Opinie | Wat moeten feministen in godsnaam met de discussie over het woord ‘vrouw’?

Onlangs ontstond er onrust omdat in een wetsvoorstel inzake het registreren van nieuwgeboren kinderen in het bevolkingsregister de term ‘moeder uit wie het kind geboren is’ was veranderd in ‘ouder uit wie het kind is geboren’. Gelukkig bleek het storm in een glas water. Demissionair minister De Jonge noemde het een „onnodige fout” die „spoedig rechtgezet zal worden”.

Dat neemt niet weg dat zaken met betrekking tot ‘gender’ steeds gevoeliger komen te liggen. Het gaat soms zover dat het woord ‘vrouw’ alleen al als stigmatiserend wordt opgevat. Sommigen spreken liever van ‘mensen met een baarmoeder’ (wat een beetje vreemd is, want er zijn genoeg vrouwen die geen baarmoeder meer hebben) of ‘mensen die menstrueren’ (helemaal ondoordacht – dus meisjes en vrouwen na de overgang zijn geen vrouw?). Zó bang zijn we tegenwoordig geworden voor stereotyperingen in onze taal. Het zal zo’n vaart niet lopen, maar toch bekruipt mij soms het bange voorgevoel dat het woord ‘vrouw’ binnenkort áltijd tussen aanhalingstekens geplaatst zal moeten worden om kritiek voor te zijn. Wat in godsnaam moeten feministen met deze ontwikkeling? Zij nemen het toch juist op voor vrouwen.

Vrouwenrechten zijn een voorbeeld van wat historici wel de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige noemen: terwijl vrouwen in liberale democratieën formele gelijkheid hebben bereikt en nu vechten tegen de doorwerking van de meer verborgen vormen van ongelijkheid, lijken vrouwen in andere delen van de wereld onder een onversneden mannenheerschappij te leven. Reactionair islamitische regimes zoals de Taliban in Afghanistan, de ayatollahs in Iran en terreurorganisaties zoals IS zijn daarvan de meest schrijnende voorbeelden, maar ook elders in de wereld gaan vrouwen nog vaak gebukt onder vérgaande mannelijke overheersing. Zeg maar gerust: patriarchaat. Orthodox-religieuze groeperingen van welke soort ook delen in het algemeen een zeer traditionele opvatting over de rol- en taakverdeling tussen de seksen.

Dit kan schuren, vooral nu in het westerse feminisme, met alle nadruk op diversiteit en een brede waaier van diverse genders, vrouwen als achtergestelde groep juist uit zicht raken. Anders gezegd: de lhbtqia+-gemeenschap is momenteel oneindig veel zichtbaarder dan vrouwen. Dat heeft alles te maken met de opmars van het postmodernisme binnen genderstudies en het culturele veld: het vrouwelijke is zo gedeconstrueerd en het begrip intersectionaliteit is zo dominant geworden, dat de vrouwelijke identiteit nauwelijks meer ter zake doet. Terecht stelt feministe Jolande Withuis in haar boek Vrouw en vrijheid dat de belangen van vrouwen op deze manier ondergesneeuwd raken: „diversiteit gaat door voor feministisch maar is het in de praktijk niet.”

Ook dit wringt

Globaal genomen tekenen zich momenteel binnen het feminisme twee richtingen af. Ten eerste is er de richting die vindt dat vrouwen alles kunnen bereiken als ze maar niet in de traditionele vrouwenrollen blijven hangen (en niet in deeltijd blijven werken). Je zou dat carrièrefeminisme kunnen noemen. Veel vrouwen maken de facto inderdaad carrière dankzij het feminisme. Vervolgens gelden ze als rolmodellen. Wat er wringt is dat deze ‘topvrouwen’ zo’n sterk geloof hebben in de mogelijkheden (‘kijk naar mij, als je maar wilt kun je alles bereiken’), dat solidariteit met hun op de arbeidsmarkt minder succesvolle zusters soms ver te zoeken is.

Ten tweede is er de richting die juist de nadruk legt op het onrecht dat vrouwen wordt aangedaan en daarom vooral aanklaagt en beschuldigt. Denk aan #MeToo. Het staat buiten kijf dat het bestrijden van seksueel geweld en ander ‘grensoverschrijdend gedrag’ een belangrijk element is van het feminisme, maar het werkt het cultiveren van het slachtofferschap wel in de hand. Dan wordt dát een onderdeel van de identiteit en worden vrouwen weer het zwakke geslacht – zij het met het krachtige wapen van de aanklacht. Ook dit wringt.

Ik zou het betreuren als de termen mannelijk en vrouwelijk helemaal zouden verdwijnen

Brede emancipatiebewegingen, die per definitie niet strak zijn georganiseerd, kunnen last krijgen van zelfbenoemde woordvoerders. Omdat vrouwen met héél veel zijn, namelijk zo’n kleine vijftig procent van de mensheid, speelt dit probleem binnen het feminisme extra sterk – zeker in combinatie met het binnen emancipatiebewegingen altijd dreigende sektarisme (Wie is zuiver in de leer? Wie zijn de overlopers, verraders, renegaten etcetera?).

