voor elk product is bekend welk aandeel ervan is gebruikt voor voedsel, voor biobrandstof, voor kleding (bij bijvoorbeeld wol en katoen) of voor andere toepassingen.
Melk, boter, kaas en toetjes
Kortleve vult die gegevens aan met data over bijvoorbeeld de uitstoot van broeikasgassen: „Kijk bijvoorbeeld naar melk. Je weet wat een koe gemiddeld aan CO2 uitstoot. Een koe eet allemaal verschillende soorten veevoer. Het verbouwen en verwerken daarvan heeft ook allemaal een bepaalde CO2-uitstoot. Je weet hoeveel van de melk van een koe naar melk, boter, kaas, toetjes gaat. Het model houdt met al die dingen rekening, en dan krijg je een CO2–footprint.”
De Fabio-data worden tot nog toe gebruikt op het niveau van landen. Kortleve probeert de cijfers van Europese landen verder uit te splitsen naar regio’s. „Dan kun je bijvoorbeeld vergelijken wat de CO2-voetafdruk is van een Noord-Hollander vergeleken met iemand uit Beieren”, zegt Kortleve. Je kunt daarbij ook verschillen in productiemethodes meenemen, vult ze aan. „Misschien heeft de ene provincie een ander elektriciteitsnetwerk dan het andere. Of doet de ene provincie meer aan milieu dan de andere.”
Maar terwijl ze dat allemaal aan het onderzoeken was, stuitte ze op cijfers van de Europese Commissie, over subsidies die naar de bijna 5 miljoen boerenbedrijven in de EU gaan. Uit nieuwsgierigheid ging ze die cijfers met data uit het Fabio-model combineren. „Je ziet dan bijvoorbeeld hoeveel subsidie er naar boeren gaat die maïs verbouwen. En je weet hoeveel van de maïs wordt verwerkt tot veevoer”, zegt Kortleve. Het heeft haar een belangrijke publicatie opgeleverd.
Dan verontschuldigt ze zich. „Sorry dat mijn kat door dit hele gesprek aan het mauwen is.” Poes Mies springt al de hele tijd in en uit beeld. Kortleve laat het. „Ik vind het zo zielig om haar in een andere kamer op te sluiten.”
De subsidiecijfers die Kortleve gebruikte zijn uit 2013. Zijn die niet gedateerd? „De Europese Commissie is de milieuregels aan het aanscherpen, via de Green Deal. Hoewel sommige de laatste tijd ook weer wat zijn afgezwakt. Maar de subsidies worden nog steeds verdeeld op basis van de hoeveelheid land die een boer heeft. Daar is de laatste 20 jaar weinig in veranderd.”
Het milieu en de gezondheid van mensen
Kortleve denkt dat de subsidiëring van de veehouderij, direct of indirect, voor een „oneerlijk speelveld” zorgt. In de supermarkt kosten dierlijke producten daardoor minder. Voor het milieu, en voor de gezondheid van mensen, zou het beter zijn om minder dierlijke producten te maken, en meer plantaardige.
„Wat ik extra opvallend vind is dat Europa zegt de subsidies ook uit oogpunt van voedselzekerheid te verstrekken”, zegt Kortleve. Haar onderzoek laat zien dat 14,5 procent van de subsidies naar de productie van biobrandstoffen en andere non-foodtoepassingen gaat. En van alle dierlijke producten wordt 9 procent geëxporteerd naar midden- en hoge-inkomenslanden buiten de EU, zoals de VS en China. „Dat heeft niks met voedselzekerheid te maken.”
Voor haar hoeven de subsidies niet te verdwijnen. Ze zouden anders verdeeld moeten worden. „Zodat plantaardig voedsel in de supermarkt aantrekkelijker wordt.” Maar ze weet ook dat elke verandering in de landbouw op veel weerstand stuit. De coalitievorming in Nederland stemt haar „zeer verdrietig”. Want die beschermt de gevestigde belangen in de landbouw, zeker die van de veehouderij.
Zelf is ze gestopt met het eten van dierlijke producten. „Dat klinkt misschien radicaal, maar iedereen in m’n omgeving is ermee bezig. Ik zit in een Amsterdamse plantaardige bubbel.” Het begon bij Kortleve met het idee dat het slecht is voor het milieu. „De laatste jaren ben ik ook dierenwelzijn belangrijker gaan vinden.” Heel strikt is ze niet, zegt ze. „Als iemand een appeltaart voor me bakt, eet ik wel een stukje.”