Nop Maas, de biograaf van Gerard Reve, lijkt bezig een klein, maar indrukwekkend monument op te richten voor de dichteres Hanny Michaelis (1922 – 2007) in de Nederlandse literatuur. Een poos geleden bezorgde hij twee prachtige oorlogsdagboeken van haar en een boekje met haar jeugdherinneringen, Verst verleden.
Zijn inspanningen lijken mij alleen al op grond van haar geslaagde dichterschap – zie haar Verzamelde gedichten – volkomen terecht. Nu voegt Maas er in eigen beheer een ander interessant boek aan toe: ‘Vastgenageld aan de rand van het niets’ met herinneringen en opinies van Michaelis. Het boek komt in de plaats van een biografie, begrijp ik uit zijn inleiding, die hij „door omstandigheden” niet kon realiseren. Hij was in de jaren negentig met haar bevriend geraakt en had vele gesprekken met haar op de band opgenomen. De neerslag daarvan troffen we al eerder aan in Verst verleden, maar er bleef genoeg materiaal over voor een fors boek.
Michaelis bleek een ideale gesprekspartner voor de interviewer: ze was openhartig en niet bang anderen én zichzelf kritisch te belichten. Het resultaat is een mengsel vol onderhoudende ontboezemingen, soms met roddelachtige kantjes, maar ook met serieuze delen over haar eigen poëzie, haar jeugd en haar relaties met mannen als Gerard Reve, Louis Lehmann, André Volten, Han Lammers („Hij was een schurk”) en vooral („Hij was mijn grote liefde”) Meik de Swaan, een succesvolle zakenman en de vader van Bram. „Zijn vliegtuigongeluk in 1957 is na de deportatie van mijn ouders het allerergste wat me is overkomen.”
Ze noemt de gedichten die ze na zijn dood over hem schreef. De Swaan was een getrouwde minnaar, zoals veel van haar minnaars. „Ik had nooit aan mij verslaafde minnaars”, zegt ze. „Voor een deel is dat mijn eigen schuld. Waarom ik met een feilloos instinct steeds minnaars uitkoos die om een of andere reden mij niet verkozen, weet ik nog steeds niet.”
Haar verbintenis met Reve noemt ze „geen slecht huwelijk”. „Ik voelde me vertrouwd en geborgen bij hem. Daarom heeft het zo lang standgehouden.” Ze beschouwt hem achteraf als „75 procent homoseksueel en 25 procent heteroseksueel.” Er was wel degelijk een seksuele relatie tussen hen. „Als Gerard te veel wilde, riep ik: ‘Steek hem maar tussen twee kussens en doe er wat glycerine bij.’”
Hun psychiater wist haar van Reve „los te weken”. Reve voelde daar aanvankelijk weinig voor, omdat hij vreesde dat haar wereld – na de moord op haar ouders in Sobibor – door een scheiding voor de tweede keer zou instorten.
Ook over Karel van het Reve heeft Michaelis een uitgesproken mening. „Ik denk dat Karel mij een vervelende tegenspreekster vindt, maar ik vind weer dat zijn schoolmeesterachtige, met aplomb gebrachte stellingen vaak op handig geformuleerde simplificaties berusten. Net als Gerard kan hij er niet goed tegen om tegengesproken te worden. Met de homoseksualiteit van Gerard wist Karel gewoon geen raad. Daar schaamde hij zich eigenlijk voor.”
Ergens in de gesprekken met Maas geeft ze toe dat ze soms een grote bek had en kwetsend kon zijn, „maar direct daarna had ik daar weer spijt van”. Zou ze van dit boek ook spijt hebben gekregen? Ik vermoed van niet.