Twee jaar voor de Britse kroonkolonie Hongkong wordt overgedragen aan China, stapt de achtjarige Elim Chan op de bus naar haar eerste schoolconcert. Muziek kent ze vooral van de cd’s die haar vader, kunstschilder, draait in zijn atelier. Flarden van een orkest zag ze in de Disneyfilm Fantasia, waarin een echte dirigent een animatiewereld tot leven wekt. Die dag, met klasgenoten in de concertzaal, ziet ze voor het eerst een orkest in het echt, hoort ze waar muziek vandaan komt. De dirigent is een vrouw. „Zij was een tovenaar voor mij. Ze zwaaide met haar armen en dan kwamen er die grote, geweldige geluiden.”
Bijna dertig jaar later is Elim Chan (37) een gerespecteerd dirigent. Geprezen om haar energie, haar ernst en ook omdat ze kwetsbaarheid laat zien. Sinds 2019 is ze chef-dirigent van het Antwerp Symphony Orchestra; als gastdirigent werkte ze met tal van toporkesten. In maart debuteerde ze met het New York Philharmonic. „Ze heeft hoge verwachtingen van zichzelf en van de musici met wie ze optreedt”, zei pianist Igor Levit in een profiel over haar in The New York Times. „Maar ze verwart die verwachtingen niet met arrogantie of Julius Caesar-achtig gedrag.”
In mei vertrekt Chan bij het Antwerpse orkest, een jaar eerder dan gepland. Ze geeft twee afscheidsconcerten waarvan één in Amsterdam (op 24 mei). Amsterdam is haar thuisstad, ze woont er met haar Nederlandse echtgenoot. We hebben er afgesproken in een restaurant.
Haar voortijdige vertrek heeft ermee te maken dat ze meer regie wil over haar tijd, zegt ze. Corona zette haar aan het denken: de eerste lockdown was een opluchting. „Die maand, februari 2020, was ik maar twee dagen thuis. Er is altijd het gevoel: je moet nu daarheen, je mag niets missen, pak elke kans. Door corona besefte ik hoe ik het waardeer om thuis te zijn.”
Vorig jaar stapte ze over naar een kleiner managementbureau. „Ik kies uit wat ik wil doen, met wie ik het wil doen. Ik weet nu: dit zijn de solisten met wie ik me identificeer, dit zijn de orkesten waarmee ik tijd wil doorbrengen. Dat geeft me het gevoel dat mijn werk ertoe doet.”
Ze draagt een oranje coltrui, in haar oren heeft ze zwarte hartjes met een gouden rand. Die ochtend heeft ze gefitnest. In de coronatijd leerde ze Nederlands, voor interviews verkiest ze Engels. Ze praat met haar handen, armen, schouders, gezicht. Haar wenkbrauwen vormen sceptische golfjes en verbijsterde boogjes. Beeldend doet ze na hoe musici op haar reageerden toen ze net begon: het achterover ploffen, lucht uitblazen, wat krijgen we nou? „Voor ik ook maar iets had gedaan was het al hahaha, wat is dit, een kind van negen?”
U werd uitgelachen?
„Ach, na een tijdje werd het wel vermakelijk. Het is zo onprofessioneel. Doorgaans stopt het als het werk begint, dan is het wow, oh, oké.”
Dirigent Barbara Hannigan zei vorig jaar in NRC dat ze eens voor een orkest stond waarvoor het voelbaar een probleem was dat zij een vrouw was. Kent u die ervaring ook?
„Zeker. Dat musici Frans gaan praten met elkaar, wat ik niet spreek. Dat ze na drie minuten alleen nog maar naar hun partituur kijken en niet meer naar mij. Dan weet je dat je het kunt vergeten. Toen ik net begon werd ik weleens geboekt en weer gecanceld omdat het management besefte: o, ze is een vrouw.
Of het nu beter is – ze betwijfelt het. „Beginnende vrouwelijke dirigenten hebben het misschien wel zwaarder dan tien jaar geleden.” Bij orkesten is meer vraag naar vrouwelijke dirigenten, maar dat houdt volgens haar ook een gevaar in. „Managers zeggen altijd: doen, ook als iemand er nog niet aan toe is. Waar dat misgaat geeft dat sceptici weer de kans om te zeggen: zie je wel, vrouwen kunnen dit niet.”
