Het hele land kijkt naar de Dam, maar op Plein ’40-’45 komt alles samen

Dit is een markt waar je voor 75 cent een volle bak druiven krijgt, of een kilo tomaten. Na vieren worden de prijzen nog scherper. Maar nuttig je aankopen wel dezelfde dag, adviseert de stadsdeelvoorzitter van Amsterdam Nieuw-West, die vanuit zijn werkkamer uitkijkt over het marktplein. Anders heb je jam.

Dit is het enige plein waar hij na zijn optreden op het klokkenspel altijd wel praatjes maakt met zijn publiek, zegt de beiaardier die regelmatig met zijn eigen keukentrap het carillon beklimt. Hij heeft hier een vaste fanclub, van vooral oudere vrouwen. Hier klinkt nog onvervalst plat Amsterdams en gaat op de tramhalte een zak kroepoek rond.

Hier kun je niet pinnen, maar mag je van de marktkoopman de volgende keer betalen. Geen probleem broer. Komt goed zus. Hier komen ook veel bezoekers die het Nederlands niet machtig zijn, maar zich op de markt prima redden in het Turks of met Arabisch. Het publiek komt helemaal vanuit Amsterdam-Oost of Noord en zelfs uit Almere, omdat je hier zo veel kunt vinden, voor zo weinig.

Bij de kramen tref je naast loempia’s en roti ook djellaba’s en lingerie. In het aanpalende winkelcentrum zitten de bekende ketens: Zeeman, Wibra, Xenos, Dirk. Het is ook een plein om rond te neuzen – en te worden gezien. In de cafetaria langs de randen van het plein roken kersverse stelletjes shisha en wordt er gesjanst.

Als er geen markt is, oogt het plein immens en onbestemd. Perfect voor demonstraties. Hier stonden kort na het uitbreken van de oorlog in Gaza, op 7 oktober vorig jaar, honderden mensen – mannen en vrouwen gescheiden – te protesteren met teksten als ‘Palestina is een kwestie voor alle moslims’ en ‘De ene holocaust rechtvaardigt niet de andere’. Kinderen hielden bebloede babypoppen omhoog.

En ook hier herdenken mensen op 4 mei de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Ook hier hangt tijdens Dodenherdenking de vlag halfstok, worden kransen gelegd en klinkt het Wilhelmus.

Juist hier, kun je ook zeggen. Want dit is Plein ’40-’45, midden in de Verzetsheldenbuurt in Nieuw-West. Volgens het Amsterdams 4 en 5 mei comité is dit ‘het tweede herdenkingsplein’ van de stad. Het ‘Vrijheidscarillon’ dat hier staat, stond eerst op de Dam.

Maar dit jaar is de sfeer rond Dodenherdenking zo gespannen dat de kinderen van de naburige basisschool, die hier elk jaar op 4 mei staan, de herdenking een keertje overslaan. Ze hebben er wel spandoeken voor geschilderd. Stop de oorlog, staat erop. Mede door sociale media en de tv voelt Gaza in dit stadsdeel, waar de meerderheid een niet-westerse migratieachtergrond heeft, dichtbij.

De burgemeester en de Dam

Burgemeester Femke Halsema benoemde de spanning in de stad weken geleden al tijdens een zorgvuldig geregisseerde persconferentie, waar ze extra maatregelen aankondigde op de Dam. Zo worden er dit jaar hooguit tienduizend mensen bij die herdenking toegelaten, de helft minder dan vorig jaar. Het publiek moet zich vooraf registreren en wordt gefouilleerd op vlaggen en megafoons.

Die maatregelen komen volgens Halsema voort uit „ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden”, als gevolg van protest tegen de oorlog in Gaza. Daarover zijn „signalen” binnengekomen. „Tegelijkertijd is het de les van de afgelopen maanden, als we kijken naar de vele demonstraties hier. En de woede die in deze stad merkbaar is.”

