Toch knaagt het inmiddels, na zoveel verhalen over vaders en grootouders in de oorlog. Was mijn vader eigenlijk wel ‘moreel ambitieus’ genoeg, toen hij op 10 mei 1940 aan de Maas in Limburg zijn manschappen het vuur liet openen op de Duitse rubberboten die ze in de ochtendnevel zagen naderen? Of toen hij – terug van zijn eerste buitenlandse reis, naar een gevangenenkamp in Polen – aantrad bij de brandweer in Rotterdam, waar genoeg werk aan de winkel was? Of toen hij met illegale krantjes door de stad fietste of later stadskinderen begeleidde naar Friesland, waar de aardappelen en kaas nog niet op waren?
Zelf zou hij het hebben ontkend, vermoed ik. „Je bent jong en je denkt er niet bij na”, was zijn standaard-antwoord op vragen naar de oorlog. Hij had er allemaal niet om gevraagd, maar hij deed mee – met alle risico’s. Was hij soms aangestoken door „het virus” van verzet en bezig met „topsport”, zoals Rutger Bregman het noemt in zijn veelbesproken boek Morele ambitie. Of was hij een „dienstbaar radertje”, zoals Floor Rusman schreef in kritiek op Bregman.
Misschien wel beide. Zijn biografische timing (1914-1996) hielp in elk geval een handje mee: heel de rampzalige eeuw meebeleefd, van Eerste Wereldoorlog door een diepe crisis naar de Tweede en de wederopbouw. Rake beroepskeuzes ook: eerst militair, daarna brandweerman in die andere stad aan de Maas, waar genoeg werk aan de winkel was. Na kantoor illegale overuren maken: stempels stelen voor vervalste persoonsbewijzen, verboden kranten rondfietsen.
Gelukkig beleefde hij later óók, nu achter een net bureau bij de ROTEB, het welvaartsoptimisme van de jaren zestig (in achtereenvolgens een DAF 33, 44 en 55), tot en met de goedgemutste eerste Paarse jaren, nog zonder Pim.
Met de hoofdstuktitel Nee, je bent niet goed zoals je bent in Bregmans boek zou hij het, als gereformeerde Fries, overigens van harte eens zijn geweest. Zij het met verwijzing naar een wat oudere tekst, die over de mens die geneigd is tot alle kwaad en niet in staat tot enig goed. Niettemin, woekeren met je talenten hoorde er bij, net als je plicht doen. Zonder filantropische bonuspunten.
In De Volkskrant stond onlangs een lange reportage over supermarkt-klanten die bij de zelfscanner stiekem een paar boodschappen in hun tas laten glijden. Oef! De smoesjes waarmee ze hun illegale arbeid rechtvaardigden waren behoorlijk ambitieus: protest tegen het kapitalisme, een middelvinger naar de rijken, solidariteit met kassières. Weg met de slavenmoraal van braaf betalende sukkels! Ziedaar Nietzsche anno 2024: een banaan jatten bij de zelfscanner.
Maakte mijn vader het verschil? Hij geloofde er niks van. Maar hij was er wel bij, aan de Maas.
Sjoerd de Jong schrijft elke donderdag op deze plek een -column.
Saskia Bonjour, universitair hoofddocent politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, herinnert zich een lokaal op haar basisschool in Helmond waar een poster hing van Atatürk, de eerste president van Turkije. „In dat lokaal werd Turkse les gegeven”, zegt Bonjour „En trouwens ook Marokkaanse les, aan kinderen met ouders uit Turkije of Marokko. Destijds was het idee: bij integratie hoort ook dat je stevig geworteld bent in je eigen afkomst.”
In de jaren zeventig en tachtig kreeg iedere minderheidsgroep in Nederland een op maat gesneden integratiebeleid, les in de eigen cultuur en moedertaal was daar onderdeel van. Maar de resultaten van het zogenoemde ‘minderhedenbeleid’ vielen tegen en onder druk van snel stijgende immigratie werd het in de jaren negentig vervangen door een ‘allochtonenbeleid’. De overheid beschouwde migranten voortaan vooral als individuen, die zo snel mogelijk toegang tot woning, werk en onderwijs moesten vinden, net als iedereen.
Het minderhedenbeleid is daarna nooit meer teruggekeerd. „Maar ondertussen blijven we wel cijfers verzamelen over aparte groepen”, zegt Bonjour. „Dat zou misschien nuttig zijn als ze gebruikt worden om beleid te monitoren. Maar er is helemaal geen speciaal beleid voor mensen met een bepaalde migratieachtergrond. Dat is er al een tijdje niet meer.”
