Schoonspringers Celine van Duijn (31) en Inge Jansen (29) hebben allebei de olympische ringen om hun nek, aan een kettinkje. „Die gaat nooit af”, zegt Jansen.
Samen zitten ze in de hal van het Pieter van den Hoogenband Zwemstadion in Eindhoven, de plek waar ze eindeloos vaak door de draaideur zijn gelopen om verderop in het olympische bad te trainen.
De laatste periode alleen nog als duo: nog één keer wilden ze naar de Olympische Spelen. Als synchroonspringers op de 3-meterplank.
Individueel gingen ze al een keer, naar Tokio. Jansen werd vijfde op de 3-meterplank, de beste prestatie voor een Nederlandse schoonspringer ooit. Van Duijn sprong er van de tien meter hoge toren en werd tiende.
Gezamenlijke deelname in Parijs had het slotstuk van hun carrière moeten worden. Daarna zouden ze allebei stoppen. Maar in februari bleek dat die droom er niet in zat: Van Duijn en Jansen misten de laatste kans om zich te kwalificeren. Bij de WK in Doha werden ze elfde, niet goed genoeg voor een olympisch startbewijs.
Dezelfde tatoeage
Van tevoren hadden ze het met elkaar besproken: wat als ‘Parijs’ halen niet lukt? Zouden ze dan het seizoen nog afmaken?
Van Duijn: „Maar we merkten wel dat het lichaam gewoon op was. Dus toen hebben we gezegd: óf we halen ons olympisch ticket, óf het is gewoon einde carrière.”
Jansen: „We haalden er geen voldoening meer uit om nog een EK te springen.”
Van Duijn: „Heel lullig gezegd, maar dat is niet meer speciaal.”
Einde carrière dus, per direct. Al brachten ze dat nieuws niet meteen naar buiten. Jansen: „Je bent natuurlijk verdrietig. En je moet ook gewoon even wennen aan het feit dat je niet twee keer per dag hoeft te trainen.”
In maart zetten ze tegelijkertijd – „synchroon”, grapt Van Duijn – op Instagram dat ze stopten met topsport. Een maand later blikken Jansen en Van Duijn terug op hun carrière, jaren waarin ze heel goed bevriend raakten – ze hebben zelfs dezelfde tatoeage: een waterdruppel op hun rechterenkel.
Ze zagen elkaar sportgeschiedenis schrijven: Van Duijn werd in 2018 als eerste Nederlander Europees kampioen op de toren, Jansen een jaar later op de 3-meterplank.
Maar ze zagen elkaar ook veel pijn lijden: Van Duijn die door een slepende schouderblessure met torenspringen moest stoppen. Jansen die na een zware bevalling in 2022 worstelde met haar terugkeer in de topsport.
Het maakte die laatste jaren tot de pittigste van hun carrière.
Hard regime
Allebei zitten ze al sinds hun tienertijd in de top van het schoonspringen, hoewel Van Duijn – die uit het turnen kwam – wat later begon.
Van Duijn weet nog precies wanneer ze Jansen voor het eerst sprak, op een NK in 2011. Jansen, toen 16, zat al bij de Nederlandse selectie. Van Duijn, 18, sprong nog voor een vereniging. Van Duijn: „Ik keek enorm tegen haar op. Want zij was dé Inge Jansen, het schoonspringtalent van Nederland.” Jansen herinnert zich dat Van Duijn „heel enthousiast” tegen haar aan begon te praten. „Maar mijn coach toen vond het niet oké als ik voor de wedstrijd sprak met andere mensen. Dus ik dacht echt: ik vind dit heel leuk, maar wil je even stil zijn, anders heb ik zo weer ruzie.”
Die coach, de Hongaar Balazs Ligart, krijgt Van Duijn ook als ze een jaar later bij het Nederlandse team komt. Het regime onder bondscoach Ligart was hard zeggen ze allebei, al willen ze er achteraf niet te negatief over doen. „De aanpak is niet altijd even verantwoord geweest”, zegt Van Duijn.
Ligart was ook degene die Van Duijn aanmoedigde om de toren eens te proberen, want ze sprong aanvankelijk ook van de 3-meterplank. Het bleek haar te liggen. In 2018 – Ligart was als bondscoach inmiddels vervangen door Edwin Jongejans – won Van Duijn die unieke Europese gouden medaille. Jansen: „We hebben toen echt samen staan huilen, ik was zo trots op haar.” Tegelijkertijd, zegt ze, was 2018 misschien wel het slechtste jaar uit haar eigen topsportcarrière, geen wedstrijd ging goed. „Ik was helemaal heppie-de-peppie voor Celine, maar tuurlijk vond ik het ook wel eens lastig. Want hoe trots ik ook was, ik wilde dat óók.”
Van Duijn: „Als de een iets neerzet, dan gun je het elkaar echt. Maar er zit altijd wel iets van jaloezie bij.”