Er wordt vanwege Gaza, waar sinds oktober meer dan 35.000 doden vielen, al een half jaar lang bijna dagelijks gedemonstreerd in de stad. In maart was er tijdens de opening van het Nationaal Holocaustmuseum groot en rumoerig protest vanwege de aanwezigheid van de Israëlische president. Maar pro-Palestijnse actiegroepen zeggen geen protestplannen te hebben tijdens Dodenherdenking.

De zorg van de burgemeester zit ’m „veel meer in diegenen die plotseling hun mond opendoen”. Dat zou de waardigheid van de herdenking kunnen verstoren, en tot paniek of zelfs een stormloop kunnen leiden. Ook bij andere herdenkingen worden daarom extra maatregelen getroffen, zo ook bij Plein ’40-’45. De burgemeester is desondanks, zei ze deze week op tv, „een beetje gespannen”.


Lees ook
Wat ze op 4 mei ook doet, kritiek krijgt Halsema toch wel

Burgemeester Femke Halsema tijdens de Nationale Dodenherdenking op de Dam in 2022.

De rituele discussie

De spanning is ook voelbaar in de rituele discussie over wie moeten worden herdacht op 4 mei. Was de herdenking tot de jaren zestig exclusief voor omgekomen militairen en verzetsstrijders, sindsdien groeide de herdachte groep. Eerst kwamen de meer dan honderdduizend vermoorde Nederlandse Joden erbij, en de militairen in voormalig Nederlands-Indië. En later Nederlandse slachtoffers van vredesmissies en sinds kort de Indonesische slachtoffers van de koloniale oorlog.

Het officiële memorandum luidt sinds 2022 als volgt: „Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord; zowel tijdens de Tweede Wereldoorlog en de koloniale oorlog in Indonesië, als in oorlogssituaties en bij vredesoperaties daarna.”

Maar in persverklaringen voegt het Nationaal Comité 4 en 5 mei daar nu nadrukkelijk de woorden „waarbij Nederland betrokken was” aan toe. Het gaat, met andere woorden, niet om Israël en Gaza.

Schoolkinderen hebben doeken beschilderd voor de herdenking op Plein ’40-’45.

Foto’s: Merlijn Doomernik

De Amsterdamse burgemeester, die dit jaar tijdens de ceremonie zal spreken, overweegt ook niet op de Dam de gevoelens over de oorlog in Gaza te adresseren, zoals wel gebeurde in toespraken bij de opening van het Holocaustmuseum. „Dit is onze nationale dodenherdenking”, verklaart Halsema desgevraagd. „Dat betekent dat wij de Tweede Wereldoorlog herdenken en de doden die daar zijn gevallen. Daar gaat mijn toespraak over. Niet over internationaal politiek conflict.”

Bij de vorige twee Dodenherdenkingen werd het alom geaccepteerd dat in toespraken werd gerefereerd aan de oorlog in Oekraïne. Dat deed Halsema zelf ook in 2022. Maar ieder die het dit jaar waagt Dodenherdenking breder te trekken, krijgt felle kritiek uit Joodse of rechtse hoek.

De voorzitter van het Amsterdams 4 en 5 mei comité, Andrée van Es, had bijvoorbeeld tegen Het Parool gezegd dat het comité is opgericht onder het motto ‘dit nooit meer’, en dat die leuze aandacht vraagt voor ander oorlogsgeweld. Daarop besloot het Centraal Joods Overleg tot een boycot van alle herdenkingen en bijeenkomsten waar het Amsterdamse comité bij betrokken is.

Emre Ünver, de stadsdeelvoorzitter van Nieuw-West, had in de gemeentekrant gezegd: „We herdenken alle oorlogsslachtoffers in het verleden en heden”. Oud-Kamerlid Harm Beertema (PVV) zag daarin al de doodsteek voor Dodenherdenking. Ook het CIDI liet, via De Telegraaf, van zich horen. „Echt schandalig”, zei Raouf Leeraar. „Er andere zaken bij te halen is kwetsend, in ieder geval voor mij.”