Eind vorige maand verschenen de nieuwste ‘Kernindicatoren Integratie’. Daarin verzamelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) elk jaar cijfers over bijvoorbeeld inkomen, opleiding en criminaliteit en maakt onderscheid op basis van ieders geboorteland en dat van de ouders.
De categorieën bij het CBS hebben zich sinds eind jaren negentig ontwikkeld van ‘allochtoon’, naar ‘niet-westerse migratieachtergrond’, tot ‘ten minste één buiten Europa geboren ouder’. Maar in de praktijk zijn het nog steeds ongeveer dezelfde gegevens.
Je vraagt niet aan mensen: ‘voel je je Marokkaan’, maar je haalt dat uit overheidsdata, dat is zeker bij een tweede generatie dubieus
Uit de cijfers blijkt: de verschillen worden kleiner. Vooral de tweede generatie – Nederlanders met ouders die van buiten Europa naar Nederland zijn geëmigreerd – wijkt op de meeste indicatoren steeds minder af van het gemiddelde. Het gaat de goede kant op met de integratie, zou je dus kunnen zeggen. Maar tegelijkertijd laait de discussie over integratie op. Sommige deskundigen vragen zich af of je dit soort cijfers nog wel zou moeten verzamelen.
„Het ingewikkelde is”, zegt Peter Scholten, hoogleraar migratie en diversiteitsbeleid aan de Erasmus Universiteit, „dat we in Nederland gewend zijn geraakt aan CBS-rapporten met daarin mooie lijntjes in grafieken die laten zien: hoe doen de Marokkanen het?”
Scholten erkent dat het CBS de laatste jaren veel heeft verbeterd en vooral in de begeleidende teksten meer nuance heeft aangebracht. „Maar als je een rapport zo opzet en je vraagt niet aan mensen: ‘voel je je Marokkaan’, maar je haalt dat uit overheidsdata, dan is dat zeker bij een tweede generatie met migratieachtergrond toch wel dubieus. Mag je die mensen wel bij de Marokkaanse gemeenschap rekenen?”
VS en VK doen het anders
Andere landen, zoals bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten gebruiken het geboorteland van iemands ouders niet in statistieken. Inwoners krijgen in de volkstelling wel de vraag tot welke etnische groep zij zichzelf rekenen. „Maar in Nederland doet de staat dat in feite voor je”, zegt Scholten. „Dat maakt een heel groot verschil.”
Het berekenen van gemiddelden per herkomstgroep, doet bovendien geen recht aan de diversiteit die binnen de groepen bestaat, zegt Bonjour. „Onder Marokkaanse en Turkse Nederlanders bestaan steeds grotere klassenverschillen. Onder Surinaamse Nederlanders bestonden diealtijd al. Wat zegt een gemiddelde dan nog?”
Ook de samenhang met herkomst is niet aangetoond. Zelfs als kinderen met een migratieachtergond bijvoorbeeld vaker op een laag schoolniveau zitten, betekent dat nog niet dat er een verband is tussen een migratieachtergrond en het schoolniveau.
Er kunnen allerlei onderliggende factoren meespelen, zegt Bonjour. „De cijfers die het CBS nu heeft gepubliceerd, zijn onderverdeeld op gender maar verder op geen enkele manier gecontroleerd voor andere factoren. Je weet bijvoorbeeld niets over opleiding van de ouders. Terwijl onderzoek heeft laten zien dat dát de belangrijkste voorspeller is voor het schoolniveau van kinderen. Als je daarvoor zou corrigeren, wat blijft er dan nog over van het verschil?”
CBS-demograaf Ruben van Gaalen benadrukt in een reactie dat de nieuwste cijfers slechts een tussentijdse update zijn, op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken. Hij verwijst naar de tweejaarlijkse ‘Rapportage Integratie en Samenleven’ die volgend jaar weer uitkomt, waarin wel voor bepaalde factoren wordt gecorrigeerd. Maar ook dat rapport stelt de ongecorrigeerde ‘bruto’ cijfers centraal.
Van Gaalen erkent dat een groot deel van de verschillen tussen groepen verdwijnen als je corrigeert voor onderliggende factoren. „Maar het feit dat je het kan verklaren met andere factoren, betekent niet dat de bruto verschillen niet belangrijk zijn.”
Hij vergelijkt het met cijfers over de gender pay gap, het fenomeen dat vrouwen bij gelijk werk gemiddeld minder verdienen dan mannen. Dat verschil wordt kleiner als je voor bepaalde factoren corrigeert, zoals leeftijd, opleiding en het soort werk dat mannen en vrouwen hebben. „Maar toch willen we daarnaast ook het ongecorrigeerde verschil in salaris weten”, zegt Van Gaalen.
