Caitlin Clark en Angel Reese: hoe twee basketbalrivalen hun sport veranderen

De Amerikaanse college-basketbalsters Angel Reese en Caitlin Clark zijn tegenpolen, net als Magic Johnson en Larry Bird dat ooit waren. Hun rivaliteit wordt opgepookt door de media, met hoge kijkcijfers tot gevolg. Met name Reese lijdt daar onder.

De een is een atletische verschijning, de ander oogt wat iel. De een is goedgebekt, de ander wat ingetogen. De een speelt voor het basketbalteam van Louisiana State University, de ander voor dat van de universiteit van Iowa. De een gaat voor schurk door, de ander voor heldin. De een is zwart, de ander wit.

Op de achtergrond van een veel groter gevecht – dat tussen Joe Biden en Donald Trump – woedt een sportieve strijd tussen twee van Amerika’s beste basketbalsters: Angel Reese en Caitlin Clark. De media smullen ervan, het publiek ook. Nog nooit groeide de interesse voor een vrouwensport in de VS zo snel als die voor het vrouwenbasketbal.

Het begon met het veel bekritiseerde gebaar aan het eind van de kampioenswedstrijd voor Amerikaanse universiteiten, een jaar geleden. Terwijl ze op Caitlin Clark (22) afliep, wees Angel Reese (21) met de wijsvinger van haar ene hand naar de ringvinger van haar andere hand. Boodschap: hier prijkt de kampioensring straks, dus graag een beetje respect.

Een soortgelijk gebaar, zei Reese na afloop van het duel, had Clark in een eerdere wedstrijd gemaakt tegenover een speelster van Louisville. Daar kraaide geen haan naar, dus wordt er volgens haar met twee maten gemeten. „Dit is voor de meisjes die op mij lijken”, zei ze. „Voor degenen die willen opkomen voor waar ze in geloven. Daar heb ik het vanavond voor gedaan. Schaam je niet voor wie je bent.”

Hun rivaliteit – flink opgepookt door de media – genereert het ene na het andere kijkcijferrecord. Keken er een jaar geleden gemiddeld 9,9 miljoen mensen naar het kampioensduel tussen Iowa en LSU, met Reese en Clark in de hoofdrol, begin deze maand waren dat er 12,3 miljoen in een rematch. Afgelopen zondag werd opnieuw een record verbroken bij de finale tussen South Carolina en Iowa: 18,7 miljoen. Daarmee is het een van de best bekeken niet-olympische sportwedstrijden in de VS ooit.

Leuk al die aandacht, zei Reece na haar laatste treffen met Clark, maar ik moet er wel offers voor brengen. „Ik heb zó veel meegemaakt. Ik ben zó vaak aangevallen. Heb doodsbedreigingen ontvangen. Ben geseksualiseerd.” Op de vraag waarom ze eind vorig jaar een paar weken verstek liet gaan – haar coach gaf de reden destijds niet prijs – zei Reese: „Mijn geestelijke gezondheid gaat boven alles. Ik wil goed in mijn vel zitten.”

De rivaliteit tussen Clark en Reese doet denken aan die tussen basketballers Larry Bird en Earvin ‘Magic’ Johnson in de vorige eeuw, zegt Michael Mulvihill, die marktonderzoek doet voor Fox Sports in de VS en fangedrag analyseert. „Dat was óók een contrast tussen stijlen en persoonlijkheden. Hun rivaliteit bracht de NBA naar nieuwe hoogten. Hetzelfde gebeurt nu in het vrouwenbasketbal.”

Bird was degene die veel scoorde, Johnson passeerde iedereen. Bird groeide op het platteland op, Johnson in de stad. Bird was wat narrig, Johnson extravert. Bird is wit, Johnson zwart. Ruim 35 miljoen Amerikanen stemden in 1979 af op de titelstrijd tussen Johnsons Michigan State en Birds Indiana State, het hoogste kijkcijfer ooit voor een universiteitswedstrijd (m/v).

Net als bij Johnson en Bird draait de marketingcampagne bij Reese en Clark op volle toeren, zegt Vincent van Sliedregt, bondscoach van het Nederlandse vrouwenbasketbalteam. Ook nu gaat het niet alleen om hun sportieve prestaties, maar ook om welk deel van Amerika zij vertegenwoordigen: de witte Clark uit het landelijke Iowa versus de zwarte Reese uit Baltimore. „Ze worden in de hype meegezogen”, zegt hij. „Het is niet niks wat ze over zich heen krijgen.”

Maar hij geniet er wel van, zegt Van Sliedregt, want Clark en Reese laten een niveau zien waar zijn speelsters niet aan kunnen tippen. „Bij vrouwensport hebben we onszelf vaker in de voet geschoten door aandacht te eisen in plaats van te verdienen. Dan zet je jezelf zwakker neer dan nodig. Ook wij hebben ons daar in het Nederlandse vrouwenbasketbal schuldig aan gemaakt. Ook in die zin zijn Reese en Clark een voorbeeld. Ze schotelen een product voor waar mensen op afkomen. Dat zie je niet alleen terug in geld, faciliteiten, bezoekersaantallen en kijkcijfers, maar ook in de onderhandelingen over mediadeals.”

De Women’s National Basketball Association (WNBA) probeert volgens Amerikaanse media een deel van haar gezamenlijke mediarechten met de National Basketball Association (NBA) los te weken, om te profiteren van de ongekende belangstelling voor het vrouwenbasketbal. De twee competities zitten tot 2025 vast aan een deal met ESPN, waaruit de WNBA naar verluidt twee derde haalt van haar jaarlijkse uitzendinkomsten van omgerekend 55 miljoen euro.

Nu Clark en Reese volgend seizoen overstappen van het collegebasketbal naar de professionele WNBA, is de gedachte dat er veel meer valt te halen uit de mediarechten. Voor een nieuwe deal zou worden gekoerst op een bedrag van omgerekend ruim 92 miljoen euro. Heel gek is dat niet als je kijkt naar andere mediadeals in de VS. De National Women’s Soccer League kwam recent nog een bedrag van 56 miljoen euro per seizoen overeen, de National Collegiate Athletic Association van 107 miljoen euro.

Iedereen lijkt te voelen: dit is het moment om te cashen. Of het nou om de verzamelaars in ruilkaarten gaat – een door Clark gesigneerd exemplaar ging onlangs voor 72.000 euro van de hand – tot de hiphopper Ice Cube die Clark 4,6 miljoen euro bood om in zijn 3×3-basketbalcompetitie te komen spelen. Hem was natuurlijk ook niet ontgaan dat de tickets van haar wedstrijden dit seizoen bijna 200 procent duurder waren dan die van vorig seizoen.

In alle hectiek proberen Clark en Reese zich niet gek te laten maken. „Caitlin en ik haten elkaar niet”, zei Reese in aanloop naar hun ontmoeting deze maand. „Ik wil dat iedereen dat begrijpt. Het is gewoon een supercompetitief spel. Als ik eenmaal tussen de lijnen sta, bestaat vriendschap niet.”