De harten van de mensen

Of zaterdag in Nieuw-West in toespraken letterlijk aan Gaza zal worden gerefereerd, weet Ünver niet, dat mogen sprekers zelf bepalen. Maar de stadsdeelvoorzitter met uitzicht over Plein ’40-’45 doet niets anders dan als bestuurder het actieplan van het Amsterdamse herdenkingscomité uitvoeren, zegt hij op zijn werkkamer. Daarin staat onder meer dat uit onderzoek is gebleken dat voor jongeren met een migratieachtergrond „een koppeling met het heden van essentieel belang” is.

Toen hij in 2018 net was aangetreden (namens GroenLinks) vroeg hij mensen op het plein of ze wisten waar ’40-’45 voor stond. Bleek bij oudere migranten vaak niet het geval. Sindsdien heeft hij veel energie gestoken in „bewustwording”, zegt hij, „anders eindig je met vier stoeltjes”. Hij heeft het carillon laten verven, tekst en uitleg toe laten voegen bij de naamborden in de straten van verzetshelden. Als hij ziet dat een marktkoopman te dicht op het carillon parkeert, legt hij uit dat het een oorlogsmonument is.

Bij jongeren is zijn aanpak „om te zeggen: jongens, we herdenken het leed van de Tweede Wereldoorlog. Maar er is ruimte in ons hoofd en hart om jouw leed daarin mee te nemen.” Conform het actieplan, aldus de stadsdeelvoorzitter. En zijn methode werkt, zegt hij. „Het is hier drukker dan op andere pleinen in de stad.” Hij verwacht zaterdagavond honderd tot tweehonderd mensen op Plein ’40-’45. „En er wordt elk jaar waardig herdacht. Toch klinkt het: Hoe durf je, Emre, schandalig!”

Jongens, weten jullie nog, het ging erom dat we elkaar beschermenAndrée van Esvoorzitter van het Amsterdams 4 en 5 mei comité

Hij neemt deze kritiek niet persoonlijk. „Het is vooral de rotheid in de harten van de mensen zelf die ze op anderen projecteren”. Maar hij vreest wel dat alle kritiek op het benoemen van Gaza de frustratie in zijn stadsdeel vergroot. Inwoners ervaren al spanning door de situatie in Gaza, en het gevoel zelf tweederangsburgers in Nederland te zijn, aldus Ünver.

Hij zegt overigens „geen enkel signaal” te hebben dat mensen uit deze buurt Dodenherdenking zouden aangrijpen om te protesteren tegen de oorlog in Gaza. Hier zijn sinds 7 oktober welgeteld drie demonstraties geweest. Twee van de fundamentalistische islamitische beweging Hizb ut-Tahrir, waarbij mannen en vrouwen gescheiden waren. Die trokken volgens Ünver geen bewoners van Nieuw-West. „De demonstranten kwamen met bussen van buiten de stad.” En in maart was hier een toeterprotest.

„Maar de kranten schrijven nu massaal over mogelijk protest op 4 mei. Daarom ben ik waakzaam en schalen we op.” Zo zijn er voor alle zes herdenkingen in Nieuw-West voorbereidende bijeenkomsten geweest met wijkagenten, handhavers en ambtenaren, en worden straatcoaches en jongerenwerkers nog intensiever betrokken dan voorgaande jaren. Bij de Sloterplas en Plein ’40-’45 wordt het verkeer een uur lang omgeleid.

Tegelijk moet hij terughoudend zijn. „Ik kan jongeren niet vooraf oproepen zich gedeisd te houden. Dan zeggen ze: dat zeg je zeker omdat ik Marokkaan ben?” Het is in Nieuw-West volstrekt normaal dat een jongere dertig sollicitatiebrieven schrijft voor hij eens wordt uitgenodigd voor een gesprek, aldus de stadsdeelvoorzitter. En dan pas na gebruik van een andere naam en postcode. „Dat doet iets met de harten van die jongens. Het gevoel anders te worden benaderd, creëert leed en wrok.”