Lees ook
De VVD-motie over Nederlanders met een migratie-achtergrond toont nieuwe harde lijn, maar is ook intern omstreden
‘Westers’ versus ‘niet-westers’
Het CBS heeft de eigen integratiestatistieken vier jaar geleden geëvalueerd met wetenschappers en andere deskundigen. Dat heeft er onder andere aan bijgedragen dat het onderscheid ‘westers’ en ‘niet-westers’ is komen te vervallen. Maar verder was er volgens Van Gaalen een brede consensus dat dit soort cijfers zinvol zijn. „Het is te makkelijk om te zeggen: meet het maar niet, want het is niet perfect.”
„Ik ben op zich een van de mensen die voorstander is van het verzamelen van cijfers”, zegt Bonjour. „Want als je goed voor onderliggende factoren corrigeert, kun je ze ook gebruiken om racisme en discriminatie zichtbaar te maken. Neem de oververtegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond in de strafketen. Terwijl sommigen dat interpreteren als een probleem met die groep mensen, zou je je ook kunnen afvragen of er iets mis is met de strafketen.”
In het woord integratie zit altijd een verwijt. Het is voor mensen met een migratie-achtergrond een herinnering dat je er toch nooit bij hoort
Die vraag wordt nu niet vaak genoeg gesteld, vindt Bonjour. „In het woord integratie zit altijd een verwijt. Het is voor veel mensen met een migratieachtergrond een herinnering dat je er toch nooit bij hoort.”
Na de Maccabi-rellen in november vorig jaar diende VVD-Kamerlid Bente Becker een motie in om naast de CBS-cijfers, óók gegevens over „culturele en religieuze normen en waarden” van Nederlanders met een migratieachtergrond bij te houden. Wat blijkt: het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) houdt dat soort cijfers al sinds 2006 bij. Dat laat zien dat Becker „niet echt in het antwoord geïnteresseerd is”, zegt Bonjour.
Maar wat Bonjour vooral opviel, was het weerwoord dat de motie kreeg. „Dat was nu zoveel sterker dan aan het begin van deze eeuw. Er zijn nu, meer dan toen, Nederlanders met een migratieachtergrond die op allerlei plekken in de samenleving een stem en een plek hebben. En die mengen zich in dat debat.”
Lees ook
Integreren voelt sinds ‘Gaza’ voor sommigen mislukt: ‘In Nederland betekent het vooral: lever een stukje in van jezelf’
Schrijver en cultureel antropoloog Sinan Çankaya was een van de mensen die zich afgelopen jaar uitsprak in het opnieuw opgelaaide integratiedebat. „Fuck integratie” zei hij in april in een interview met NRC. „Ik wil mij niet in integratie wurmen, dit hele denken moet juist opgeblazen worden.”
Eerder dit jaar verscheen zijn nieuwste boek Galmende geschiedenissen, waarin hij zijn persoonlijke ervaring als buitenstaander in Nederland verbindt met onderwerpen als antisemitisme en islamofobie.
‘Neokoloniaal’
Op de nieuwe cijfers van het CBS over integratie reageert hij, desgevraagd, kritisch. „Er worden allerlei statistische gemiddelden geproduceerd en op basis van die cijfers krijg je een soort modelburger.” Die modelburger is niet „etnisch neutraal”, zegt Çankaya, omdat de witte middenklasse in de gemiddelden sterker is vertegenwoordigd. Integratie noemt hij daarom een „neokoloniaal beschavingsoffensief waarin de ander zich moet aanpassen aan de rest”.
„Ik wilde barbaars blijven”, was de titel van het essay dat communicatiestrateeg en journalist Rachida Azough afgelopen februari schreef voor de Groene Amsterdammer. „Als iemand mij complimenteerde met mijn integratie – vroeger aan de orde van de dag – dan articuleerde ik vriendelijk doch beslist de woorden: nee, dank u, liever niet.”
In 2004 onthulde Azough in de Volkskrant dat VVD-minister Rita Verdonk opdracht had gegeven voor een onderzoek naar de culturele en religieuze integratie van minderheidsgroepen, volgens de zogenoemde ‘vignettenmethode’. Een panel zou de integratie van zo’n honderd fictieve ‘allochtonen’ beoordelen, op basis van acht verzonnen persoonskenmerken.
De impact van die onthulling vond Azough teleurstellend. Het onderzoek werd weliswaar ingetrokken, maar leidde indirect tot het eerdergenoemde onderzoek dat SCP sinds 2006 uitvoert. „Het is wrang dat het weerwoord pas afgelopen jaar, na de motie van Becker, zo sterk hoorbaar werd.”
De nieuwe cijfers van het CBS „kunnen in theorie in goede handen tot goed beleid leiden”, zegt Azough. „Maar wij hebben geleerd beleid vooral te wantrouwen. Als je zegt: zonder deze cijfers geen integratiedebat, maar ook geen beleid. Dan kies ik daar volmondig voor.”