Elim Chan komt niet uit een muzikale familie. Ze groeit als oudste van drie op in een Hongkongs middenklassegezin. Thuis spreken ze Kantonees, op haar Britse school krijgt ze Mandarijn als de overdracht aan China dichterbij komt. Haar vader schildert en geeft les in kunst en design, haar moeder is ongeveer het andere uiterste. „Ze is, ik wil niet zeggen intimiderend, maar stérk. Altijd strak in het pak naar haar werk, ze was ambtenaar voor het Britse bestuur.” Elim wil graag op pianoles, balletles, bij het kinderkoor, het mag allemaal. Met het kinderkoor is ze bij de plechtigheid waarmee Hongkong in 1997 overgaat in Chinese handen. „Het regende. Je zag de Britse vlag naar beneden komen en de Chinese omhooggaan.”
Op haar middelbare school, een meisjesschool, wordt ze gevraagd het schoolkoor te leiden, dat op een jaarlijks festival ‘strijdt’ met andere scholen. Maar een muziekcarrière ligt in haar familie niet voor de hand. „Ik haalde goede cijfers, ik kon arts worden of advocaat. Muziek zou mijn hobby zijn.” Op haar achttiende vertrekt ze naar Massachusetts voor een studie psychologie. „Om te kunnen gaan werken met criminelen. Mijn moeder had criminologie en sociale psychologie gestudeerd en ik smulde van The X-Files, Sherlock Holmes, Agatha Christie. The Silence of the Lambs veranderde mijn leven. De slechterik daarin, mijn god, zo eng. Ik wilde onderzoeken waarom die mensen zo vreemd en griezelig waren.”
In haar tweede jaar komt de omslag, tijdens een repetitie van het ‘Dies Irae’ uit het Requiem van Verdi met het universiteitskoor – zij is assistent-dirigent. „Ik begon te vertellen: het moet zo klinken en niet zo, ik probeerde het te maken zoals ik het in mijn hoofd had. Het was een soort donderslag. Opeens wist ik dat dit was wat ik moest doen, dat dit mijn plek was.”
Het dirigeervak leert ze vervolgens op de universiteit van Michigan. „Vanaf het begin had ze een bijzondere gave om eruit te zien zoals de muziek”, zegt haar docent Kenneth Kiesler in het profiel in The New York Times, „te laten zien wat ze voelde, kwetsbaar te zijn, en het dan weer naar buiten te laten komen, zodat mensen er getuige van konden zijn”. Hij noemt het een „kinesthetische gave”, en „een kameleonachtige respons op muziek”.
In haar laatste studiejaar wint ze als eerste (en tot nu toe enige) vrouw de prestigieuze Donatella Flick Conducting Competition voor jonge dirigenten in Engeland. Prijs: 15.000 pond en een jaarcontract als assistent-dirigent van het London Symphony Orchestra. Ze verhuist naar Londen. Haar zus en broer zijn daar ook gaan wonen, later volgen haar ouders.
In Londen werkt ze onder meer met de dirigenten Bernard Haitink en Valeri Gergiev. Met Haitink blijft ze in contact tot zijn dood (op 21 oktober 2021). De dag erna moet ze de vijfde van Mahler dirigeren in Londen. „Ik kon het gewoon niet, ik blokkeerde bij de generale repetitie. Haitinks opnames van Mahler en Bruckner zijn de standaard. Als ik de partituur opensla is het bijna alsof ik overal zijn aantekeningen zie. Het was echt: hoe moet ik verder?”
Haitink was een goede mentor, zegt ze. „Als ik hem vroeg: hoe werkt deze overgang, dan zei hij: dat weet ik ook niet, laat mij eens proberen. Soms was het dan zo perfect, zo natuurlijk, dat ik zei: hóé doe je dat. En soms werkte het bij hem ook niet. Dan zei hij: oké, vandaag lukt het niet. Dat neemt meteen alle druk weg. Als ik niet weet hoe ik iets moet oplossen denk ik altijd: wat zou Haitink doen.”
Wat zijn uw sterke en zwakke punten?