Door al dat praten over wat er mogelijk mis kan gaan, neemt de frustratie – en daarmee het risico op een verstoring – eerder toe dan af, zegt Ünver. „Je moet je dus afvragen of je dit wilt voeden of niet.”

Empathie en nuance

Abdeslam Belfqih, die op de markt luxe hoofddoeken verkoopt, denkt dat de burgemeester door haar gespannen houding angst creëert. Hij denkt ook dat dit averechts werkt. „Omarm ons medeleven met Gaza gewoon, dan neutraliseer je het.”

Zelf heeft hij het medeleven met Gaza lucratief omarmd – hij is sinds 7 oktober begonnen met de verkoop van T-shirts met ‘Palestine’ erop, en keffiyehs. „Het leeft, en ik ben wel een ondernemer.” Terwijl hij praat, prijst hij een hoofddoek aan. „Voel deze stof, zus. Hier vallen je wangen niet uit.”

De marktondernemers van het plein zullen op 4 mei ook een krans ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog leggen. Dat vindt Belfqih een goede zaak. Hij vindt het ook „mooi” dat het Plein ’40-’45 heet, en haast zich om te zeggen dat de mensen hier „genuanceerd” denken, en echt wel onderscheid maken tussen Joden en Israël. Hij vindt het onbegrijpelijk dat sympathie met Gaza vaak wordt uitgelegd als antisemitisme. „Ik ben zelf een semiet!”

Hij mist dezelfde empathie en nuance in de rest van Nederland. Volgens hem leven er in Nieuw-West gevoelens van „onbegrip en onmacht omdat de buitenwereld het onrecht in Gaza niet oppikt”. Vooral, zegt hij, omdat Oekraïne nu het referentiekader is. „Als je de warmte en steun voor Oekraïne ziet, kun je niet ontkennen dat met twee maten wordt gemeten.” Maar ja, Israël ligt gevoelig, zegt Belfqih gelaten, „Amsterdam wordt niet voor niets Mokum genoemd”.

Vanwege de gevoeligheid van het onderwerp, en het gevoel dat ze worden gestigmatiseerd, is het moeilijk om bezoekers van het plein aan de praat te krijgen. Twee vriendinnen die shoppen met hun moeder en kleine kinderen willen alleen anoniem wat zeggen. Ze wonen in de buurt en komen hier voor de koopjes – trots tonen ze hun zakken chips – en voor de gezelligheid. „Even een rondje doen.”

Op 4 mei zullen ze echter niet op dit plein te vinden zijn. „Wij hebben andere doden om te herdenken”, zeggen ze beslist. En 4 mei hoort niet bij hun religie. „Wij herdenken door te bidden.” En natuurlijk denken ze dan aan de doden in Gaza, zeggen de vrouwen. „We kunnen niets voor Gaza doen, maar met onze gedachten zijn we ermee bezig.”

Marktkoopman Abdeslam Belfqih: „De buitenwereld pikt het onrecht in Gaza niet op.”
Andrée van Es, voorzitter Amsterdams 4 en 5 mei-comité. „Hoe strijden we tegen ontmenselijking?”

Foto’s: Merlijn Doomernik

De gevoeligheid

Andrée van Es is zich als geen ander bewust van de gevoeligheid. Maar zij moet zich wel uitspreken. Dit is haar eerste keer als voorzitter van het Amsterdamse comité en dit jaar „voelt als bijzonder gecompliceerd door wat er in de wereld aan de hand is”. Wat we in 1945 dachten te hebben afgesloten, zegt Van Es aan de telefoon, voelt dichterbij dan ooit. „De emoties zijn groter dan ooit.”