Wat laten de ‘Kernindicatoren Integratie’ zien?
Uit de cijfers die CBS eind vorige maand publiceerde, blijkt dat de verschillen de afgelopen jaren kleiner zijn geworden. Onder de tweede generatie – Nederlanders van wie de ouders van buiten Europa naar Nederland zijn gemigreerd, steeg het schoolniveau en het inkomen de afgelopen jaren sneller dan gemiddeld. Het aantal bijstandsontvangers en werklozen dáálde juist sneller.
De arbeidsparticipatie van Nederlanders van wie de ouders buiten Europa geboren zijn, is inmiddels zelfs hoger dan gemiddeld.
Het verleden is een onrustig bezit van de AIVD. Het archiefmateriaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bevat tijdbommen die decennia later tot ontploffing kunnen komen, zo bleek in 2022, 2023 en 2024. NRC publiceerde toen een reeks verhalen over – onder anderen – Stella Braam en Derk Sauer. De dienst bleek vanaf eind jaren zestig allerhande gevoelige informatie over hen als linkse activisten en journalisten te hebben verzameld. Het nieuws kwam, onder meer, uit de 71.000 persoonsdossiers die de dienst had overgedragen aan het Nationaal Archief in Den Haag.
Augustus vorig jaar berichtten onderzoeksprogramma Argos en dagblad Het Paroolover een andere gevoelige kwestie, die zelfs een politiek vervolg kreeg. De Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD), voorganger van de AIVD, had in de jaren zestig tientallen vluchtelingen uit Indonesië, vaak studenten, gevolgd. Zij werden verdacht van communistische sympathieën. Informatie over de Indonesiërs speelde de BVD „veelal” door naar buitenlandse diensten als de CIA, aldus Argos. De Tweede Kamer reageerde kritisch op de werkwijze van de BVD en drong aan op nader onderzoek waarover verantwoordelijk minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC) nog moet besluiten.
Eveneens vorig najaar werd bekend dat de AIVD een vooraanstaand historicus in dienst had genomen. Constant Hijzen (1982) gepromoveerd op de geschiedenis van de AIVD, was onderzoeker aan de Leidse Universiteit, de laatste jaren in combinatie met een functie bij de Inspectie Justitie en Veiligheid. Met opiniestukken en bijdragen aan televisieprogramma en podcasts deed Hijzen intensief mee aan het publiek debat over de geheime dienst. Hij gaf vaak historische context van bepaalde acties van de diensten en moedigde de Tweede Kamer aan om AIVD en MIVD beter te controleren.
Per 1 september vorig jaar trad hij in dienst van dezelfde AIVD als ‘historisch adviseur’ nadat hij door de dienst was benaderd. In zijn nieuwe rol faciliteert hij historisch onderzoek naar de dienst – ook van wetenschappers buiten de AIVD. Hijzen blijft als ‘research fellow’ verbonden aan de Leidse universiteit. Buitenlandse diensten (CIA, MI6) kennen ook dit soort combinaties, al heeft de samenwerking tussen diensten en externe wetenschappers daar vaak een tijdelijk, projectmatig karakter.
Hijzen adviseert verder de minister van Binnenlandse Zaken over het bepleitte onderzoek naar de Indonesische studenten. Bij ‘lunch-lezingen’ voor AIVD-medewerkers geeft de historicus context, bijvoorbeeld wanneer het gaat over de strijd tegen het gewelddadig jihadisme sinds de jaren negentig.
NRC vroeg Hijzen vorig jaar september om een interview over zijn overstap als academisch onderzoeker naar de AIVD. Zijn voorganger in die functie bij de dienst, de historica Eleni Braat, was het daar namelijk maar matig bevallen. In 2014 verliet Braat na zes jaar teleurgesteld de dienst. De AIVD verbood haar mee te doen aan debatten tijdens bijvoorbeeld buitenlandse congressen; een boek van haar als onderzoeker over de dienst mocht slechts in kleine kring worden verspreid, ook nog sterk geanonimiseerd.
Hijzen stond welwillend tegenover het interviewverzoek van NRC, maar verwees door naar de woordvoering van de AIVD. Deze wilde de kersverse medewerker de gelegenheid geven zich eerst enige tijd in te werken. Ook had de dienst graag dat directeur-generaal van de AIVD Erik Akerboom kon vertellen over de reden voor de benoeming. Het tweegesprek vond uiteindelijk eind juni plaats bij de AIVD in Zoetermeer.
Waarom besloot de AIVD tot deze benoeming?
