Het Openbaar Ministerie heeft dinsdag in hoger beroep een voorwaardelijke celstraf van zes maanden geëist tegen Richard de Mos, voorman van de Haagse lokale politieke partij Hart voor Den Haag. Daarnaast wil het OM dat de rechter De Mos een boete van 10.000 euro oplegt, een taakstraf en vier jaar ontzegging van het recht om functies uit te oefenen in het openbaar bestuur. Volgens procureur-generaal Koos Plooij is er in het strafdossier voldoende bewijs voorhanden voor omkoping en schending van het ambtsgeheim in de tijd dat hij wethouder was in het college van B&W in Den Haag.
Vorig jaar april sprak de rechtbank in Rotterdam De Mos, partijgenoot Rachid Guernaoui en vier andere verdachten in deze strafzaak nog vrij. Het Openbaar Ministerie had toen 22 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf tegen De Mos geëist. Tegen die medeverdachten zijn nu opnieuw voorwaardelijke gevangenisstraffen en boetes geëist.
In hoger beroep maakte het OM harde verwijten aan het adres van rechter Jacco Janssen. In de vonnissen was volgens Plooij blijk gegeven van „een onzorgvuldige benadering” van het strafdossier en de ten laste gelegde feiten. „Onvoldoende zorgvuldig besproken en gewogen”. aldus Plooij. Met de vrijspraak zou de rechtbank „een kleine bibliotheek aan wetgeving en arresten over redelijke vermoedens van schuld hebben gemist. Dat moet beter worden beoordeeld.”
Partijfinanciering
Volgens de rechter had het OM onvoldoende hard gemaakt dat De Mos en zijn partij waren omgekocht door vijf Haagse zakenmensen die met financiering van honderdduizend euro de verkiezingscampagne van 2018 hadden gespekt en daar invloed mee hadden gekocht. Niet bewezen, oordeelde de rechter en bovendien moest het strafrecht niet gebruikt worden om de gevolgen van gebrek aan wetgeving over partijfinanciering te compenseren.
Daar is het OM niet mee eens. Vriendjespolitiek moet niet in de politieke arena ontmaskerd worden, daar heeft het te weinig instrumenten voor. Het strafrecht heeft dat wel, aldus Plooij. Daarom draait het hoger beroep volgens hem om twee vragen: hebben de verdachten zich schuldig gemaakt aan omkoping en was er sprake van het gezamenlijk schenden van de geheimhoudingsplicht?
Het OM bracht opnieuw afgeluisterde telefoontaps en mailverkeer in om aan te tonen hoe die zakenlui zich in de partij zouden hebben ingekocht en besluitvorming konden sturen. „Het is briljant dat we indirect aan de onderhandelingstafel zitten met andere coalitiepartijen”, aldus een van hen. „In het geheim, om lopende zaken in het stadsbestuur te bespreken. Dichter bij het vuur kunnen we niet liggen.” In een andere mail: „het is natuurlijk goud dat ze zo dicht bij vuur zitten zonder dat we zichtbaar vriend met de De Mos zijn of lid zijn van zijn partij.”
Frustratie
Tot ergernis van De Mos die zijn irritatie tijdens een pauze niet kon onderdrukken: „een suggestief, criminaliserend en knotsgek requisitoir valt ons ten deel”, plaatste hij op X. „Het OM heeft he-le-maal niets geleerd van de gigantische tik op de vinger van drie onafhankelijke rechters. De corruptiebril is weer op.”
De zaak tegen De Mos speelt sinds 2019. Aanleiding was rechercheonderzoek naar een corrupte ambtenaar die vergunningen zou verkopen. In dat onderzoek kwamen ook Richard de Mos en Rachid Guernaoui in beeld.