Over de boycot van het Centraal Joods Overleg door haar uitlatingen in Het Parool wil van Es niet veel kwijt. Ze was „heel verrast over die uithaal” en vindt de boycot „heel treurig”, maar vindt het lastig er inhoudelijk op te reageren. „Alles wat ik hierover zeg, is volgens mij fout.” Wat ze wel kan zeggen: „Ik heb mijn woorden zacht bedoeld, helemaal niet in de zin van: we gaan de hele wereld herdenken.”

Van Es vindt dat het herdenken van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog de basis van de herdenking moet zijn. „Dat mensen vervolgens vanuit de gedachte ‘dit nooit meer’ de blik richten op wat er nu aan de hand is, en hoe we daar weerbaar tegen moeten zijn, dat vind ik eigenlijk goed.”

Aan een verklaring voor de woedende reacties op haar uitlatingen durft ze zich „niet te wagen”, maar ze vermoedt dat onder die emotie „terechte angst zit voor antisemitisme”. Ze hoort van veel kanten dat mensen er niet meer voor uit durven komen dat ze Joods zijn, hun keppeltje niet meer op doen. „O, verschrikkelijk.” Het is de kanarie in de kolenmijn, aldus van Es. Een belangrijk signaal dat we een appèl moeten doen op elkaar: „Jongens, weten jullie nog, het ging erom dat we elkaar beschermen.”


Lees ook
Liefdesbrieven in Bergen-Belsen: ‘Zal ik eens spugen op zo’n briefje en jij likken?’

Liefdesbrieven in Bergen-Belsen: ‘Zal ik eens spugen op zo’n briefje en jij likken?’

Daar denkt zij zelf vaak aan tijdens de stilte op 4 mei. „Wat doen mensen elkaar aan? En hoe strijden we tegen de ontmenselijking?” En ze denkt ook altijd aan haar grootouders, die omkwamen bij het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag. En, „ik durf het bijna niet meer te zeggen”, dit jaar gaan haar gedachten vermoedelijk ook naar de Israëlische gijzelaars in Gaza, en hun verwanten. „Ik wil helemaal geen statement maken of kant kiezen, maar ik weet gewoon dat die beelden het eerste bij me op zullen komen als het gaat om ontmenselijking en pogromachtige daden.”

Later stuurt ze een berichtje. Dat ze over haar laatste antwoord heeft getobd. Dat ze spijt heeft van haar uitspraak over de gijzelaars. „Te gevoelig misschien.”

Beiaardier Mathieu Polak. „Het zijn heel lieve mensen hier, ik kan niet anders zeggen.”
Foto Merlijn Doomernik

De troubadour

Beiaardier Mathieu Polak mag dit jaar voor de tweede maal tijdens Dodenherdenking het carillon bespelen. En ook hij is zenuwachtig. Vorig jaar raakte hij de tel kwijt toen hij moest aangeven dat het acht uur was. Vermoedelijk sloeg hij de klok toen negen keer aan. Nu weet hij een trucje. „Eerst tot drie tellen. Dan nog eens. En dan tot twee.” Dan kan het niet misgaan.

Angst voor een verstoring van de herdenking op Plein ’40-’45 heeft hij helemaal niet. „Daar geloof ik niks van. Dat lijkt me absurd.” Hij kent het plein en de bezoekers goed, want hij zit hier als vaste beiaardier elke paar weken in het glazen hokje vlak boven de kramen. En dit is dankbaar publiek, vindt hij. De sfeer is altijd goed. „Het zijn heel lieve mensen hier, ik kan niet anders zeggen.”