Erik Akerboom: „Om heel praktische redenen. We hebben inmiddels die 71.000 personeelsdossiers overgedragen aan het Nationaal Archief. En daarvoor bestaat veel belangstelling, zoals al gebleken is. Het helpt ons enorm als we samen met een professioneel historicus vragen daarover van het publiek, betrokkenen, en journalisten goed kunnen beantwoorden.
„Bovendien willen wij zelf graag van het verleden leren. Daar hebben we als dienst groot belang bij. Ook wij weten namelijk soms niet waarom bepaalde informatie decennia geleden werd verzameld. Een historicus als Constant kan ons daarbij helpen. Hij heeft zelf veel met historische bronnen gewerkt in de inlichtingenwereld, en veel ervaring opgedaan met de interpretatie van die bronnen,
„Bepaalde fenomenen uit het verleden komen steeds weer terug, zoals ondermijning door criminelen van de democratische rechtsstaat, de dreiging van jihadistisch extremisme of de noodzaak van contraterrorisme. Als dienst kunnen we leren van de manier waarop we die onderwerpen destijds aanpakten en hoe we onze aanpak kunnen verbeteren.”
We geven hem de ruimte en vrijheid om daarover te publiceren, uiteraard met inachtneming van onder meer staatsgeheimen
Prettige bijkomstigheid voor uw dienst is wellicht dat een kritisch geluid in het publieke debat zoals van Hijzen, verstomt?
Akerboom: „Nou, zo zie ik dat helemaal niet. Het gaat er ons niet om welk geluid dan ook te laten verstommen, maar juist om bijvoorbeeld goede onderzoeksjournalistiek mogelijk te maken. Het gaat steeds om gebeurtenissen waar we destijds niet bij waren, en waarvoor we professionele historici als Constant nodig hebben om die beter te begrijpen. We geven hem de ruimte en vrijheid om daarover te publiceren, uiteraard met inachtneming van onder meer staatsgeheimen. Onderzoekers en journalisten kunnen daar vervolgens hun voordeel mee doen.”
Hijzen heet ‘historisch adviseur’. Dat suggereert een afstand tot uw dienst die hij als medewerker toch helemaal niet heeft?
Akerboom: „De term ‘historisch adviseur’ is bewust gekozen. Bij de overheid is een adviseur iemand die gevraagd en ongevraagd zijn kennis deelt, meestal vanuit een positie bij een stafafdeling.”
Waarom besluit een onafhankelijk universitair onderzoeker voor de geheime dienst te gaan werken?
Constant Hijzen: „De geschiedenis van de dienst gaat mij aan het hart, zoals al uit mijn werk als onderzoeker bleek. Met die kennis wilde ik graag een volgende slag maken. Wat kan een organisatie als de AIVD leren van historische ervaringen? Maar ook: hoe kan ik de buitenwereld helpen om onderzoek te doen op dit altijd ingewikkelde terrein, bijvoorbeeld door te kijken of ik bepaalde bronnen binnen de dienst kan ontsluiten voor onderzoekers. In die zin kwamen de behoeften van de dienst en die van mijzelf bij elkaar. Mijn omgeving reageerde dan ook niet erg verrast toen mijn overstap bekend werd.”
September vorig jaar zei u namens de dienst tegen Argos dat de informatie over Indonesische studenten die de toenmalige BVD aan buitenlandse diensten had gegeven, beperkt was. Dit klonk als: ‘Het valt wel mee’.
Hijzen: „Dat wordt niet mijn insteek, maar ik ben wel voorstander van goed, onderbouwd historisch onderzoek. Dus als Argos stelt dat er op grote schaal inlichtingen werden gedeeld met het buitenland, dan vraag ik: ‘Hoe weet je dat?’ Ik zag die ‘grote schaal’ niet zo. Ik kan me voorstellen dat ik dan sussend overkom. Maar het is mijn rol en taak als wetenschapper om naar onderbouwing en complexiteit van historische producties te kijken.”
Twee andere voorbeelden dan. Stella Braam en Derk Sauer waren verrast en geïntimideerd door de BVD-belangstelling. Bovendien viel op dat de informatie over Braam decennialang werd bijgehouden. Hoe beoordeelt u als AIVD-historicus hun kritiek?
Hijzen: „Ik zeg ook in dit geval niet op voorhand: ‘Het zal allemaal wel meevallen’. Persoonsdossiers kunnen sterke emoties oproepen, zoals bleek toen die van de Oost-Duitse Stasi vrijkwamen in de jaren negentig. Mensen schrikken ervan dat de overheid informatie over hen verzamelde – soms over zeer persoonlijke dingen.
Waarom is dat dossier er überhaupt? Hoe wordt dat gevuld? Wie vult dat: de dienst? De politie?