Maar de feministische leus was toch ‘het persoonlijke is politiek’? Woordvoerders die vanuit hun eigen ervaringen spreken laten hun ‘identiteit’ zwaar wegen. Dat kunnen dus topvrouwen zijn of slachtoffers van seksueel overschrijdend gedrag. Maar vooral vertegenwoordigers van de lhbtqia+-gemeenschap en woordvoerders van het intersectioneel feminisme voeren tegenwoordig de boventoon. Zij leggen accenten die voor grote groepen vrouwen in hun dagelijkse bestaan niet per se relevant zijn, zoals genderneutrale toiletten, de rechten van drag queens of de indeling van de mensheid in wit versus niet-wit. Voor mensen die het feminisme een warm hart toedragen zijn deze nieuwe accenten soms storend, want ze leiden de aandacht af van zaken die vrouwen aangaan. Met andere woorden: ook dát wringt.

Gevaar van framing

De vrouwenbeweging streed en strijdt niet alleen voor gelijke rechten maar ook voor erkenning van de specifieke rol die vrouwen kunnen spelen. Er zijn altijd feministen geweest die vinden dat er meer ruimte en waardering moet komen voor de aan vrouwen toegeschreven eigenschappen: de vrouwelijkheid. Maar omdat dit element op gespannen voet leek te staan met het gelijkheidsprincipe zijn er ook altijd feministen geweest die zich hebben verzet tegen het idee van vrouwelijkheid. Daar is wat voor te zeggen, want het gevaar van framing is groot. Feministe Withuis noemt het ophemelen van vrouwelijke eigenschappen „een valkuil” die de seksedichotomie in stand houdt, terwijl die in haar ogen juist moet verdwijnen. Ook feministen van de tweede golf hebben zich schuldig gemaakt aan die ‘vrouwelijkheidswaan’, aldus Withuis. Ideeën over vrouwelijkheid zijn slechts een historisch product en daarmee artificieel. Daarmee doet ze het element van de vrouwelijke factor als onderdeel van het feminisme definitief in de ban.

Zeker, we moeten ophouden met individuen altijd maar te zien als representant van een mensensoort, of dat nu een sekse is of een huidskleur of een volk of een seksuele voorkeur of een stand of klasse of wat dan ook, een praktijk die juist door de identiteitspolitiek in de hand wordt gewerkt. En ja, mensen moeten vrij zijn om te bepalen wie ze zijn en hoe ze hun eigen identiteit(en) beleven. Maar daar hoort ook het begrippenpaar man/vrouw bij. Ik zou het betreuren als de termen mannelijk en vrouwelijk helemaal zouden verdwijnen. Er zijn altijd mannelijke vrouwen en vrouwelijke mannen geweest. Het is de verdienste geweest van de tweede feministische golf dat sekse (biologie) en gender (toegeschreven eigenschappen) definitief werden losgekoppeld.

Nog altijd verdienen verschillen tussen mannen en vrouwen onze aandacht. Maaike Meijer, emeritus hoogleraar genderstudies, schreef onlangs een boek over mannelijkheid en het mannelijke overwicht in alle mogelijke vormen van geweld. Zij zoekt de verklaring hiervoor in de freudiaanse socialisatietheorie: in de opvoeding krijgen jongens de boodschap dat ze geprivilegieerd zijn terwijl meisjes leren om zich te schikken. Het gevolg is dat vrouwen hebben geleerd om te gaan met het realiteitsprincipe, terwijl mannen blijven dromen van macht, succes en aanzien. Veel meer dan het lichamelijk verschil verklaart dit verschil in socialisatie volgens Meijer waarom mannen statistisch zo hoog scoren in geweldpleging. Haar boodschap is dat daarover meer moet worden nagedacht.

Ik ben het met haar eens. Het in de ban doen van de begrippen mannelijkheid en vrouwelijkheid acht ik niet alleen ahistorisch, maar ook onwerkbaar en onwenselijk. We zijn nog lang niet uitgepraat over patronen van mannelijkheid en vrouwelijkheid. En wat belangrijker is: nog altijd gaat de maatschappelijke waardering ervan niet gelijk op. Zowel vrouwelijkheid als mannelijkheid dient ter discussie te staan. Mij lijkt het cancelen van dit begrippenpaar evengoed een valkuil. Ik zou bijna willen zeggen: zusters, let op uw zaak! De kern van het feminisme is nog altijd de expliciete kritiek op een als onrechtvaardig ervaren hiërarchie tussen de seksen. Die kritische houding zal de komende eeuwen ook nodig blijken, en daarom verwacht ik nog wel meer feministische golven.

Dit is een bewerkte versie van de epiloog van Elementaire Deeltjes 83 – Feminisme door Els Kloek, recent verschenen bij Singel Uitgeverijen / Athenaeum.


Lees ook
2023 was niet alleen het jaar van Barbie, het was ook een slecht jaar voor de feministische zaak

2023 was niet alleen het jaar van Barbie, het was ook een slecht jaar voor de feministische zaak


Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’