Genmedicijn biedt verbetering bij erfelijke blindheid

Een experimentele gentherapie heeft in een kleine studie het zicht verbeterd van enkele mensen met een ernstige erfelijke oogaandoening, amaurosis congenita van Leber. Bij mensen met die ziekte werkt het netvlies niet goed door genetische fouten. Ze zijn meestal al vanaf de kinderleeftijd ernstig slechtziend of blind.

Met EDIT-101, een experimenteel medicijn op basis van het genetische knipgereedschap crispr-cas9 (kortweg crispr) konden Amerikaanse wetenschappers een gendefect repareren en herstelde het zicht enigszins bij 9 van de 14 deelnemers. De onderzoekers beschreven hun bevindingen op 6 mei in het medisch-wetenschappelijke tijdschrift The New England Journal of Medicine.

Het onderzochte middel, EDIT-101, bestaat uit een onschuldig verkoudheidsvirus dat het moleculaire knipgereedschap gericht in de lichtgevoelige zenuwcellen van het netvlies brengt. Daar verwijdert het permanent een fout in een gen genaamd CEP290. In dat gen komen de meeste afwijkingen voor bij de ziekte amaurosis congenita van Leber.

Het netvlies, dat de achterkant van de oogbol bekleedt, bestaat uit lichtgevoelige zenuwcellen – staafjes en kegeltjes. De 100 miljoen staafjes registreren licht en donker, en zitten vooral buiten het centrum van het netvlies. In het midden van het netvlies zitten voornamelijk kegeltjes, tot 6,5 miljoen. Die werken alleen bij voldoende licht en zorgen dat we kleuren zien. Bij amaurosis congenita van Leber werken al deze lichtgevoelige zenuwcellen niet meer goed. Het netvlies degenereert en wordt dunner.

Bij alle deelnemers werd het medicijn eenmalig onder het netvlies van het slechtst ziende oog geïnjecteerd, in een lage, gemiddelde of een hoge dosis. Het andere oog diende als controle. De onderzoekers testten de scherpte van het zicht met een letterkaart of met verschillende zwart-witte streeppatronen, en de gevoeligheid van het netvlies voor blauw, wit en rood licht. De patiënten werden een half jaar tot anderhalf jaar gevolgd.

Subtiele verbeteringen

Bij 9 van de 14 deelnemers waren subtiele verbeteringen van sommige aspecten van hun zicht te meten. Zo verbeterde bij zes deelnemers, onder wie twee kinderen, de waarneming van kleuren. Bij sommigen van deze deelnemers, en ook bij drie anderen, verbeterde de scherpte iets, of de beweeglijkheid van het oog bij het volgen van een doolhofje. Er traden geen ernstige bijwerkingen van de behandeling op.

„Erg mooi, dit is de eerste toepassing van crispr in het oog”, zegt Camiel Boon, hoogleraar oogheelkunde in het Amsterdam UMC. „Interessant dat de behandeling tot zover veilig lijkt en effecten heeft, maar die zijn wel subtiel en het zijn nog weinig patiënten. Er moet eerst nog een grotere studie volgen voordat ik de vlag uithang.” De vraag is of zo’n vervolgstudie er komt, zegt hij. „Er zijn erg weinig patiënten met deze zeldzame aandoening die geschikt zijn voor deze behandeling, en veel daarvan zijn al behandeld met andere experimentele therapieën.”

Ook wijst hij op mogelijke bijwerkingen die pas later kunnen optreden. Bij een andere vorm van gentherapie waarbij een compleet gezond gen wordt ingebracht, werd na verloop van tijd bij een deel van de patiënten het netvlies toch weer dunner – mogelijk door ontsteking of overmatige activiteit van het nieuwe gen.

Toch heeft crispr wel de toekomst voor sommige behandelingen, denkt hij. „Complete gezonde genen zijn soms te groot om in het netvlies te kunnen brengen met onze bestaande technieken. Crispr zelf is klein genoeg om wel in te kunnen brengen.”

De ontwikkeling van medicijnen op basis van crispr neemt een grote vlucht: in november vorig jaar werd de allereerste behandeling met de genetische kniptechniek goedgekeurd in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en de EU, tegen twee ernstige bloedziekten: sikkelcelziekte en bèta-thalassemie.

En in februari genazen de eerste patiënten, ook Nederlandse, van een ernstige erfelijke zwellingsziekte dankzij een experimentele behandeling met een crispr-medicijn.