„Emoties daarover scheid ik echter van het zakelijke gegeven dat er zo’n persoonsdossier bij de dienst bestaat. Dat roept voor mij als historicus een reeks vragen op: Waarom is dat dossier er überhaupt? Hoe wordt dat gevuld? Wie vult dat: de dienst? De politie?
„In een informeel gesprek met mensen om wie het gaat, kan ik aan de hand van zulke vragen door het materiaal heen lopen. Ik kan hen bijvoorbeeld laten zien dat het materiaal vooral in een bepaalde periode is verzameld en dat er daarna alleen nog krantenknipsels aan zijn toegevoegd. Ik kan hen proberen uit te leggen waarom een dossier niet gesloten werd.
„Naast zulke informele gesprekken, zou ik bij zo’n overdracht ook iets voor de buitenwacht kunnen organiseren: een symposium bijvoorbeeld om samen met vakgenoten te kijken naar de vragen die de openbaarmaking kan oproepen.”
Welke lessen heeft de AIVD getrokken uit de ervaringen met Eleni Braat?
Akerboom: „Door eerst een tijdje geen historisch adviseur te hebben. Daarna hebben we vorig jaar bewust het besluit genomen toch weer een adviseur in dienst te nemen. Ook vonden we het belangrijk goede afspraken te maken met Constant welke ruimte hij heeft. We realiseren ons dat hij de vrijheid nodig heeft om onder eigen naam buiten de dienst te publiceren en aan congressen deel te nemen. Dat kan, als hij zich aan de wetenschappelijke standaarden houdt en geen staatsgeheimen openbaart.”
Krijgt Hijzen van u de vrijheid om een kritisch oordeel over de AIVD te publiceren?
Akerboom: „Jazeker, mits dat goed is onderbouwd en hij geen staatsgeheimen schendt.”
En overleeft deze vrijheid uw vertrek als AIVD-chef? U gaat vast nog wel eens wat anders doen..
Akerboom : „…Dat laatste kan ik me niet voorstellen, ha, ha. Maar ik begrijp wat u bedoelt. De positie van Constant hebben we in onze organisatie goed vastgelegd en verankerd.”
Terugkomend op de ‘staatsgeheimen’: die worden door de AIVD nogal eens ruim opgevat. De Leidse onderzoeker Ben de Jong klaagde erover dat hij in 2020 aanvankelijk geen namen van AIVD-medewerkers mocht publiceren die eerder door de dienst zelf bekend waren gemaakt. Gaat dat straks anders?
Hijzen: „Daar ga ik me wel voor inspannen, ja.”
Nogal wat AIVD- medewerkers halen hun pensioen bij de dienst. U ook?
Hijzen: „U vraagt dat aan een historicus. Deze kan niet in de toekomst kijken. Maar in de eerste driekwart jaar dat ik nu hier zit, merk ik dat ik de ruimte krijg om iets van mijn positie te maken. Dat betekent dat dit voor mij een langetermijnproject is.”
Bridget Lagerweij (17) had dit schooljaar vreselijke pech. Bij het eindexamen havo op het Sint-Maartenscollege in Voorburg haalde ze voor alle vakken samen genoeg punten om te slagen, maar ze kreeg toch geen diploma omdat ze voor haar profielwerkstuk een 3 had gehaald. Precies in de weken dat ze eraan moest werken kreeg ze de ziekte van Pfeiffer. Terwijl ze aan het herstellen was, moest ze ook nog leren voor de schoolexamens. Haar profielwerkstuk, dat ging over antibiotica, schoot er zo bij in.
Achteraf gezien had ze door die onvoldoende eigenlijk niet eens mogen deelnemen aan het centraal schriftelijk eindexamen. „Maar ik was al bezig, dus ik heb de examens toch afgemaakt”, vertelt ze. Ze kreeg van school te horen dat er nog een laatste kans was om te slagen: als ze in de zomer haar profielwerkstuk zou verbeteren naar minimaal een 4. Dat kon niet op haar eigen school, maar wel op het Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs (Vavo).
We zien heel wat profielwerkstukken die zijn geschreven met behulp van AI. Dat herkennen we inmiddels
Dus zit ze op een zonnige julidag, terwijl haar geslaagde klasgenoten al vakantie vieren, opnieuw over haar profielwerkstuk gebogen. Bij VAVO Haaglanden, onderdeel van ROC Mondriaan, op tien minuten lopen van treinstation Den Haag Centraal, kunnen gezakte leerlingen in de zomer nog vóór het nieuwe studiejaar hun diploma halen. Bridget Lagerweij wil, als ze slaagt, in september beginnen aan een studie maritieme techniek.