Hij bespeelt ook andere carillons in het land, maar „dit is de enige plek waar mensen altijd zwaaien en applaudisseren en een praatje met me maken”. Hij probeert zijn publiek goed te bedienen. „Ik speel niet te hard. En geen gecompliceerde muziek.” Geen Bach, zegt Polak, liever Disney. En als hij denkt dat hij Oekraïense vluchtelingen ziet lopen, gooit hij er een Oekraïens deuntje in. „Dan voelen ze zich thuis.” Na de aardbevingen in Syrië en Turkije speelde hij muziek van daar.

Over de situatie in Israël en Gaza wil hij echter niets zeggen. Vanwege zijn Joodse achtergrond. Dat is zeker geen geheim. Maar hij wil „niks forceren”, zegt Polak. „Bovendien gaat het niet om mij.” Hij kan wel verklappen dat hij De troubadour, een oude hit van zangeres Lenny Kuhr, op het carillon heeft gespeeld, nadat haar optreden door activisten was verstoord vanwege haar uitspraken over Israël.

„Zo ondeugend ben ik dan wel”, aldus Polak. Maar het was meer een grapje dan een politiek statement. „Omdat ik denk dat er toch geen hond is die die melodie kent. Als ik het gevoel had gehad dat iemand zich er boos om zou maken, had ik het niet gedaan.” Zijn opdracht is, vindt hij zelf, verbinding te zoeken. En dat gaat volgens hem op dit plein juist heel goed.

Deze ervaring deelt hij met de ambtenaar die de herdenking hier dit jaar organiseert. De meeste lokale herdenkingen – tientallen in Amsterdam – worden door vrijwilligers uit de buurt georganiseerd. Zo ging het ook altijd op Plein ’40-’45, tot de laatste vrijwilliger er onlangs de brui aan gaf. Zijn beoogde opvolgers gingen verhuizen, en hij had na twintig jaar geen puf meer. Daarom is de herdenking hier dit jaar in handen van het stadsdeel, van ambtenaar Peter Both om precies te zijn.

Both ziet alle commotie als een kans om buurtgenoten bij de herdenking te betrekken. „Dat vind ik het interessante aan deze dynamiek”, zegt Both vanuit zijn kantoor aan het plein. „Omdat het zo groot wordt uitgemeten in de media, in de politiek en op straat, zijn we veel actiever met iedereen in gesprek. Over waar de herdenking nou eigenlijk over gaat. En hoe mensen zich ertoe verhouden.” Hij hoort mensen zeggen dat het hún herdenking moet zijn. Dat ze graag meedenken over de invulling.

Het programma op Plein ’40-’45 is dit jaar niet anders dan anders. Met voordrachten, muziek, kransen, stilte en het volkslied. Maar binnen dat programma heeft Both zoveel mogelijk gezocht naar jonge sprekers en muzikanten uit de buurt. Het ging zo soepel dat hij denkt dat de herdenking volgend jaar in handen zal zijn van een nieuw lokaal herdenkingscomité, met meerdere vrijwilligers.

Je moeder

Abdelhafid el Onsri – grote buik, witte baard – legt zaterdag een krans op het plein en is ook gevraagd als ‘buurtvader’ aanwezig te zijn. Om zo nodig de gemoederen te bedaren. Hij verwacht geen problemen, maar vindt de tieners in de buurt deze week wel wat onrustiger. Kan ook het warmere weer zijn.

Natuurlijk merkt hij dat Gaza hier leeft. Jongeren beginnen er vaak over op straat. Ze zijn gefrustreerd, spreken van genocide en racisme, zeggen dat de wereld wegkijkt. Maar dan zegt El Onsri tegen hen: wij kunnen er toch niks aan doen. Gaza is ver weg. Je woont in Amsterdam.

Mochten de jongeren zaterdag vervelend worden, dan kan hij snel en laagdrempelig ingrijpen, denkt El Onsri. Meestal is er niet meer nodig dan zijn fronsende blik, of één zinnetje: denk eraan dat je je moeder niet boos maakt.

Uitzicht vanuit de werkkamer van stadsdeelvoorzitter Emre Ünver.
Foto Merlijn Doomernik