Wat vindt NRC | Meer economische autonomie voor Europa heeft zijn prijs

Heeft de globalisering zijn beste tijd gehad? In de afgelopen jaren is de vrijheid om wereldwijd te handelen en te investeren behoorlijk op de proef gesteld. De uitbraak van een pandemie wees in 2020 veel landen, of blokken zoals de EU, op hun kwetsbaarheid als zoveel essentiële goederen die van ver komen plots niet of minder beschikbaar zijn: mondkapjes zijn een overbekend voorbeeld, maar er bleek veel meer. De heropening van de wereldeconomie, anderhalf jaar later, zorgde voor een grootscheepse obstipatie in de mondiale productieketens toen iedereen tegelijk weer aan de slag ging. Het resulterende tekort aan chips, bijvoorbeeld, frustreerde de productie van een baaierd aan goederen, van auto’s tot wasmachines en droeg bij aan de inflatie.

China’s dominantie in grondstoffen én producten voor de energietransitie, van zeldzame aardmetalen tot zonnepanelen, smoort de opkomst van soortgelijke industrieën elders. Tekorten aan medicijnen treden op als er in India, waar er veel van worden gemaakt, problemen zijn. En de door Rusland begonnen oorlog in Oekraïne wijst erop dat, als het erop aankomt, de productie van wapens en munitie in eigen land of blok een prioriteit moet krijgen die er vaak niet meer was.



Veel van deze problemen komen nu samen in de Europese Unie. En dat leidt tot de vraag of de vrijwillige wederzijdse afhankelijkheid die Europese handel met de rest van de wereld vergde, niet is omgeslagen in een riskante kwetsbaarheid.

Die verandering in denken is niet los te zien van de sterk gewijzigde geopolitieke verhoudingen. Globalisering vergt een vreedzame omgang en vertrouwen in de handelspartners in de wereldeconomie. Onder de Amerikaanse paraplu waren die, zeker sinds de val van de Berlijnse Muur, lange tijd grotendeels vanzelfsprekend. Maar het klimaat is guur geworden: de VS richten zich ostentatiever op het directe eigenbelang in de omgang met de rest van de wereld. China schuwt de verantwoordelijkheid voor het geheel die zijn steeds grotere rol in de wereld met zich mee zou moeten brengen. In dat vacuüm grijpen andere landen hun kans.

Nu was volledige vrijhandel er nooit werkelijk: altijd zijn er formele of informele obstakels gebleven. En eerlijk was dat, zeker tussen Noord en Zuid, zeker niet altijd. Dat geldt allemaal ook voor grensoverschrijdende investeringen. Maar toch schreed globalisering lange tijd voort, en heeft grote voordelen gebracht. Lagere kosten en grotere welvaart, afnemende armoede in een wereld waar de productie van goederen – en veel diensten – plaats kon vinden op de plekken waar de omstandigheden het beste waren.

Het is begrijpelijk dat landen en blokken zich in het huidige geopolitieke klimaat bezinnen op hun rol in de wereldeconomie. Dat zij hun afhankelijkheid en kwetsbaarheid willen verminderen en essentiële taken – voedsel, veiligheid, gezondheid en energie – liever weer in eigen hand hebben. In de EU wint de traditioneel meer nationaal gerichte Franse traditie het in dit opzicht nu duidelijk van de meer internationaal georiënteerde Duitse.

Toch is voorzichtigheid geboden. Het risico is dat voordelen die globalisering bracht, veranderen in de nadelen van déglobalisering: hogere prijzen en gemiste welvaart. Een grotere nationale of regionale weerbaarheid en toenemende autonomie hebben hun prijs. En dat geldt, als iedereen zich zo opstelt, in nog sterkere mate voor de wereld als geheel.