Neergeslagen ogen. Dan, lachend: „Veel zwakke punten. Ik heb om de zoveel tijd nog steeds een existentiële crisis, van ik wil dit niet. Er is zoveel muziek. Ik heb veel Russisch repertoire gedaan, dat staat dicht bij me. Maar zelfs daarvan heb ik nog niet alles gedaan. Van sommige stukken weet ik dat ze nog niet tot mij spreken, dat heeft tijd nodig. Dirigeren is voor mij een manier van communiceren via je lichaam. Het gaat erom hoe helder en sterk je visie op de muziek is. Als mijn muzikale beslissingen niet helder zijn, worden mijn gebaren ook” – ze doet het voor – „modderig. Musici zijn het dankbaarst als helder is wat de dirigent wil. Het wordt frustrerend als de dirigent moet stoppen en erover praten. Hoe meer je praat, hoe ingewikkelder het wordt.”
Hoe heeft u die lichaamstaal ontwikkeld?
„Als je eenmaal weet hoe je de muziek wilt, dan vertelt dát je lichaam wat het moet doen. Als je bepaalde gebaren gaat instuderen, wordt het dans. En je verliest alle spontaniteit. Tijdens het dirigeren wil je misschien opeens dat het publiek op de trompetten let in plaats van op de violen. Je denkt: die sectie heeft hulp nodig; vandaag moet dit of dat een tikje sneller. Het is een risico om het zo te doen – niet veel dirigenten gaan zo ver. Gergiev, een naam die niet zo populair meer is [hij staat bekend als medestander van Poetin], krijgt alle toeschouwers en alle musici op het puntje van hun stoel omdat je echt niet weet wat hij gaat doen. Mensen zeggen dat hij onduidelijk is. Nee, hij is heel duidelijk. Hij dwingt je om echt met hem in het moment te zijn. En als je dat bent, vertelt hij je precies wat je moet doen.”
Is dat ook hoe u werkt?
„Ik probeer het, en het wordt sterker. Ik wil het publiek iets geven, zeker nu we door corona weer weten hoe onmisbaar het publiek is. Mensen verlaten hun huis om samen te komen in een concertzaal. Ze hebben die inspanning ervoor over. Dan wil ik hen ook iets laten ervaren. En morgen weer iets anders. Ook voor mezelf, ik wil niet iets herhalen. Het is geen massaproduct.”
Vergeleken bij haar man, slagwerker Dominique Vleeshouwers, heeft zij een voorspelbaar leven, zegt ze. „Ik werk mijn schema af, concert na concert. Hij kan de ene week met dansers werken, de volgende met mensen die compleet nerdy zijn over bepaalde AI-technologie.” Ze ontmoetten elkaar in 2016 in Slowakije, „op een muziekfestival waar ze winnaars van verschillende competities bij elkaar hadden gezet. Zoals in The Hunger Games, alleen hoefden wij niet tegen elkaar te vechten.” Hij nodigde haar uit naar Amsterdam te komen om het Concertgebouworkest te zien. „Ik kwam en zag Mariss Jansons dirigeren. Niet slecht voor een eerste date.”
Haar man maakt graag dingen die mensen van zijn eigen leeftijd aanspreken, zegt ze. „Ik heb te maken met een ouder publiek. Financiers en promotors willen het vaak niet te avontuurlijk. Dat kan frustrerend zijn: wéér de achtste of de negende van Dvořrák.” Ook orkesten kunnen behoudend zijn. „Ik hou ervan als een orkest open is, ruimdenkend en hongerig om iets anders te doen, nieuwe dingen te proberen.” De titeltrack van haar net verschenen afscheidsalbum met het Antwerp Symphony Orchestra, All These Lighted Things, is een nieuwe compositie van Elizabeth Ogonek, een jonge Amerikaanse componist met wie ze bevriend is. „Het was heerlijk om met haar samen te werken. Omdat ze me goed kent kan ze iets schrijven met mij in haar hoofd.”
Ze wil eigenlijk alleen nog maar dingen doen die voor haarzelf van betekenis zijn. In 2026 doet ze haar eerste opera, in Zwitserland, Le Nozze di Figaro. „Dat is al jaren mijn droom.” Ze wil de gaten in haar repertoire dichten, de juiste orkesten vinden om dat te doen. „Alles is zo zichtbaar. Zodra je ergens bent, wordt er met laserogen naar je gekeken. Sommige stukken doe ik voor het eerst en dan heb je altijd kans dat een criticus vindt dat ik er niks van bak. Ik wil plekken vinden waar ik kan experimenteren en fouten kan maken. Ik blijf doen waar ik goed in ben, maar er moeten momenten zijn dat ik mijn laboratorium in kan gaan om nieuwe toverdrankjes te brouwen. En als het ontploft, ontploft het.”