Jansen: „Gezonde jaloezie.”
Van Duijn: „Dat maakt ons ook topsporters. Je wil het hoogst haalbare. Daar zijn we heel eerlijk over.”
Jansen: „Ik vind het achteraf gezien ook wel mooi dat we onze shine om de beurt hebben gehad.” In 2019 werd Jansen op haar beurt Europees kampioen op de 3-meterplank. „Na de wedstrijd is Celine over een hek gesprongen om bij mij te komen, ook al mocht dat niet van de organisatie. Stonden ze allemaal ‘kom terug!’ naar haar te roepen.”
Klap op het water
In sommige opzichten lijken ze op elkaar. Allebei staan ze stevig in hun schoenen, zegt Jansen. Dus als ze dan kibbelden over wie de beste plank kreeg, kon het „hard tegen hard” gaan. (Of die planken niet allemaal precies hetzelfde zijn? „Néé”, in koor.)
Maar verder zijn ze „totaal verschillende mensen”, zegt Van Duijn.
Jansen: „Ik denk dat Celine soms meer in haar hoofd zit. Die denkt alles goed door. Ik ben impulsiever. Dat heeft me ook geholpen in mijn carrière. Ik ben bijvoorbeeld nooit angstig geweest om een nieuwe sprong te leren. Klap ik op dat water, dan is dat maar zo.”
Van Duijn: „Ik was me wel van die risico’s bewust.”
Jansen: „Van de tien meter of van drie meter is natuurlijk ook heel anders, laat ik dat voorop stellen.”
Van Duijn: „Je weet echt wel dat je hard kan vallen van tien meter.”
Torenspringers komen met vijftig à zestig kilometer per uur het water in, elke sprong is in potentie levensgevaarlijk. „Maar dat gaf me tegelijkertijd ook een kick. Ik wilde het kunnen, dus ik ging het gewoon doen.”
Het torenspringen heeft zoveel van je lichaam gevraagd dat je niet meer door kon. Hoe was jij er aan het eind aan toe, rondom de Spelen van Tokio?
Van Duijn: „Nou, dit flesje water kon ik niet normaal optillen bijvoorbeeld. Ik gebruikte elke dag flinke pijnstillers. Achteraf had ik slijtage bij mijn sleutelbeen. Je lichaam gaat dan nieuw bot aanmaken, die nieuwe stukjes kwamen klem te zitten in mijn gewricht. Dat gaf constante beschadiging en irritatie.”
Hoe is het dan om met die schouder keihard het water in te duiken?
„Echt heel pijnlijk. Bij wedstrijden heb je adrenaline, dat scheelt wel. Maar juist die trainingen, dat was het meest afzien. Naast de fysieke pijn is het ook mentaal heel vermoeiend, omdat je jezelf er continu overheen moet zetten.” Na ‘Tokio’ werd Van Duijn geopereerd, waarbij haar sleutelbeen werd ingekort.
Ook Jansen heeft haar portie blessures gehad. Ze somt op: een jaren durende knieblessure, waardoor uiteindelijk een chronisch ontstoken stuk pees operatief werd weggehaald en haar knieschijf werd afgeslepen. Een verschuivende bovenste rib, die leidde tot een schouderblessure. Een schouder die constant, ook nu nog, bijna uit de kom gaat.
Van Duijn: „Na ‘Tokio’ hadden we elkaar beloofd: we gaan door, maar niet meer zo ver als we ooit zijn gegaan. Haha.”
Niet gelukt?
Van Duijn: „Je komt steeds dichter bij die kwalificatie, dat doel, je weet dat het erin zit. Dus dan ga je toch weer …”
Jansen: „Dan denk je: fuck it, het is nog maar eventjes. We moeten niet zeiken.”
Van Duijn: „Ik ben natuurlijk volledig gestopt met de toren. Maar doordat ik plank ging springen, kwam ook een oude turnblessure terug, in mijn rug. Ik kreeg last van mijn nek.” Tegen Jansen: „En jij had je zware bevalling, het herstel dat erbij kwam. Op een gegeven moment dacht ik wel: waarom doen we dit nog?”
Een retorisch vraag?
Van Duijn: „Haha. Ja, dat wel. Voor mij tenminste.”
Jansen: „Ik heb vorig jaar wel zo’n moment gehad dat ik dat serieus dacht. Ik haalde het gewoon lichamelijk, maar ook mentaal niet. Toen heb ik gezegd: ik wil een lange pauze, want anders ben ik bang dat ik niet meer terug wil komen.”
Bij haar bevalling in juni 2022 verloor Jansen veel bloed, anderhalve liter. Daardoor was ze lange tijd steeds duizelig en misselijk. Toch ging ze in september alweer trainen. „Achteraf heb ik veel te laat aan de bel getrokken. Ik had moeten zeggen: mijn lijf kan dit nog niet.” Bij sprongen zag ze soms flitsen, of raakte ze haar oriëntatie kwijt.