Lees ook
Over de schouders van de docenten meekijken op uitslagendag: ‘Je weet zeker al waarom ik bel’
Cijferlijsten combineren
VAVO Haaglanden biedt drie verschillende zomertrajecten, waar dit jaar in totaal ruim tachtig leerlingen aan meedoen. De meesten komen om hun combinatiecijfer op te krikken, waarmee ze onvoldoendes op andere vakken kunnen compenseren. Dit cijfer is het gemiddelde van het profielwerkstuk dat in de laatste klas van de middelbare school moet worden gemaakt, plus een aantal vakken waarvoor geen centraal examen wordt gedaan, maar die wel meetellen, waaronder maatschappijleer. VAVO Haaglanden biedt twee mogelijkheden om het combinatiecijfer te verhogen: het profielwerkstuk verbeteren (een driedaags traject) en het schoolexamen herkansen waarmee maatschappijleer is afgesloten (een tweedaags traject).
Leerling mogen geen gebruik maken van ChatGPT of andere AI-programma’s.
Foto Bart Maat
De rest van de deelnemers komt voor het zogenoemde ‘conversietraject’, het alsnog laten omzetten van een cijferlijst in een diploma. Zo is het mogelijk om van een vwo-lijst een havo-diploma te maken, als je één vak waarop je een onvoldoende hebt laat vallen. Dat kan omdat je op het vwo (minimaal) negen vakken hebt, en op de havo acht. Of als je twee jaar achter elkaar voor hetzelfde diploma bent gezakt, dan kun je alsnog slagen als je de beste cijfers van de twee cijferlijsten combineert.
VAVO Haaglanden verdient nauwelijks iets aan de zomertrajecten, zegt Robert Reijns (38), die dit programma coördineert. Meedoen kost 350 euro per traject. „Dat dekt ongeveer de kosten.” Maar het is wel een goed visitekaartje voor deze onderwijsinstelling. Want wie in de zomer niet slaagt, kan kiezen: weer terug naar de middelbare school, om het eindexamenjaar helemaal over te doen. Of zich inschrijven op het volwassenenonderwijs, om komend studiejaar alleen de onvoldoendes te herkansen. Die route is de laatste jaren steeds populairder geworden. VAVO Haaglanden zag het aantal aanmeldingen verdubbelen van rond de vijfhonderd in schooljaar 2020-2021 naar meer dan duizend afgelopen schooljaar.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="De nieuwe deelvraag die ze hebben verzonnen en het antwoord daarop moeten de leerlingen in hun eigen woorden en met de hand schrijven.
Foto Bart Maat
” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="De nieuwe deelvraag die ze hebben verzonnen en het antwoord daarop moeten de leerlingen in hun eigen woorden en met de hand schrijven.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-description="Wie in de zomer niet slaagt, kan terug naar de middelbare school of zich inschrijven op het volwassenenonderwijs.
Foto Bart Maat
” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Wie in de zomer niet slaagt, kan terug naar de middelbare school of zich inschrijven op het volwassenenonderwijs.
Nick Buitelaar (18) heeft zich ingeschreven voor twee zomertrajecten tegelijk. Bij het eindexamen vwo op het Christelijk Lyceum in Delft heeft hij vier vijven gehaald, dat waren er twee te veel. Eén daarvan heeft hij weggewerkt bij een herkansing. Een ander vak waarvoor hij een onvoldoende had, laat hij vallen. Dan heeft hij nog genoeg vakken over om op VAVO Haaglanden zijn vwo-cijferlijst te laten omzetten naar een havo-diploma. Daarvoor moet hij nog wel een opdracht maken, een reflectie schrijven op zijn profielwerkstuk, dat is een wettelijk vereiste bij het conversie-traject.
„Als het lukt, wil ik in september Finance, Tax and Advice gaan studeren”, zegt hij. Maar tegenover de twee vijven die hij nog heeft, moeten ook twee zevens staan. Daar ontbreekt er één van. Door zijn profielwerkstuk over het Suez-kanaal te verbeteren hoopt hij zijn combinatiecijfer te verhogen naar een 7.
Het is volledig mijn eigen schuld. Ik heb er gewoon te weinig tijd aan besteed
De deelnemers hoeven hun profielwerkstuk niet helemaal over te maken. Op de eerste dag maken ze een reflectieopdracht, waarbij ze terugkijken op hun onderzoek en bedenken hoe ze dat anders kunnen aanpakken. Op de tweede dag verzinnen ze een nieuwe deelvraag en zoeken ze informatie om die te beantwoorden. Op de laatste dag herschrijven ze hun conclusie. Allemaal nemen ze plaats achter een computer waarop ze bronnen mogen opzoeken. Maar de tekst die ze straks inleveren, moeten ze met de hand schrijven, en in hun eigen woorden. Dat voorkomt dat ze informatie klakkeloos overnemen.
