N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Luister naar
07:15
‘Als het erom spant gebruiken vrouwen hun emoties om het uit te zingen’, zei Dede Griesbauer, ’s werelds oudste proftriatlete, toen ik haar vroeg waarom vrouwen bij lange races winnen van mannen. In onderzoek naar sekseverschillen lees je dat niet terug.
Honderdzestig kilometer hardlopen door een spectaculair Japans landschap. Zonder pauzes, zonder slaap. „De zonsopgang tegen de achtergrond van Mount Fuji maakte me gelukkig”, zei de Amerikaanse ultramarathonloopster Courtney Dauwalter (39) nadat ze eerder deze maand de Mt. Fuji 100 had gewonnen.
De Deense triatlete Michelle Vesterby (40) voelde haar overwinning bij de Ultraman Arizona in maart „tot diep in haar botten”, schreef ze op Instagram. In drie dagen had ze 10 kilometer gezwommen, 423 kilometer gefietst en 84 kilometer gerend.
Dede Griesbauer (53) lag in 2020 twee dagen op kop bij de Ultraman Florida. Na 10 kilometer zwemmen en 418 kilometer wielrennen restte ‘alleen’ nog een dubbele marathon. Griesbauer werd tweede, omdat ze op dat laatste onderdeel minder goed presteerde dan de winnaar.
Wat Dauwalter, Vesterby en Griesbauer gemeen hebben? Ze blonken als individuele vrouwelijke topsporter uit in een gemengd deelnemersveld. Dauwalter kwam binnen in een tijd van 19.21.22, dertig seconden voor Qin Guidu, de eerste man. Vesterby klokte meer dan twee uur en twintig minuten eerder dan Justin Hollman. En Griesbauer was met haar tijd – 22.48.31– minder dan een uur langzamer dan de veertien jaar jongere winnaar Steven Keller.
Bij mijn weten verslaan vrouwen in geen andere individuele sport zo vaak (en soms met overmacht) mannen als bij ultra-races. Dat fascineert me. Is daar onderzoek naar gedaan? Hebben de beste vrouwelijke ultra-racers daar zelf een verklaring voor? En waarom trekt die gruwelijk zware sport hen zo?
Ik zoek contact met Sandra Hunter, die zich als hoogleraar bewegingswetenschappen aan de Amerikaanse Marquette University specialiseert in de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke sporters. Onderzoek wijst volgens haar uit dat mannelijke ultralopers 10 tot 16 procent beter presteren dan vrouwelijke ultralopers bij gelijke training, leeftijd en talent, omdat ze meer spiermassa, minder vet en een groter hart en grotere longen hebben.
Maar het komt inderdaad voor, zegt ze, dat vrouwen bij ultraraces mannen verslaan – zelf vindt ze Courtney Dauwalter daar een goed voorbeeld van. „Want naast die biologische verschillen spelen ook andere factoren mee, die doorgaans geen gewicht in de schaal leggen bij kortere races: goede voeding en brandstof, maagproblemen, blaren, uitdroging, temperatuur-regulatie en omgevingsfactoren. Mannen en vrouwen worden daar op gelijke wijze door beïnvloed.”
Het deelnemersveld bij een ultramarathon is veel kleiner dan bij populairdere onderdelen, zoals de marathon, zegt ze. „Bij een klein deelnemersveld kun je een scheve verdeling krijgen, omdat de talentenpool van mannen en vrouwen niet gelijk vertegenwoordigd is. Want: hoe meer lopers, hoe beter de mannelijke en vrouwelijke bevolking vertegenwoordigd wordt. Dan kan het zo maar gebeuren dat een uitstekende ultramarathonloper als Courtney Dauwalter, die op hoogte traint in Colorado, tegen een groep van mannen uitkomt die voor haar onderdoet.”
Vrouwen verbranden bij een gematigde snelheid wel meer vet en minder koolhydraten, zegt Hunter. Dat kan een voordeel zijn bij een race waar voortdurend ‘getankt’ wordt, vanwege het koolhydraatbesparende metabolisme bij zeer lange sportevenementen. „Hoewel dat voordeel niet opweegt tegen de voordelen die mannen hebben.”
Zouden vrouwen die aan ultraraces doen ook baat hebben bij niet-fysieke verschillen, vroeg ik mij af. Ik zocht ernaar in de wetenschappelijke literatuur, maar kon daarvoor zo snel geen bewijs vinden. Iets in mij zei dat het bestaande onderzoek naar sekseverschillen bij ultraracers geen recht doet aan uitblinkers als Dauwalter, Vesterby en Griesbauer.
Dede Griesbauer, de oudste professionele triatlete ter wereld, wil best even „babbelen”, mailt ze vanuit Australië, waar ze eerder deze maand een Ironman volbracht. Griesbauer mag niet meer de jongste zijn, ze houdt er nog steeds van zichzelf uit te dagen. Op de vraag wat ze het meest geleerd heeft na twintig jaar ultraracen, zegt ze: „Hoe belangrijk mentaliteit is. Al die jaren ben ik fysiek zeer goed voorbereid aan races gestart, maar als je mentaal niet sterk bent, als je niet weet waarom je daar bent, waar je voor vecht, dan wordt het een zwaar gelag. Wel duizend keer per uur word je vastberadenheid op de proef gesteld. Elke keer als je brein ‘waarom’ vraagt, moet je het antwoord paraat hebben.”
Het is een grove generalisatie, zegt ze, maar mannen zijn gewend ‘het sterkere geslacht’ te zijn. Hun dierlijke basisinstinct is om fysiek te domineren. „Zonder die fysieke dominantie worden vrouwen gedwongen bedachtzamer te zijn, meer berekenend en strategisch. „Ik ken genoeg mannelijke racers die tactisch sterk zijn, maar overall maken vrouwelijke racers veel gebruik van hun hersens. Er zit een emotionele component aan ultraracen. Als het erom spant, gebruiken vrouwen hun emoties om het uit te zingen.”
Zo’n race wordt voor 80 procent bepaald door mentaliteit, zegt ook Michelle Vesterby. Ze vertelt dat ze een betere sportvrouw is geworden na de geboorte van haar eerste kind, vijf jaar geleden. „Het was alsof er een knop omging”, zegt ze. „Als het moeilijk wordt tijdens een race, spreek ik mezelf toe: niet zeuren, dit is lang niet zo zwaar als een bevalling. Ik wil álles uit een wedstrijd halen, omdat ik mij schuldig voel dat ik niet bij mijn kinderen ben.”
Net als Griesbauer vindt ze dat vrouwelijke ultraracers strategischer zijn. „We hebben een plan en daar houden we ons aan. Mannen gaan vaak véél te hard van start.” Ze zag het op dag twee van de Ultraman Arizona, tijdens het wielrennen. De mannen gingen er als een speer vandoor, maar zij kwam als eerste over de finish.
Ik vraag Sandra Hunter wat de beste onderzoeken naar sekseverschillen bij ultraracers zijn. In de twee studies die ze me stuurt, samen goed voor 32 pagina’s, komt slechts één keer het woord ‘mentaal’ voor.