Ook kreeg ze bekkeninstabiliteit tijdens haar zwangerschap. „Dat herstelde niet meer volledig. De druk van het constante springen kon ik niet meer aan. Ik had echt het gevoel dat ik een baksteen tussen mijn benen had. Waardoor ik dus ook heel veel moeite met lopen kreeg na een training. Dus ik trainde en kon dan twee dagen bijna niks.”
Waarom ging je zo snel weer trainen na je zwangerschap? Wilde je bewijzen dat je het nog kon of had je gewoon weer zin?
Jansen: „Allebei. Maar ik wilde zeker bewijzen dat het mogelijk was. In mijn hoofd was ik nog steeds de Inge die een vijfde plek op de Spelen had gehaald. Ik was ook veranderd, lichamelijk en mentaal, maar ik accepteerde dat niet helemaal.”
En jullie hadden samen dat doel.
Van Duijn: „Dat was natuurlijk wel lastig soms. Ik heb ook echt wel dagen gehad dat ik dacht: kom op, waarom gaat het niet gewoon? Want ik wil zo graag. Maar zo simpel is het niet.”
Jansens dieptepunt, na een jaar lang worstelen, was rondom de WK in Fukuoka, vertelt ze. Ze werden er tiende. Dat was in 2023. Daarna laste Jansen die lange pauze in.
Jansen, tegen Van Duijn: „Jij zei tegen mij: ik wil dat je nadenkt of je dit nog wel wil.”
Van Duijn: „Want jij voelde de verplichting naar mij. Als jij stopte, dan was mijn carrière ook ten einde. Toen heb ik meerdere keren gezegd: dat is echt oké, daar heb ik vrede mee.”
Jansen: „Zo voelde dat ook echt. En op een gegeven moment merkte ik zelf weer dat ik toch nog te graag wilde.”
Jansen kreeg hulp van een psycholoog, extra medische begeleiding. Pas in december voelde ze zich echt weer goed. Dat was heel kort op de WK in Doha, in februari.
Eenmaal daar zagen ze al vrij snel dat het heel lastig zou worden. Uiteindelijk sprongen ze „redelijk”, zegt Van Duijn.
Jansen: „Maar het was gewoon niet voldoende.”
Tegen het eind van de wedstrijd, vlak voor de vijfde en laatste sprong, keek Jansen per ongeluk op het scorebord. Toen wist ze dat het gedaan was. „Toen ik onze namen hoorde, kreeg ik echt een brok in mijn keel. Ik dacht: dit gaat gewoon onze allerlaatste sprong ooit zijn.”
Van Duijn: „Jij zei dat ook tegen mij. Ik weet nog wel dat ik dat heel lastig vond. Ik wilde nog hoop houden.”
Jansen: „Ik was op dat moment iets realistischer. Misschien ook omdat ik langzaam bezig was met een overstap te maken, met mijn psycholoog had ik het daarover gehad: wie ben ik zonder sport?”
Het viel Van Duijn ook zwaarder dat kwalificatie voor ‘Parijs’ niet lukte, zeggen ze allebei. Van Duijn: „Die Olympische Spelen, dat was het laatste doel. Als dat dan niet lukt, is dat heel confronterend. Dat voelde een beetje als falen. Ik heb daar wel tijd voor nodig gehad.”
Bij jullie allebei heeft het lichaam aan de rem getrokken. Hoe was dat?
Van Duijn: „Heel confronterend. Helemaal als ik de jonkies om me heen zie die wel het gas erop hebben. En eerst denk je: ik ga mee, maar na de zoveelste sprong hou je het gewoon niet meer bij. En de dag daarna heb ík last van mijn rug, nek, schouders, en zij staan alweer te springen. Dan denk je: ik ben 31, nog hartstikke jong, waarom kan ik dit niet? Maar ja, er zit natuurlijk wel dertien jaar trainen in het lichaam.”
Is het het waard geweest?
Van Duijn: „Een van de heel bijzondere momenten was toen ik Europees kampioen werd. Toen ik daar het podium opstapte, viel echt alles van me af. Ik dacht: alles is het waard. Het heeft me ook gemaakt tot de persoon die ik nu ben. De tegenslagen, de blessures: het heeft me echt heel krachtig gemaakt. Dat zou ik niet willen veranderen.”
Jansen: „Als ik mijn leven opnieuw zou mogen beginnen, zou ik het precies zo doen. Maar als mijn dochter zou zeggen: ‘Mama, ik wil topsport doen’, en dat zou betekenen dat ze hetzelfde pad zou bewandelen als ik, dan zou ik bijna zeggen: ‘Nou schat, een normaal leven is ook fijn. Ga lekker naar school, met je vriendinnen op stap.’ Topsport wordt altijd heel mooi gemaakt, en het ís heel mooi, maar het is echt afzien.”