Reijns maakt aan deelnemers duidelijk dat het gebruik van chatprogramma’s met AI niet is toegestaan. „Jullie zijn beter dan ChatGPT en Gemini.” Dat is geen overbodige waarschuwing, zegt aanmeldcoördinator Annie van der Velden (42). „Leerlingen die willen meedoen aan het zomertraject moeten hun oude profielwerkstuk van tevoren inleveren. We zien er heel wat die zijn geschreven met behulp van AI. Dat herkennen we inmiddels.”
Er lopen begeleiders rond aan wie de leerlingen vragen kunnen stellen. Nola Bukari wil straks management gaan studeren.
Foto Bart Maat
Nola Bukari (19), die het afgelopen jaar al op VAVO Haaglanden zat, moet een 8 op haar combinatiecijfer halen om voor haar havo-diploma te slagen, dan kan ze daarna management gaan studeren. Daarom doet ze zowel mee aan de herkansing voor maatschappijleer als aan het traject voor het profielwerkstuk. Voor haar werkstuk over milieuproblemen heeft ze een nieuwe deelvraag bedacht: wat zijn de oorzaken en gevolgen van de plastic soep in de zee? Op websites van onder meer het Wereld Natuur Fonds en de Plastic Soup Foundation zoekt ze doelgericht naar informatie. Geconcentreerd vat ze samen wat ze vindt. Om haar heen is het soms rumoerig, maar ze laat zich niet afleiden. Ruim binnen de tijd is ze klaar.
Dat geldt niet voor iedereen. Sommige deelnemers weten niet waar ze moeten beginnen. Ze scrollen onrustig over hun schermen zonder iets op te schrijven. Begeleiders lopen rond om hen op weg te helpen. Reijns snapt wel wat het probleem is. „Wij verzuipen als samenleving in de informatie. De grote uitdaging is om erachter te komen welke bronnen betrouwbaar zijn.” Wat deze jongeren ook moeten leren, zegt hij, is niet alleen informatie zoeken die hun eigen opvattingen bevestigt. Bij de reflectieopdracht, de dag ervoor, hebben ze al moeten nadenken over dat probleem. Zien ze dat ook terug in hun eigen profielwerkstuk?
Naakt op een paard
Bij de reflectieopdracht hebben ze daarnaast geanalyseerd wat er op school niet goed ging bij het maken van hun werkstuk. „Het is volledig mijn eigen schuld. Ik heb er gewoon te weinig tijd aan besteed”, zegt Olivia Ziaber (18), die al twee keer is gezakt voor het eindexamen havo, vorig jaar op Dalton Den Haag en dit jaar op het volwassenonderwijs. „Ik kan best goed leren, maar ik heb moeite met mijn motivatie”, zegt ze. Dus heeft ze zich nu ingeschreven voor het zomertraject, want in september wil ze beginnen aan een opleiding Built Environment.
De deelnemers moeten reflecteren op hun profielwerkstuk, een nieuwe deelvraag uitwerken en een nieuwe conclusie schrijven. Olivia Ziaber schrijft over de Renaissance.
Foto Bart Maat
Voor haar profielwerkstuk over de Renaissance onderzoekt ze als nieuwe deelvraag welke invloed die periode heeft op de huidige cultuur. „Het was niet makkelijk om bronnen te vinden”, zegt ze, „maar ik heb modetijdschriften gevonden waarin ontwerpers de Renaissance noemen als inspiratiebron.” Ook in popcultuur wordt op dit tijdperk teruggegrepen, ontdekte ze. Enthousiast vertelt ze over zangeres Beyoncé, die op de cover van haar album ‘Renaissance’ naakt op een paard zit. „Ze heeft zich laten inspireren door een schilderij van Lady Godiva door de Renaissance-schilder Adam van Noort.”
Nu ze zich hier bij het zomertraject in verdiept heeft, komt ze tot een andere slotconclusie voor haar profielwerkstuk dan eerst. „Ik dacht dat de impact van de Renaissance niet zo groot was”, zegt ze. „Maar nu kom ik erachter dat zo’n beetje alles om ons heen uit die tijd stamt.”
Een paar dagen na de zomertrajecten krijgen de deelnemers de uitslag. Bridget Lagerweij, Nick Buitelaar, Nola Bukari en Olivia Ziaber zijn alle vier geslaagd. Op 27 augustus krijgen ze hun diploma uitgereikt.
Lees ook
En na het eindexamen? De toekomst lonkt, maar eerst een tussenjaar – met reizen, bijbaantjes en een duikbrevet
VAVO Haaglanden biedt drie verschillende zomertrajecten, waar dit jaar in totaal ruim tachtig leerlingen aan meedoen.